Lesboekje Romeinenkring 2011, Hervormd Oene

Romeinenkring




Opdat u eensgezind, met één mond,
de God en Vader van onze Heere Jezus Christus verheerlijkt

Rom. 15:6












Hervormde gemeente Oene
2011












Inhoudsopgave

Inleiding                                                                                                                  

Introductie op de brief van Paulus aan de Romeinen
De Romeinenbrief                                                                                       
Paulus                                                                                                                      
Het antieke Rome                                                                                       
Het thema van de Romeinenbrief                                                              

Structuuroverzicht                                                                                                

De brief van de apostel Paulus aan de Romeinen
Avond 1                       Goudeerlijk                                           
Avond 2                       Wie ben je?                                         
Avond 3                       Eindelijk vrij?!                                        
Avond 4                       Samen, niet alleen                              

Johannes Groenewegen       ‘De roem van vrije genade’                                    

Literatuurlijst                                                                                                                                 

Bijlagen                     
Verdieping I                De wet van God                                                        
Verdieping II               De grootheid van God                                              
Verdieping III              Verzoening                                                               
Verdieping IV             Heiligmaking                                                            
Verdieping V              De hemel                                                                  
           















Inleiding

Beste jongere,

Voor je ligt het Bijbelstudiemateriaal voor de Romeinenkring. Je vindt in dit document veel handige informatie om je voor te bereiden op de avonden. Het is raadzaam om te beginnen met het lezen van de Introductie op de brief van Paulus aan de Romeinen.
  
Een ander handig hulpmiddel bij het bestuderen van de Romeinenbrief is het structuuroverzicht. Raadpleeg deze vaak en je zult zien dat het je meer inzicht in de opzet van de brief geeft.

Buiten dit is het biddend lezen van de Romeinenbrief zelf natuurlijk de beste voorbereiding. Probeer om in ieder geval de eerste acht hoofdstukken van de Romeinenbrief voor jezelf door te lezen. Eventueel kun je dan alvast wat vragen noteren.

Ten slotte vind je aan het einde van dit boekje enkele bijlagen. Hierin staat extra theologische informatie die we verder niet (uitgebreid) zullen behandelen op de avonden. Wellicht dat je die een keer zelf, of met anderen, kunt bestuderen.

We hopen en bidden om gezegende avonden waar Jezus Christus, onze Heere, in het middelpunt zal staan!


Soest, april 2011                                                                                           J.W.J. Treur



















Introductie op de brief van Paulus aan de Romeinen

De Romeinenbrief

De Bijbel bestaat uit 66 boeken. Over elk afzonderlijk Bijbelboek is veel te zeggen. Zo ook over de brief van Paulus aan de Romeinen. Deze brief heeft de apostel Paulus rond 57 n. Chr. vanuit Korinthe naar de christelijke gemeente in Rome gestuurd.

Het eerste wat opvalt, is de plaats van de Romeinenbrief binnen het Nieuwe Testament.
Je kunt je afvragen waarom deze brief nu juist vooraan is geplaatst. Het is namelijk niet de eerste brief van Paulus, dat is I Thessalonicenzen.
De reden dat deze prachtige brief als eerste is geplaatst na Handelingen komt door het werk van de Heilige Geest. Hij heeft de vroege kerk laten inzien dat deze brief van zeer grote waarde is. In Handelingen kunnen we lezen hoe de kerk groeide en in de Romeinenbrief kunnen we lezen wat zij geloofde. Om deze reden wordt Romeinen ook wel de dogmatiek (de geloofsleer) van het Nieuwe Testament genoemd.

Het tweede wat opvalt, is de bijzondere plaats van de Romeinenbrief in de kerkgeschiedenis. De Heilige Geest heeft meerdere malen krachtig gewerkt door de boodschap van de Romeinenbrief. Zo is de beroemde kerkvader Augustinus door deze brief tot geloof gekomen.
Hij was een professor, een briljant man. Toch leefde hij een immoreel, goddeloos leven.
Door het horen van een kinderstem die ‘Tolle, lege’ (neem en lees) zong, pakte hij de Bijbel op en las in het dertiende hoofdstuk van Romeinen: ‘Laten wij, als op klaarlichte dag, op een gepaste wijze wandelen, niet in zwelgpartijen, niet in dronkenschappen, niet in slaapkamers en losbandigheden, niet in ruzie en afgunst. Maar bekleed u met de Heere Jezus Christus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken.

Toen kon Augustinus er niet meer onderuit. God greep hem in zijn hart en hij werd gered.
Na zijn bekering heeft de Heere Augustinus tot een van de belangrijkste kerkelijke leiders ooit gemaakt.

Een ander voorbeeld van Gods werk door de Romeinenbrief was de bekering van Maarten Luther. In 1515, toen hij nog rooms-katholiek was, besloot hij colleges te gaan geven over de Romeinenbrief. Tijdens de bestudering las hij dat de mens gerechtvaardigd wordt door het geloof alleen. Dit leidde tot een grote verandering in zijn leven en later ook tot de protestantse reformatie.

Het was Luther die eens het volgende over de Romeinenbrief zei: ‘Een christen zou elke dag uit de Romeinenbrief moeten lezen, want het is het beste voedsel voor de ziel. Hoe vaker men de brief leest hoe mooier hij wordt!’






Paulus

Stel je het volgende eens voor. Je komt thuis uit school en vindt een brief op de deurmat.
Hij is aan jou geadresseerd. Snel loop je naar je kamer om de brief te openen. Je ogen vliegen over de regels. Prachtig, je hebt nog nooit zoiets gelezen! Maar… er is iets vreemds aan de hand… nergens kun je een afzender vinden…

Iedereen is het erover eens dat het belangrijk is om te weten van wie je een brief krijgt.
Dat maakt dat je de inhoud meer waardeert. Zo is het ook met de Romeinenbrief.
Daar is vanaf het eerste vers duidelijk wie de brief schrijft: Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel. Rom. 1:1a

En dit is meteen het eerste wonder van de Romeinenbrief. Van alle mensen die toen leefden, koos de Heere nota bene Paulus uit! Paulus, een harde, nationalistische jood die Jezus Christus en alles wat met Hem te maken had, haatte. Maar Jezus verscheen aan hem op de weg naar Damascus, en hij kwam tot geloof (zie: Handelingen 9).

Wat moet Paulus een droefheid gehad hebben over zijn vroegere leven. Hij had de christelijke gemeente en God zoveel verdriet gedaan. Misschien herken je dat wel. Vroeger leefde je langs God heen. Interesseerde het je eigenlijk niets. Nu heb je spijt, want je hebt geleerd dat er buiten Christus geen leven is. Put dan troost uit het leven van Paulus. Want voordat Paulus naar God vroeg, was de Heere al met hem bezig!

Hoe we dit kunnen weten? Kijk maar naar het leven van Paulus vóór zijn bekering.
De intelligente Paulus behoorde tot de slimste mensen van zijn tijd. Hij was een jood, afkomstig uit de stam van Benjamin en werd al vroeg klaargestoomd voor farizeeër. Zijn leraar was niemand minder dan de beroemde farizeeër Gamaliël I. God zorgde ervoor dat Paulus al vroeg thuis raakte in de Hebreeuwse Bijbel, ofwel het Oude Testament.

Maar dat was nog niet alles. Paulus was ook een Romeins staatsburger. Dit was een grote eer en het opende vele deuren. Ten slotte is ook zijn geboorteplaats Tarsus van groot belang geweest voor de ontwikkeling van Paulus. Deze wereldstad was een van de belangrijkste centra van de Griekse cultuur en Paulus heeft dus ook uitgebreid kennis gemaakt met de Griekse filosofie van zijn dagen.

Samengevat kunnen we zeggen dat Paulus grote kennis van het jodendom en van de Griekse filosofie had. Hierdoor was hij in staat om het christendom te verdedigen en uit te leggen aan zowel Joden als Grieken (zie: Het thema van de Romeinenbrief).
God heeft Paulus dus rijk gezegend met een gezond verstand, een uitstekende opleiding en het allerbelangrijkste: de verlichting met de Heilige Geest!

Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen. Rom. 11:36  




Het antieke Rome

De stad Rome was ten tijde van Paulus een belangrijke wereldstad. De talloze paleizen en tempels gaven de inwoners van Rome het gevoel dat ze onoverwinnelijk waren. Het leven van alledag was luxe voor de rijken en zwaar voor de armen. Talloze aquaducten zorgden voor de watervoorziening van Rome. Hierdoor was het ook mogelijk om badhuizen, fonteinen en een heus rioolsysteem aan te leggen. Toch betekent dit niet dat het leven in Rome een pretje was. Ooggetuigen spreken over Rome als een overbevolkte, lawaaiige en stinkende stad. Heidense godsdiensten en keizerverering vierden hoogtij. En zoals gezegd waren de verschillen tussen arm en rijk gigantisch groot.

De rijke inwoners van Rome woonden in grote villa’s en behoorden veelal tot de senaat.   
De rest van de inwoners, die beduidend minder te besteden hadden, woonden in zogenaamde insulae. Dit waren kleine woningen waarvan de benedenverdieping als winkel werd gebruikt. De christelijke gemeente bestond in de beginperiode uit deze arme laag van de bevolking.

Het thema van de Romeinenbrief

Het thema van de Romeinenbrief is de openbaring van Gods veroordelende en reddende rechtvaardigheid. In het kruis van Christus, veroordeelt God de zonden en toont tegelijkertijd Zijn reddende genade!

In Rom. 1:16-17 wordt dit kernachtig weergegeven:

16 Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek.
17 Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.


















Structuuroverzicht

I. Het evangelie als openbaring van de rechtvaardigheid van God (1:1-17)
            A. Begroeting: het evangelie over de Zoon van God (1:1-7)
            B. Dankzegging: het verlangen om de gemeente in Rome te bezoeken (1:8-15)
            C. Thema: het evangelie van de rechtvaardigheid van God (1:16-17)
II. Gods rechtvaardigheid in Zijn toorn tegen zondaren (1:18-3:20)
            A. De onrechtvaardigheid van de heidenen (1:18-32)
            B. De onrechtvaardigheid van de joden (2:1-3:8)
            C. De onrechtvaardigheid van alle mensen (3:9-20)
III. De reddende rechtvaardigheid van God (3:21-4:25)
            A. Gods rechtvaardigheid in de dood van Christus (3:21-26)
            B. Rechtvaardigheid door het geloof voor joden en heidenen (3:27-31)
            C. Abraham als de vader van joden en heidenen (4:1-25)
IV. Hoop als gevolg van de rechtvaardiging door het geloof (5:1-8:39)
            A. De zekerheid van de hoop (5:1-11)
            B. Hoop op Christus’ overwinning op de zonde van Adam (5:12-21)
            C. De overwinning van genade op de macht van de zonde (6:1-23)
            D. De overwinning van genade op de macht van de wet (7:1-6)
            E. De wet en zonde (7:7-25)
            F. Leven in de Geest (8:1-17)
            G. De zekerheid van de hoop (8:18-39)
V. Gods rechtvaardigheid voor Israël en de heidenen (9:1-11-11:36)
            A. Gods beloften van redding aan Israël (9:1-29)
            B. Israëls verwerping van Gods beloften van redding (9:30-11:10)
            C. Gods rechtvaardigheid in Zijn plan met joden en heidenen (11:11-32)
            D. Afsluitende lofprijzing (11:33-36)
VI. Gods rechtvaardigheid in het leven van elke dag (12:1-15:13)
            A. Oproep tot totale toewijding aan God (12:1-2)
            B. Kenmerken van de christelijke gemeente (12:3-13:14)
            C. Oproep tot eensgezindheid (14:1-15:13)
VII. De reikwijdte van Gods rechtvaardigheid (15:14-16:23)
            A. De totstandkoming van kerken onder de heidenen (15:14-33)
            B. De waardering en begroeting van medearbeiders (16:1-23)
VIII. Samenvatting van het evangelie van de rechtvaardigheid van God (16:25-27)












 
 

Avond 1                       Goudeerlijk                                    11 mei 2011



Lezen: Rom. 1:1-7, 3
Zingen: Ps. 108:1 en 2; Psalm 84:6

Aan het einde van hoofdstuk 2 doet Paulus een onthutsende mededeling. Hij stelt dat de besnijdenis en de wet op zich iemand nog niet tot een echte jood maken! Jood zijn (wat God lover betekent) is namelijk een zaak van hart en leven. Men mag niet met de wet de hand lichten, anders is men niet anders dan een onbesnedene. De joodse lezers van deze brief hebben waarschijnlijk met hun oren staan klapperen!

Je kunt dan de vraag stellen of er nog wel een verschil is tussen jood en heiden. Het antwoord is ja! God heeft het volk Israël uitgekozen als Zijn verbondsvolk, waarvan de besnijdenis het teken was. Het waren de joden die de woorden van God, de wet en de profetieën, ontvingen.

Maar ondanks dit alles, zijn ook zij onder de macht van de zonde. Zowel in woorden als in daden staan zij, samen met ons, schuldig tegenover God… Er staat immers geschreven: Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen. Gal. 3:10b

En wat nu…?

 
Om te bespreken



1. Paulus zegt in vers 11 dat er niemand is die God zoekt. Hij schrijft dit nota bene aan een christelijke gemeente! Waarom zou hij dit doen? Wat vind je hiervan?

2. Zonde bestaat uit het zeggen, doen of denken van zaken die niet in perfecte overeenstemming zijn met de heilige wet van God. Kun je christen zijn zonder kennis van je zonden?

3. In de slotverzen van Rom. 3 schrijft Paulus heel diep over de vraag, hoe een mens in Gods ogen rechtvaardig kan zijn. Enkel en alleen door te geloven in Jezus Christus. Dat is een eenvoudige boodschap. En toch hebben veel mensen daar grote moeite mee. Hoe zou dat komen?

4. In Ef. 2:8 staat het volgende: Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God.
Waarom is dit een troost? Mag jij God al kennen? Hoe kun je dat zeker weten?

5. In vers 24 staat het volgende: en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.

Deze rechtvaardiging is compleet. Niet voor niets riep Jezus aan het kruis: ‘Het is volbracht!’ Al onze zonden, die we gedaan hebben, en zelfs de toekomstige zonden zijn ons vergeven. Jezus onze zonden, wij Zijn rechtvaardigheid. Wat een wonder! Dit is zo’n diep geheim dat zelfs Gods kinderen het maar ten dele kunnen bevatten.

Toch zijn er veel christenen, misschien jij ook wel, die bang zijn om de volle betekenis van deze rijke Schriftwoorden te aanvaarden. In plaats van zich als rechtvaardig voor God te zien door de rechtvaardigheid van Christus, kijken ze naar hun rechtvaardigmaking als een toerekening van iets wat ze in werkelijkheid niet zijn. Hoe zou dit komen denk je? Herken je deze angst?  

6. Als je twee verzen zou moeten kiezen die je aan de gemeente van Oene zou mogen doorgeven, welken zouden dat dan zijn?

7. Stel je de volgende situaties eens voor:

A. Je bent in gesprek met een leeftijdsgenoot. Hij zit erg met zijn zonden. Zijn leven is één grote pijnhoop en je vertelt hem over de Heere Jezus. Toch durft hij niet te geloven dat het ook voor hem kan. Eerst wil hij bepaalde dingen in zijn leven opruimen voordat hij naar God durft te gaan in gebed. Wat zeg je tegen hem?

B. Op een andere dag spreek je met iemand af om ergens wat te gaan drinken. Het gesprek gaat over het geloof. De persoon tegenover je reageert een beetje geërgerd.
Waarom hebben jullie het altijd maar over Jezus in de kerk?! Er is toch meer in het leven?!
Wat zeg je tegen hem?


Aantekeningen:













































 
 

Avond 2                       Wie ben je?                                    25 mei 2011

Lezen: Rom. 5:1-11, 6
Zingen: Ps. 147:1 en 10

Vanaf hoofdstuk 5:1 spreekt Paulus over de gerechtvaardigde mens. Wij dan gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus. Wat een wonder!

Vrede bij God. Dus geen oorlog meer! Buiten de Heere Jezus om, is God voor de mens een verterend vuur en de mens voor God een kind des toorns. Maar op Gogoltha is het vredesverdrag getekend. Nu snap je ook waarom Paulus in Rom. 1:7 het volgende kan zeggen:

Aan allen die in Rome zijn, geliefden van God en geroepen heiligen: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.

Toch leven we nog steeds in oorlogsgebied. De macht van de zonde is zo groot dat zelfs een wedergeboren christen hier nog dagelijks mee worstelt. Dat kan je soms moedeloos maken. En toch: als wij voor de spiegel van ons oude ‘ik’ staan, moeten we altijd weer constateren, dat we er toegetakeld uitzien. Maar als wij onszelf mogen beoordelen in het aangezicht, in de spiegel van Christus, dan is er hoop! Goddank, er is voor eeuwig een streep door mijn verleden komen te staan.

Jezus leeft en wij met Hem!

Wat heeft dit voor gevolgen voor het leven van alledag?

 

Om te bespreken

1. Ds. C. den Boer zei eens: Rechtvaardig zijn voor God door het geloof moet tegelijk ook inhouden: heilig leven voor God in de praktijk van alledag.
Wat zou hij hiermee bedoelen? Kan dit eigenlijk wel?

2. In vers 4 spreekt Paulus over de doop. Wat is eigenlijk het verschil tussen gedoopte mensen en niet-gedoopte mensen? Ze moeten toch allebei een nieuw hart krijgen?

3. Met kerst is Jezus Christus geboren, Hij is jong geweest, puber geweest, adolescent geweest en is als een volwassen man gestorven aan het kruis. Je kunt dus zeggen dat de Heere Jezus al de fasen van het menselijk leven heeft doorlopen. Wat hebben wij hieraan?

4. Op 1 januari 1863 werd in Amerika de slavenhandel officieel verboden. Het hele land was in rep en roer. Je kunt je de vreugde bij de slaven voorstellen! Toch gebeurde er de volgende dag iets vreemds. De slaven gingen gewoon weer aan het werk op de plantages, alsof ze nog steeds gevangen waren!

Zo is het helaas ook vaak in de kerk. Er zijn mensen die het nieuwe leven in Jezus Christus hebben ontvangen, maar vaak zo koud zijn. Het lijkt net alsof ze nog steeds gevangen zitten onder het juk van de zonde. Alsof hun leven nog steeds door deze gevaarlijke macht geregeerd wordt. Herken je dit? Hoe zou dit toch komen? Wat zegt Paulus hierover?

5. Dr. H.F. Kohlbrugge zei eens: ‘Op Gogoltha ben ik bekeerd.’ Wat zou hij hiermee bedoelen?

6. Sommige mensen zeggen dat je zondeloos kunt worden. Dat is een gevaarlijke gedachte en bovendien niet-Bijbels. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn Woord niet in ons. 1 Joh. 1:10

Maar als we met Christus voor de zonde gestorven zijn, dan is toch alles vergeven? We zijn toch dood voor de zonde (zie vers 11)? Hoe komt het dat we nog steeds zonden doen?
Kunnen we dan wel vrede met God hebben?!

7. In vers 19 staat het volgende: Want zoals u uw leden beschikbaar gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de ene wetteloosheid tot de andere wetteloosheid, stel zo nu uw leden beschikbaar ten dienste van de gerechtigheid, tot heiliging.
Wat betekent: je leden beschikbaar stellen ten dienste van de gerechtigheid? Hoe kunnen we dit als jongeren van Oene gestalte geven in ons eigen leven, onder mekaar en in de kerk?

8. Als je twee verzen zou moeten kiezen die je aan de gemeente van Oene zou mogen doorgeven, welken zouden dat dan zijn?




Aantekeningen:















































Avond 3                       Eindelijk vrij?!                      8 juni 2011

Lezen: Rom. 7-8:1
Zingen: : Ps. 116:1, 2 en 3, Ps. 38:6, 9 en 22; Ps. 95:1 en 4

Ajax speelt tegen Feyenoord. Na de wedstrijd loopt de spanning hoog op. Supporters van beide groepen beginnen te vechten. Dan komt de politie en begint de ellende pas echt…
Zo is het ook met de onbekeerde mens. Die keert zich af tegen God. Toen echter de wet van God kwam, groeide de vijandschap tegen God nog meer! Net als de jongeren die op straat pas echt gingen rellen toen de politie kwam. Maar is de wet dan slecht? En hoe zit het met de zonde? Waar ben ik nu aan toe als christen jongere?

Kort en bondig gaat Paulus de zaak duidelijk maken. Hij gebruikt het beeld van een huwelijk, waarin hij de relatie van een onbekeerd iemand met de wet omschrijft. Een vreselijk huwelijk omdat de wet de onbekeerde in het ongeluk stort(!)

Dan komt er een sterfgeval tussenbeide en verliest de wet alle recht. Dat is gebeurd op Gogoltha! In Hem, met Hem gestorven. Afgelopen dat vreselijke huwelijk tussen de wet en mij.
Niet langer verdoemt de wet mij. Het is van groot belang om een juiste visie op de wet te hebben, anders blijft het christenleven een enge, benauwde zaak!

Om te bespreken


1. Volgens Luther is men pas echt vrij als men gebonden is aan God en Christus en het gezag van de Bijbel. Voor iemand die de beschikking wil hebben over zichzelf, is dat natuurlijk
helemaal geen vrijheid. Hoe zouden wij deze vrijheid toch als echte vrijheid kunnen beleven?

2. Romeinen 7 is net als de rest van de Bijbel goudeerlijk. Ze windt er geen doekjes om.
De mens is: Simul iustus, simul peccator – tegelijk rechtvaardig, tegelijk zondaar. Een christen leert dus met twee woorden spreken! Paulus omschrijft dit zo: Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.

Schrijft Paulus dit voor of na zijn bekering? En wat kunnen wij hiervan leren? Word je hier niet depressief van? Zou een christen niet altijd blij ‘moeten’ zijn?

3. Iemand zei eens: ‘Veel christenen zitten in een boemeltreintje tussen Sinaï en Gogoltha’.  Wat zou deze persoon daarmee bedoelen? Herken je dat gevoel? Kun je werkelijk vrij zijn als je zo denkt?

4. Iemand zei eens: ‘Proberen, proberen, dat akelige woord: proberen!
Hij doelde hiermee op de christen die de wet probeert te houden. Waarom is het zo fout om de wet te willen houden? Dat vraagt God toch van ons?! Wat mag dan wel de plaats van de wet in het christenleven zijn?

5. Wat is het verschil tussen het zondigen als christen en niet-christen?

6. Paulus roept het uit in vers 24: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? Al Gods kinderen leren verlangen naar het moment dat ze hun geliefde Zaligmaker geen pijn meer kunnen doen.

Herken je dit? Hoe kunnen we elkaar als jongeren opwekken om op Jezus te blijven zien? Zijn er dan ook zaken in ons leven waar me mee moeten breken? Noem er eens een paar.

7. Als je twee verzen zou moeten kiezen die je aan de gemeente van Oene zou mogen doorgeven, welken zouden dat dan zijn?
 

Aantekeningen:















































Avond 4                       Samen, niet alleen               22 juni 2011

Lezen: Rom. 8
Zingen: Ps. 96:1 en 9; Ps. 118:1, 7 en 10

De afgelopen avonden ging het over de zonde, de wet, de gerechtigheid van God en het christenleven. We hebben gezien dat het leven van een christen nooit saai is. Ook dat het niet altijd makkelijk is om christen te zijn. Laten we eerlijk tegen mekaar zijn en vooral geen geestelijk verstoppertje spelen. Maar een ding mogen we nooit vergeten: Jezus leeft en Hij komt terug!

Hoe we dit kunnen weten? Door de inwoning van de Heilige Geest. De Heilige Geest werkt in onze harten en doet ons verlangen naar gerechtigheid, heiligheid en liefde. Hij doet ons uitroepen: ‘Abba, Vader!’ Het is namelijk Pinksteren geweest. De Heilige Geest is met kracht gekomen en heeft al ontelbaar veel mensen bij God de Vader gebracht.

Ook vanavond zullen we met elkaar zien dat er geen hopeloze gevallen voor God bestaan.
Hij is machtig om een ieder van ons te redden! En zij die Jezus al persoonlijk hebben leren kennen, zullen bemoedigd worden, want zij hoeven het gevecht met de zonde niet alleen aan te gaan.  

Ondanks dit alles kan het zo nu en dan stormen in ons leven. Er zullen momenten komen dat we vertwijfeld zullen afvragen waar God is, en toch…het hoofd omhoog! Want in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad.

 

Om te bespreken

1. Dit hoofdstuk begint met een geweldige boodschap: Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.

Betekent dit dat je als christen nooit meer geoordeeld wordt? Dat je niet voor Gods rechterstoel hoeft te verschijnen? En hoe zit met de zonde die je als wedergeboren christen doet?

2. Paulus zegt in vers 6 dat: zij die naar het vlees zijn, bedenken de dingen van het vlees, maar zij die naar de Geest zijn, de dingen van de Geest.

Wat bedoelt hij hiermee? Noem eens enkele dingen die naar het vlees zijn en die naar de Geest zijn.

3. In vers 9 staat het volgende: Maar u bent niet in het vlees, maar in de Geest, wanneer althans de Geest van God in u woont.

Wat een wonder! De Heilige Geest komt in ons hart wonen.
Waaraan kun je dit merken? Heb jij wel eens wat van de Heilige Geest gemerkt?
Kun je het werk van Heilige Geest in je hart ook tegenhouden door verkeerde daden, of is Hij altijd sterker?

4. Gods reddende genade is sterk. Het zal uiteindelijk zelfs de schepping vernieuwen! Want ook de schepping is aan de zinloosheid onderworpen. Waaraan kun je dit zien? Merk je daar ook wat van in Oene?

5. Bidden is noodzakelijk voor het christenleven. Het is de voornaamste manier om God dank te zeggen voor alles wat Hij voor ons gedaan heeft. Maar wat is bidden moeilijk!
Welke troost geeft Paulus aan ons vanuit dit gedeelte? Hebben we nog tips voor mekaar?

6. Als je twee verzen zou moeten kiezen die je aan de gemeente van Oene zou mogen doorgeven, welken zouden dat dan zijn?

7. Schrijf eens 2 dingen op die je geleerd hebt op deze avonden:

            1

            2

8. Schrijf eens 2 dingen op waar je nog meer studie van wilt maken, hetzij alleen of met anderen:

            1



            2

Aantekeningen:





































                   









Johannes Groenewegen               ‘De roem van vrije genade’


1.            Zalig Wezen vol genade,                                             2.            Gans ellendig en verloren,
Eeuwig waardig al mijn lof,                                                        Lag ik neer op ’t vlakke veld;
Hoe verheven zijn Uw paden.                                                  Blind, vijandig, onherboren,
Mocht mijn ziele uit het stof                                                     Schoon van zaligheid gesteld.
Zich verheffen, en vermonden                                                               ‘k Was mijn eigen zielsellende
Uw gena aan mij geschied;                                                        onbewust, en wist het niet,
Mocht ik recht Uw lof verkonden                                           Dat ik God noch Christus kende.
En U zingen Mozes’ lied.                                                            ‘k Had geen smarte noch verdriet.

3.            ‘k Heb de zond’ en ijdelheden                                 4.            Al mijn snood en zondig leven
Nagewandeld en gediend                                                         En gestalte van mijn hart,
Met mijn ziels- en lichaamsdelen                                           Werd mij toen te zien gegeven,
Als een echte werelds vriend.                                                  Tot mijn diepe zielensmart.
Dus verloren door de zonden,                                                 Met ootmoedig klagen, kermen
Kwam de hoge Majesteit,                                                         En belijden van mijn schuld,
Mijne ziele diep doorwonden,                                                 Roepen: Heer’ wil U ontfermen
Toonde mij Zijn heerlijkheid.                                                    Was mijn mond en hart vervuld.

5.            Och, ik dacht wel duizend malen:                           6.            Dus verlegen en beladen
‘k Heb mijn schuld te groot gemaakt;                                    Met mijn ziel’- en zondeschuld,
‘k Ben van top tot teen vol kwalen;                                       Riep ik enkel om genade;
Waar is zo een vrij geraakt?                                                      Heere, heb met mij geduld.
Dus verloren, buiten hope,                                                       Straf mij niet in Uwe toren,
Lag ik neder vol ellend’.                                                              Gij, die zo gereed vergeeft.
Door ’t geloof naar Jezus lopen                                               Mocht ik eens die stemme horen:
Was mij vreemd en onbekend.                                               Leef in uwen bloede, leef.

7.            Toen behaagde ’t God t’ ontfermen                     8.            O, wat waren ’t zoete tijden,
Mij, van eeuwigheid bemind,                                                  Jezus gaf ik hart en hand.
Die nu lag te klagen, kermen,                                                   ‘k Had met zonde niet te strijden,
Aan te nemen tot Zijn kind;                                                      ‘k Voelde ’s Geestes onderpand.
En mij Jezus t’ openbaren.                                                        Jezus schoot Zijn liefdestralen
‘k Zag Hem in Zijn heerlijkheid                                                 Zo gevoelig in mijn ziel;
Als door Wie een ganse schare                                ’t Kwam als in mijn harte dalen,
Was tot zaligheid geleid.                                                             Dat ik voor Hem nederviel.

9.            Gans verwonderd, opgetogen,                               10.          Mocht ik Jezus nu behagen
Riep ik vol van liefde uit:                                                             En maar leven tot Zijn eer,
Heer’, wat heeft U toch bewogen                                         Al mijn tijd en levensdagen;
Mij te maken tot de bruid                                                          Jezus lief, ik wens niets meer.
Van die schoonste aller mensen,                                            Schenk mij daartoe steeds genade,
Eeuwig van mij waard geroemd.                                             Hier in dit benedenperk,
‘k Heb het einde van mijn wensen,                                       Tot ik mij eens zal verzaden
‘k Ben nu naar Zijn naam genoemd.                                      In ’t genot van ’t hemelwerk.

Literatuurlijst

·         C.E.B. Granfield. International Critical Commentary, Romans 1-8. London, 2004.
·         Dr. C.A. Tukker. De waarheid in Christus, Preken uit Romeinen 5-16. Utrecht, 1994.
·         Dr. D. Martyn Lloyd-Jones. Romans, Exposition of Chapter 1 The Gospel of God. Edinburgh, 1985.
·         Ds. C. den Boer. Romeinenbrief. Kampen, 2007.
·         ESV. English Standard Version Study Bible. Illinois, 2008.
·         Herziene Statenvertaling
·         J.C. Ryle. Holiness, Its Nature, Hindrances, Difficulties, and Roots. United States of America, 2008.
·         Johannes Groenewegen. De lofzangen Isräels. Kampen, 1999.
·         R.C. Sproul. The Reformation Study Bible. Phillipsburg, 2005.
·         Robert Haldane. Geneva Series of Commentaries, Romans. Edinburgh, 1996.





























Verdieping I                 De wet van God

Mensen zijn niet autonoom, dat wil zeggen zonder wet, geschapen. Dit was voor de eerste mens geen last. Plicht en vreugde gingen hand in hand, net als bij de Heere Jezus (Joh. 4:34; Ps. 112:1; 119:14,16,47-48,97-113, 127-128,163-167).
De gevallen mens echter, haat de wet van God. Dit doet zij omdat de wet van God afkomstig is(!)

Zij die Jezus kennen, hebben niet alleen de wet lief gekregen, maar merken dat de Heilige Geest hen bijstaat in het gehoorzamen van Gods wet (Rom. 7:6;8:4-6; Heb. 10:16). Niet langer twee koude stenen tafelen, maar de wedergeboren christen krijgt de wet in het hart! Dan gaan we het meezingen met de dichter van Psalm 119: Hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking.

De wet reflecteert Gods heilige karakter en Zijn doelen voor de schepping. God gebiedt wat Hem bevalt en verbiedt wat Hem beledigt. Jezus vat de wet samen in twee belangrijke geboden om God en de naaste lief te hebben (Mat. 22:37-40). Het hele Oude Testament rust op deze twee pijlers.

De Bijbel bevat verschillende soorten wetten. Zo heb je morele, politieke en ceremoniële wetten. De politieke en ceremoniële wetten hadden een beperkte toepassing, terwijl Jezus duidelijk leert dat de morele wet universeel en onveranderlijk is (Mat. 5:17-19; Luk. 16:16-17). De morele wet uit het Oude Testament wordt in Christus verdiept en opnieuw toegepast op de veranderde omstandigheden. Met de komst van de Zaligmaker is het koninkrijk van God aangevangen, waar de Zaligmaker regeert en Gods kinderen worden opgeroepen om heilig te leven te midden van een vijandige wereld (Joh. 17:6-19).

De Heidelbergse Catechismus (Vr. & antw. 114-115) geeft helder weer wat de betekenis van de wet in het christenleven is:

114. Vr. Maar kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomen houden?
Antw. Nee, want ook de meest heilige, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel der gehoorzaamheid, maar wel zo, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden van God beginnen te leven.

115. Vr. Waarom laat God ons dan scherp de tien geboden prediken, terwijl niemand ze in dit leven houden kan?
Antw. Ten eerste opdat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe beter leren kennen, en daardoor des te begeriger zijn om de vergeving van de zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken.
Ten tweede, opdat wij zonder ophouden ons inspannen en God bidden om de genade van de Heilige Geest, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld van God vernieuwd worden, totdat wij tot deze beloofde volmaaktheid na dit leven geraken.



Verdieping II                De grootheid van God  

God is groot (Deut. 7:21; Neh. 4:14; Ps. 48:1, 86:10, 95:3, 145:3; Dan. 9:4), groter dan wij kunnen bevatten. Dit betekent niet dat wij geen gedachten over God kunnen hebben, maar wij kunnen Hem niet geheel omvatten met onze gedachten, omdat wij eindig zijn en Hij oneindig.

De Schrift schildert God niet alleen als wonend in een dikke en ondoordringbare duisternis, maar ook als levend in een onbereikbaar licht (Ps. 97:2; 1 Tim. 6:16). Deze twee beelden laten dezelfde waarheid zien, namelijk dat onze Schepper boven ons is en dat wij Hem niet kunnen bevatten.

God vertelt ons in de Bijbel dat de schepping, voorzienigheid, Triniteit, de incarnatie, wedergeboorte door het werk van de Heilige Geest, vereniging met Christus in Zijn dood en opstanding, etc., feiten zijn die we hebben te geloven, hoewel we ze niet ten volle kunnen bevatten. Als schepselen kunnen we niet ten volle het Wezen en de handelingen van onze Schepper begrijpen.

Het zou verkeerd zijn om te denken dat we alles over God weten. Maar het is ook onterecht om te zeggen dat we helemaal geen echte kennis over Hem kunnen hebben. Juist omdat we naar Zijn beeld geschapen zijn, is de mens in staat om te beseffen dat er een God is en om Hem relationeel te kennen, zij het in een beperkte mate.

Calvijn spreekt over God als afdalend naar onze zwakheid door de inspiratie van de Schrift en de incarnatie van Zijn Zoon, zodat wij toch ware kennis over God zouden hebben. Je kunt het vergelijken met ouders die een soort brabbeltaaltje met hun baby spreken. Het kind krijgt zo echte informatie over de ouders, zonder dat ze de gedachten van hun ouders helemaal kunnen bevatten. Zo groeit het kind op in liefde en vertrouwen.

Om deze reden presenteert de Schepper Zich op antropomorfe (menselijke) wijze, en staat er bijvoorbeeld in de Bijbel dat Hij een gezicht heeft (Ex. 33:11), oren (Neh. 1:6), ogen (Job 28:10) en voeten (Nah. 1:3), dat Hij zit op een troon (1 Kon. 22:19), vliegt op de wind (Ps. 18:10). Dit zijn geen beschrijvingen van wat God is in Zichzelf, maar wat Hij is tegenover ons mensen. Namelijk de onzichtbare God Die Zich wil verbinden met Zijn kinderen als een Vader.

We moeten nooit vergeten dat het doel van theologie lofprijzing is. We studeren opdat we tot dieper inzicht, vreugde en aanbidding mogen komen!

Van U, HEERE, is de grootheid, de macht, de luister, de kracht en de majesteit. Want alles wat in de hemel en op de aarde is, is van U. Van U, HEERE, is het Koninkrijk, en U hebt Zich verheven tot een Hoofd boven alles. 1 Kron. 29:11





Verdieping III              Verzoening

Verzoening is het bijeenbrengen van partijen die van elkaar vervreemd zijn geraakt, het herstellen van een gebroken relatie. Dit komt tot stand door schuldbelijdenis, het vergeven van fouten en het betalen van schulden.

Volgens de Schrift zondigt ieder mens en daarom moet ieder mens verzoend worden. Het probleem is echter dat we de kracht en de middelen daarvoor missen. We hebben onze Schepper beledigd, van Wie het eigen is om de zonde te haten (Jer. 44:4; Hab. 1:13) en te straffen (Ps. 5:4-6, Rom. 1:18, 2:5-9). Zij die hebben gezondigd worden niet door God geaccepteerd om gemeenschap met Hem te hebben, tenzij er verzoening plaatsvindt. Maar zelfs onze beste werken zijn met zonden bevlekt. Alles wat we doen om onze schuld te betalen, zorgt er daarom voor dat deze juist groter wordt! Niet voor niets leert de Bijbel ons dat het offer van de goddelozen een gruwel voor de Heere is (Spr. 15:8). Onze eigen rechtvaardigheid kan voor God niet bestaan (Job 15:14-16; Jes. 64:6; Rom. 10:2-3).

Maar tegen deze achtergrond van menselijke onmogelijkheid, openbaart de Schrift de genade van God, Die Zichzelf een zoenoffer voor de zonde heeft bereid. Gods verbazingwekkende genade is de focus van het Bijbelse geloof; van Genesis tot Openbaring schittert Gods glorie en barmhartigheid!

Nadat God Israël uit Egypte had bevrijd, richtte Hij als deel van de verbondsrelatie een offersysteem op waarbij er bloed van dieren moest worden vergoten, want het is het bloed dat door middel van het leven verzoening bewerkt. Lev. 17:11 Deze offers wezen vooruit naar iets beters. De zonden werden vergeven als er vanuit het geloof werd geofferd. Maar toch was het niet het bloed van dieren dat de zonden wegnam (Heb. 10:4). Het was het bloed van Jezus Christus, Wiens dood aan het kruis verzoening aanbracht voor zonden die al waren gepleegd en voor zonden die nog gepleegd zouden gaan worden (Rom. 3:25-26; 4:3-8; Heb. 9:11-15)!

Volgens het Nieuwe Testament, is het bloed van Christus als offer vergoten (Rom. 3:25, 5:9; Ef. 1:7; Openb. 1:5). Christus verzoende Zijn mensen door middel van een rantsoen; Zijn dood was de prijs die ons vrijheid van schuld en van de macht van de zonde aanbracht (Rom. 3:24; Gal. 4:4-5; Kol. 1:14). In Christus’ dood, heeft God Zichzelf met ons verzoend. Door de kruisdood van Christus werd de vreselijke toorn van God, waaronder wij anders eeuwig hadden moeten omkomen, geblust. Daar werden al onze zonden van voor Zijn ogen weggedaan.

Dit was mogelijk doordat Christus onze identiteit had aangenomen. Hij werd mens en onderging voor ons de vervloekte kruisdood. Ja, Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden, want er staat geschreven: Vervloek is ieder die aan een hout hangt. Gal. 3:13

Onze overtredingen nagelde God aan het kruis. Zo stierf Jezus Christus in onze plaats (Kol. 2:14; Mat. 27:37; Jes. 53:4-6; Luk. 22:37).

Droeg Christus ook jouw naam in Zijn hart toen Hij daar hing?

Verdieping IV              Heiligmaking

Heiligmaking is het werk van Gods vrije genade, waardoor we vernieuwd worden naar het beeld van God, en ertoe gebracht worden om meer en meer te sterven aan de zonden en te leven in rechtvaardigheid.

Het is een voortgaande verandering, door God gewerkt, dat ons bevrijdt van zondige gewoonten. Dit betekent niet dat we zondeloos worden, maar heiligmaking is meer een tegenactie waardoor de zonden in de verdrukking komen. Heiligmaking, gewerkt door Gods Geest, betekent dus een echte verandering.

De primaire betekenis van heiligen is ‘apart zetten’. De christen wordt apart gezet voor de dienst van God, tot Zijn eer. God verandert Zijn kinderen zodat ze het beeld van Jezus gelijkvormig worden (Rom. 8:29). Deze morele renovatie, waardoor we meer en meer veranderd worden, wordt gewerkt door de inwoning van de Heilige Geest (Rom. 8:13, 12:1-2;
1 Kor. 6:11,19-20; 2 Kor. 3:18; Ef. 4:22-24; 1 Thess. 5:23; 2 Thess. 2:13; Heb. 13:20-21). God roept Zijn kinderen op tot heiligheid en geeft genadig wat Hij beveelt (1 Thess. 4:4, 5:23).

In de heiligmaking geeft God verlangens in ons hart die er daarvoor niet waren. Een verlangen naar God, naar heiligheid, naar het verheerlijken van Gods Naam in deze wereld, naar gebed en aanbidding, en het verlangen om wat voor de ander te betekenen.

De heiligmaking is een voortgaand proces, gewerkt door God. De gelovige wordt hierbij
opgeroepen om te vechten tegen de zonde. Wetend dat we zonder de hulp van Christus niet in staat zijn om goede werken te doen, maar dat Hij altijd gereed staat om ons te versterken (Fil. 4:13), moeten we in Christus ‘blijven’, en Hem constant om hulp vragen, vertrouwend dat Hij ons zal verhoren (Kol. 1:11; 1 Tim. 1:12; 2 Tim. 1:7, 2:1).

Christenen vinden in zichzelf vaak tegenstrijdige verlangens. Ze krijgen last van hun oude instincten (in de Bijbel vaak ‘het vlees’ genoemd), die als een loden bal aan hun voet lijken te hangen. De strijd tussen het werk van de Geest en de neigingen van het vlees kan erg heftig zijn! Zo erg zelfs dat Paulus stelt dat hij het juiste niet kan doen, en dat het kwade hem bijligt (Rom. 7:14-25). Dat zegt dus een wedergeboren christen! Iemand die geen last van zijn zonde heeft, of zegt dat hij de zonde overwonnen heeft, heeft de Bijbel tegen zich. Sterker nog, er valt te vrezen dat deze persoon nog steeds een vijand van Gods vrije genade is.

Deze inwendige strijd en frustratie zal in de christen blijven zolang als hij leeft. Door te bidden tegen verzoekingen en waakzaam te zijn, wil de Heilige Geest onze zwakheid te hulp komen. En door het volbrachte werk van Christus hoeven we niet te vrezen. Eens zullen we aankomen in het nieuwe Jeruzalem, het zondige vlees voor eeuwig achter ons latend.
Wat een dag zal dat zijn!

Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. Openb. 7:9

Verdieping V                De hemel 

De hemel is de Bijbelse term voor Gods woonplaats (Ps. 33:13-14; Mat. 6:9), de plaats van Zijn aanwezigheid waar de verheerlijkte Christus naar terugkeerde (Hand. 1:11). De strijdende en triomferende kerk vergadert daar voor aanbidding (Heb. 12:22-25) en eens zullen al Gods kinderen daar samen met Christus zijn (Joh. 17:5,24; 1 Thess. 4:16-17). De hemel is de plaats van Gods rust (Joh. 14:2). Het is omschreven als een stad (Heb. 11:10) en een land (Heb. 11:16).

Volgens Efeze staat de troon van Christus aan de rechterhand van de Vader (Ef. 1:20) en het is het leven van christenen in Christus is in ‘hemelse plaatsen’ (Ef. 1:3,20, 2:6). Paulus verwijst hiernaar als hij verhaalt van zijn ervaring in de ‘derde hemel’(2 Kor. 12:2-3). Een verheerlijkt lichaam, geschikt voor het hemelse leven, wacht de gelovige (2 Kor. 5:1-8). Nu we nog in onze huidige lichamen zijn, kunnen we de realiteiten van de hemel niet zien. We kennen ze alleen door het geloof (2 Kor. 4:18, 5:7). De hoop, gefundeerd op wat het geloof ons laat zien, geeft moed om vol te houden (Rom. 8:25; Gal. 5:5; 1 Joh. 3:3).

Volgens Openbaring zullen er geen tranen, verdriet en dood meer zijn (Openb. 21:4). De gemeenschap met God en met andere christenen zal nooit meer verstoord worden (Ps. 23:6). De brief aan de Romeinen leert ons dat de aarde en alles wat op de aarde is door de zonde aan de zinloosheid onderworpen (Rom. 8:20). Door het werk van de Heilige Geest weten we dat de schepping ooit bevrijd gaat worden. Dan zal God alles en in allen zijn!

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan. En de zee was er niet meer.
En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is.
En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn.
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.
En Hij Die op de troon zit, zei: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zei tegen mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en betrouwbaar.
En Hij zei tegen mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Wie dorst heeft, zal Ik voor niets te drinken geven uit de bron van het water des levens.
Wie overwint, zal alles beërven, en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn. Openb. 21:1-7

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22