Lutherkring, avond 4

De vorige avond stonden we stil bij het tweede hoofdstuk van de Galatenbrief. Vanavond staan de eerste achttien verzen van het derde hoofdstuk centraal. In deze inleiding is de tekst van Galaten 3:1-18 afgedrukt met daaronder een samenvatting van de uitleg uit het commentaar van Luther.


1 O gij uitzinnige Galaten…
Op het eerste gezicht lijkt het alsof Paulus de Galaten erg hard aanpakt. Hij noemt ze uitzinnig, betoverd en aan de waarheid ongehoorzaam. Als de kerkelijke of politieke overheid niet toornt en bestraft, als dit nodig is, dan is zij zwak en onbekwaam in het vervullen van haar plicht. Het pedagogisch inzetten van boze woorden en dreigende taal mag niet uit nijd gebeuren, maar alleen uit vaderlijke zorg of christelijke ijver, aldus Luther.

In dit vers ligt er een speciale nadruk op het woord ‘Galaten’. Paulus spreekt ze hier niet aan als broeders, maar gebruikt de naam van het volk. Volgens Luther behoorde het tot de aard van de Galaten om onverstandig te zijn, net zoals de Duitsers verzot zijn op nieuwigheden en de Italianen verwaand zijn.[1] Uit dit vers valt op te maken dat ook na ontvangen genade de natuurlijke tekortkomingen van het vlees blijven bestaan. Als een van nature driftig mens tot Christus bekeerd wordt, wordt deze fout wel door de genade getemperd en de Heilige Geest vervult wel het hart, zodat hij zachtmoedig wordt, maar de fout wordt toch niet helemaal uit het vlees weggedaan.[2] Om deze reden mag niemand zoveel vertrouwen in zichzelf hebben, dat hij meent, dat hij na ontvangen genade geheel bevrijd is van zijn oude fouten.

…wie heeft u betoverd, dat gij der waarheid niet zoudt gehoorzaam zijn…
Paulus vergelijkt de Galaten met kinderen die door grijpgrage heksen en toverkollen betoverd zijn en met wie satan de spot drijft. Paulus spreekt hier niet alleen over de betovering van de zintuigen, maar ook over de betovering van de geest. Hierdoor houden de betoverden valse en goddeloze inzichten voor waar en vroom. Op deze manier heeft de satan ook Müntzer en Zwingli betoverd.[3] Maar de satan valt ook hen aan die op een juiste manier met het Woord van God omgaan. Ook Luther noemt zichzelf een slachtoffer van deze aanvallen. Toch zal Christus ervoor zorgen dat de ware gelovigen in de strijd tegen de satan als overwinnaars tevoorschijn zullen komen.

…denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest…
Ondanks dat Jezus Christus in de prediking is ‘uitgeschilderd’ volharden de Galaten nog steeds in hun betovering.

…onder u gekruist zijnde?
Niet alleen is Christus tevergeefs voor de Galaten gestorven, maar Hij is ook op de meest schandelijke manier in hen gekruisigd. Zij die door de wet gerechtvaardigd willen worden zijn niet alleen geloofsverzakers en mensenmoordenaars, maar ook schandvlekken die Christus opnieuw kruisigen.[4] Door de woorden ‘in u’ drukt Paulus uit dat Christus in Zijn eigen persoon niet meer gekruisigd wordt. Hij wordt in ons gekruisigd als de zuivere leer, de genade, het geloof, de vergeving der zonden die om niet geschonken wordt, afgewezen worden en wij door goede werken gerechtvaardigd willen worden.[5]

2 Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?
Het hele Bijbelboek Handelingen wil ons niets anders leren dan dat de Heilige Geest niet geschonken wordt op grond van de wet, maar bij het horen van het Evangelie. Bij de joden leverde dit wel ergernis op. De heidenen ontvangen de gerechtigheid en de Heilige Geest zonder dat zij hiervoor de last van de wet hebben hoeven dragen. Vandaar ook dat het concilie in Jeruzalem nodig was. Tijdens dit apostelconvent maakte Paulus duidelijk dat de Heilige Geest geschonken wordt door het horen van het Woord. Het Woord wat gehoord wordt rechtvaardigt. De wet brengt nooit de Heilige Geest omdat zij ons alleen leert wat wij doen moeten. Het Evangelie brengt de Heilige Geest, omdat het ons leert wat wij ontvangen moeten.

Het natuurlijke hart gelooft niet dat de Heilige Geest alleen op grond van het gelovig horen geschonken wordt, maar redeneert zo: er is iets geweldigs aan de hand, als je zonden vergeven worden, als je de Heilige Geest ontvangt, gerechtigheid en eeuwig leven; om deze onuitsprekelijke gaven te ontvangen, moet je dan ook iets geweldigs presteren. De duivel staaft deze mening en maakt er het hart vol van. Als het verstand daarom hoort: u kunt niets doen om de vergeving van de zonden te verkrijgen, maar u moet alleen het Woord van God horen, antwoordt het direct en zegt: u maakt de vergeving van de zonden al te gering en verachtelijk. Omdat die grote schat voor niets, zonder tegenprestatie aangeboden wordt, wordt hij veracht.

Een christen wordt men dus niet door het doen, maar door het horen, aldus Luther. Wie het Evangelie gehoord en ontvangen heeft, danke God met blijdschap en oefene zich in goede werken, die hem in de wet van God geboden zijn, maar dan zo dat wet en werken op het gelovig horen volgen. De vromen ervaren, hoe graag zij met een echt geloof het gehoorde Woord vasthouden en de gedachte aan de wet en aan hun eigen werk willen uitrukken, maar zij ondervinden aan den lijve, hoe het vlees met alle geweld de Geest wederstaat. Daarom staan de vromen in voortdurende strijd tussen het gelovig horen en de werken der wet. Het geweten fluistert dat dit veel te gemakkelijk gaat. Toch wordt de gerechtigheid, de Heilige geest en de eeuwige zaligheid beloofd op het horen van het Woord.

3 Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees?
Paulus stelt hier Geest tegenover vlees. Met vlees wordt in deze context de eigengerechtigheid bedoeld, de denkwijze van het menselijk verstand dat door de wet gerechtvaardigd wil worden.

Rome misbruikt deze tekst tegen de protestanten, door Rome met de Geest te vergelijken en het afschaffen van het celibaat het vlees te noemen. Deze mensen hebben er geen verstand van, aldus Luther. Geest is wat in ons door de Heilige Geest geschiedt, vlees is wat in ons geschiedt overeenkomstig het vlees zonder de Heilige Geest.[6] Paulus wil de Galaten waarschuwen dat als zij door de wet gerechtvaardigd willen worden zij de Geest zullen verliezen en zo het goede begin door een jammerlijk einde tenietdoen.

4 Hebt gij zoveel tevergeefs geleden? Indien maar ook tevergeefs!
Dit vers is een correctie waarmee Paulus de bovenstaande berisping verzachtte. Hij wil de Galaten niet al te zeer laten schrikken. Paulus wil hiermee duidelijk maken dat hij niet alle hoop voor de Galaten heeft opgegeven. Hij wil ze tot bezinning brengen.

5 Die u dan den Geest verleent, en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?
De krachtige werkingen van de Heilige Geest zijn niet door de werken der wet, maar door het geloof in Christus door God geschonken. Paulus vraagt zich daarom af waarom de Galaten niet langer de rechte leer, het vrome geloof, het ware leven, het goeddoen en het geduldig dragen van het lijden ten toon spreiden. Wie heeft de Galaten zo verdorven dat ze niet langer tegenover Paulus vol liefde zijn? Ze zullen hem niet langer als een engel Gods ontvangen, zoals ze dat vroeger hadden gedaan (Gal. 4:14).

Luther vervolgt zijn uitleg van dit vers door dit op zichzelf te betrekken. In het begin waren er meer mensen die de leer van de Reformatie volgden. De deugden en vruchten van het geloof volgden op de prediking van het Evangelie. Nu volgen velen de wederdopers en sacramentariërs, die in korte tijd verwoesten wat Luther met zorg had opgebouwd. Achter deze beweging ziet Luther het werk van de satan die tegenkrachten opwekt die strijden tegen de krachten van de Heilige Geest. In het begin had de leer van de rechtvaardiging door het geloof alleen een voorspoedige voortgang. Aflaten, de leer van het vagevuur, de kloostergeloften, de missen en andere gruwelen werden tenietgedaan. De leer was zuiver en troostte veel gewetens die door menselijke tradities onder het pausdom waren onderdrukt. Velen werden door het geloof uit deze valstrikken weggerukt.

Maar nu zijn er de sektariërs die de lichamelijke tegenwoordigheid in het Heilige Avondmaal loochenen, de doop ontwijden, de beelden neerhaalden en alle ceremoniën afschaften, waarmee zij niet alleen het pausdom omverwierpen, maar ook onze heerlijkheid verduisteren.[7] Door deze handelingen hebben de sektariërs de protestantse beweging schade toegebracht. Zij hadden beter een front met Luther kunnen vormen en het leerstuk van de rechtvaardiging door het geloof alleen kunnen verkondingen. Dan zou het pausdom langzamerhand te gronde gericht zijn. Helaas hebben ze dit niet gedaan. De beeldendienst en andere misbruiken in de kerk zouden ingestort zijn als zij bij het leerstuk van de rechtvaardiging door het geloof alleen waren gebleven. Door de rellen die zij veroorzaakt hebben, hebben ze juist de pausgezinden in hun gruwelen gesterkt. 

De sektariërs vielen de misstanden dus direct aan en niet via het Woord. Als ze dat gedaan hadden, was er meer bereikt, aldus Luther. Kortom, zoals uit de werken der wet geen werkelijke deugden voortkwamen, zo veroorzaken de uiterlijkheden, die de sektariërs eisen, niets dan oproer en verwarring in de kerk en zijn zij een verhindering voor de Heilige Geest.

6 Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend;
Tot nu toe heeft Paulus vanuit zijn eigen ervaring geargumenteerd. Nu voegt hij het voorbeeld van Abraham er aan toe. Abraham heeft niet op zijn verstorven lichaam en dat van zijn vrouw gezien toen hij de belofte van God geloofde. Dit is hem tot gerechtigheid gerekend. Het geloof geeft God de eer en iets groters kan men God niet geven.[8] God de eer geven betekent Hem als eerste Oorzaak en Gever van alle goeds erkennen. Het wezen van alle wijsheid, gerechtigheid, godsdienst en offer is het eren van God. Het geloof rechtvaardigt dus, omdat het God geeft wat Hem toekomt. Voor het oog van het verstand lijkt het vreemd, dwaas en absurd wat de Heere zegt. Abraham, die een zoon krijgt, dat kan toch helemaal niet?! Zo lijkt het belachelijk dat bij het Heilig Avondmaal het lichaam en bloed van Christus wordt uitgedeeld, dat op de jongste dag de doden zullen opstaan, dat de Zoon van God ontvangen en gedragen werd in de schoot van een maagd, etc. Niet voor niets noemt Paulus het Evangelie van het kruis voor de joden een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid. Zo kan het verstand ook niet bevatten dat het Woord te horen en te geloven de ware eredienst aan God is.

Luther gaat ervanuit dat ook in Abraham het verstand tegen het geloof gestreden heeft. Het geloof heeft uiteindelijk in hem getriomfeerd. Op dezelfde manier moeten alle vromen met Abraham de duisternis van het geloof binnengaan. Zij die door hun eigen werken zalig willen worden verachten God en betichten Hem van leugens in al Zijn beloften en verloochenen Christus en al Zijn weldaden.

De christelijke gerechtigheid die verkregen wordt door het geloof bestaat uit twee stukken, namelijk uit het geloof met het hart en uit de toerekening door God. Het geloof is beslist de echte gerechtigheid en toch is het niet genoeg, aldus Luther, omdat na het ontvangen van het geloof nog altijd zonden in het vlees overblijven.[9] Daarom moet het andere deel van de gerechtigheid erbij komen, dat deze volmaakt, namelijk de toerekening door God. Het geloof geeft aan God niet de volkomen genoegdoening, omdat het onvolmaakt is. Het is nauwelijks een vonkje geloof, dat begint met God God te laten zijn. Ook wordt het verstand in dit leven nooit helemaal gedood. De begeerte, de toorn, het ongeduld en de andere vruchten van het vlees en van het ongeloof blijven in ons over. De gerechtigheid begint dus wel met het geloof, maar de toerekening van God volmaakt haar tot op de dag van Christus.

Om Christus’ wil heeft God geduld met al onze zonden en wil ze bedekt laten, alsof er geen zonde zou bestaan. Hij zegt: ‘Omdat u in Mijn Zoon gelooft, moeten uw zonden, die u toch zeker hebt, vergeven zijn, tot Ik u er door de dood volkomen van verlos’.[10] Zo is de christen tegelijk rechtvaardig en zondaar, heilig en onheilig, vijand en kind van God.

Op indrukwekkende en pastorale wijze gaat Luther in op het simul iustus et peccator (tegelijk rechtvaardig en zondaar). U zegt hoe kan ik dan een heilige zijn, als ik zonde heb en voel? Dat u uw zonden voelt en beseft, is goed, dank God daarvoor en wanhoop niet. Het is de eerste stap naar de gezondheid, als de zieke zijn ziekte beseft en erkent. Maar hoe zal ik van de zonde bevrijd worden? Loop hard naar Christus, de Arts, Die de verslagen harten geneest en de zondaars redt. Geloof in Hem; als u gelooft bent u rechtvaardig, omdat u God de eer geeft. Christus’ gerechtigheid is dan de uwe en uw zonde is de Zijne.

De Zoon aangrijpen en met het hart in Hem geloven, wat een geschenk van God is, maakt dat God dat geloof, ook al is het onvolmaakt, voor volmaakte rechtvaardigheid houdt. 

De christen blijft nederig omdat hij de zonde in zijn leven blijft gewaarworden. Toch houdt hij ook een zuiver en heilige overmoed, omdat hij tegen dat gevoel in op Christus blijft zien. Door Christus gelooft hij, dat hij door de Vader bemind wordt, niet om hemzelf, maar om de beminde Christus. In ons blijven de zonden, die God zo bitter haat. Daarom hebben wij de toerekening van die gerechtigheid nodig, die ons deel wordt door Christus.

7 Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.
Paulus strijdt tegen het vertrouwen van de joden die zich erop beroemen dat zij het nageslacht van Abraham zijn. De aartsvader is niet gerechtvaardigd door goede werken, maar door het geloof. Wie een zoon van de gelovige Abraham wil zijn, moet geloven zoals hij; anders is hij geen zoon van de uitverkoren, aangenomen en gerechtvaardigde Abraham, maar alleen (voor het geval dat hij een jood is) de zoon van natuurlijke Abraham, die niets anders is geweest dan een mens, in zonde ontvangen en geboren en levend zonder vergeving van zonden, zonder geloof en zonder de Heilige Geest, net als een ander mens, dus verdoemd.[11]

8 En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen…
De Schrift heeft lang voordat de wet aan Mozes werd gegeven vastgesteld dat de volken niet gerechtvaardigd zullen worden door de wet, maar door de zegen die het zaad van Abraham brengen zou. Wat beroemen jullie je er dan op, Galaten, dat jullie de vergeving van zonden en het kindschap Gods door de wet ontvangen, die toch pas na lange tijd op de belofte gevolgd is, namelijk 430 jaar later?!

Bij de Heilige Doop behoort de heilsbelofte: ‘Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden’. Als iemand (zoals tegenwoordig de geestdrijvers doen) aan het kind dat zojuist gedoopt is, ontzeggen wil dat het gerechtigheid en heil gegeven werd, daarom dat de belofte pas dan iets zou kunnen uitwerken, als de mens tot zijn verstand gekomen is en al iets goeds kan doen, om daarmee dan te verdienen wat in de belofte wordt toegezegd; verder, als iemand zou willen beweren dat de doop niet het zegel (signum) is van Gods wil jegens ons, maar slechts een eenvoudig teken (nota), dat voor de wereld gelovigen en ongelovigen van elkaar onderscheidt, wat zou die mens anders doen dan aan de doop de zaligheid te ontnemen en haar tot de goede werken te rekenen?[12] 

…heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden.
Over deze Abraham, die door het geloof vernieuwd en door de Heilige Geest wedergeboren is, spreekt de Schrift en verkondigt dat hij de vader van vele volken zal zijn. In Christus, Die uit het zaad van Abraham is, zullen al de volken gezegend worden. Door het geloof van Abraham in de beloften van God, dat uit hem de Middelaar zou voortkomen, is hij gerechtvaardigd geworden.

9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.
Dat alle volken gezegend worden, betekent dat alle volken de Goddelijke zegen horen, dus dat de belofte gepredikt en door middel van het Evangelie verbreid wordt. Alle profetieën over het rijk van Christus en over de verbreiding van het Evangelie in de gehele wereld vloeien voort uit deze tekst ‘in u zullen gezegend worden’ (Gen. 12:3). Zegenen is dus dit: het Evangelie onderwijzen en prediken, Christus belijden en de kennis over Hem aan anderen doorgeven. Ook Abraham had dat Woord, het was zijn zegen; hij moest het alleen geloven om de zegen te ontvangen. Wat buiten deze belofte is, ligt onder de vloek.

10 Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek…
De vloek is een soort zondvloed, die alles meesleurt, wat buiten Abraham is, dat wil zeggen buiten het geloof en de belofte van zegen aan Abraham. Wie de vloek ontgaan wil, grijpe de belofte van de zegen of het geloof van Abraham aan, of hij zal onder de vloek blijven.

Als het om politieke gerechtigheid gaat, moet men op wetten en werken aandringen, maar bij de Goddelijke en hemelse gerechtigheid moeten alle wetten en werken volledig uit het oog verdwijnen, daar mag men alleen op de belofte en op de zegen van Abraham zien, die de gezegende Christus, de Heiland en Schenker van alle genade tot inhoud hebben.

…want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
De volle nadruk ligt hier op het woordje ‘doen’. Dit doelt op een echt en volmaakt handelen. Er zijn er, die de wet met hun eigen werkkracht vervullen; tegen hen spreekt Paulus en strijdt hij in deze brief. Er zijn anderen, die de wet uit het geloof vervullen. Dat wil zeggen dat die mensen erop vertrouwen dat zij alleen uit barmhartigheid gerechtvaardigd worden. De echte daders van de wet zijn zij die krachtens het geloof goede bomen zijn, voordat er vruchten aan groeien. In de theologie gaat het geloof dus aan het doen vooraf. Als wij God waarachtig leren kennen dan wordt dit geloof vlees en bloed in de werken, zodat, wat aan het geloof toegeschreven wordt, naderhand ook aan de werken wordt toegewezen, echter alleen vanwege het geloof.

11 En dat niemand door de wet gerechtvaardigd wordt voor God, is openbaar; want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.
Het geloof op zich, dat Christus aangrijpt, is het enige middel tot de zaligheid; daarom laten wij ons het zicht op het lijden en het bloed van onze Middelaar en al Zijn weldaden, niet afnemen.

12 Doch de wet is niet uit het geloof; maar de mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven.
Luther vat deze tekst op als ironie. Paulus spreekt hier over hen die Gods wet willen houden om daardoor gerechtvaardigd te worden. Het geloof rechtvaardigt en blijft in de mens niet werkeloos en zonder liefde. In het toekomende leven zal het geloof niet meer nodig zijn. Daar zullen een echt en volkomen doen en liefhebben zijn. Voor zover wij in het vlees leven en de resten van de zonden in ons dragen, zijn wij onder de wet (maar niet onder de vloek van de wet, want om Christus’ wil worden ons de zonden niet toegerekend). Want het vlees is een vijand van de wet en de begeerte vervult niet alleen de wet niet, maar zondigt zelfs tegen de wet; immers het vlees strijd tegen ons en neemt ons als slaven gevangen, zoals in Romeinen 7 uiteengezet is.

13 Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt.

De profeten hebben gezien dat de toekomstige Christus de grootste rover, moordenaar, echtbreker, dief, tempelschender, lasteraar, enz. zou zijn, Die door geen misdadiger ooit overtroffen wordt. Niet dat Hij ze Zelf gedaan heeft, maar Hij heeft de door ons begane zonden lijfelijk op Zich genomen om daarvoor met Zijn bloed te betalen. Daarom keert zich de wet van Mozes tegen Hem, die wat Hem Zelf betreft volkomen onschuldig is, maar de wet heeft Hem onder zondaars en rovers bevonden. Wat u en ik en allen ooit aan zonden gedaan hebben en in de toekomst nog zullen doen, behoort dan eigenlijk Christus toe, alsof Hij Zelf deze zonden gedaan had. Onze zonde moet Christus’ eigen zonde worden, of we zijn voor eeuwig verloren.

Zo wordt Christus dus de grootste zondaar. Maar Hij is ook de eeuwige en onoverwinnelijke gerechtigheid. In Hem botsen deze twee machten op elkaar en wordt alle zonde in Christus overwonnen, gedood, begraven en de gerechtigheid blijft in eeuwigheid overwinnares en koningin.[13] Waar Christus door Zijn genade in de harten van de gelovigen regeert, is geen zonde, geen dood, geen vloek.

14 Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, en opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof.
De enige weg om de vloek te ontgaan, is geloven en met een vast vertrouwen te zeggen: ik ben Uw zonde, Uw vloek, Uw dood, Uw toorn van God, Uw hel; Gij daarentegen zijt mijn gerechtigheid, zegen, leven, genade van God, mijn hemel.

15 Broeders, ik spreek naar den mens: zelfs eens mensen verbond, dat bevestigd is, doet niemand te niet, of niemand doet daartoe.
Er bestaat een rechtmatige argumentatie, die vanuit het menselijke naar het goddelijke redeneert. Zo ook in dit vers. Als het om uiterste wilsbeschikkingen en andere menselijke zaken gaat, houdt men zich aan de wet. Waarom doet men dat niet nog veel meer met het oog op het testament van God, dat God aan Abraham en zijn zaad beloofd heeft?

16 Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw Zaad; hetwelk is Christus.
De aan Abraham door God gedane beloften hebben niet op alle joden en op vele nakomelingen betrekking, maar op die ene Nakomeling, Christus. Die uitleggen accepteren de joden niet; zij geloven dat het enkelvoud moet worden begrepen als meervoud. Terecht betrekt de apostel Paulus het woord ‘Zaad’ op Christus.

17 En dit zeg ik: Het verbond, dat te voren van God bevestigd is op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderd en dertig jaren gekomen is, niet krachteloos gemaakt, om de beloftenis te niet te doen.
De joden kunnen hier niet tegen in brengen dat God niet tevreden was met de beloften die Hij aan Abraham had gegeven en dat Hij daarom de wet heeft gegeven waardoor men nu kan zalig worden. Dan zou de wet dus de belofte teniet doen. Dit is volgens Paulus niet het geval. Maar, zo zegt Luther, het is wel zo dat de belofte en de wet elkaar tegenspreken. Hij vraagt zich hardop af welke kant sterker is. Als de wet de belofte ontkracht, dan volgt daaruit, dat wij door onze werken God tot een leugenaar maken en Zijn beloften nietig verklaren.[14] Als goede werken de mens zalig maken, heeft God dus gelogen tegen Abraham en loze woorden gesproken. Dit kan niet het geval zijn. Daarom staat de belofte niet alleen vóór de wet, maar ook boven de wet. Niet voor niets is de zegen en de gerechtigheid vóór de wet door de belofte gekomen.

De wet en de belofte zijn ver van elkaar verwijderd, maar komen tegelijkertijd in een mens weer dicht bij elkaar. Zo moet de wet, aldus Luther, heerschappij hebben over het vlees en de belofte de mildere heerschappij over het geweten. Als de christen deze twee zaken de juiste plek geeft kan hij veilig tussen die twee wandelen in de hemel van de belofte en op de aarde van de wet. Dan zullen de moeilijkheden die het vlees te dragen heeft, niet zwaar vallen, vanwege het zoete van de belofte, dat het hart op wonderlijke wijze verkwikt.

18 Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadiglijk gegeven.
Er zit een levensgroot verschil tussen de wet en de belofte. De wet eist: doe dat! De belofte schenkt: neem dat! Tot zover het belangrijkste van de brief. In het tweede deel van de brief is Paulus meer de redenaar, terwijl hij tot dusver meer de onderwijzer was.


Literatuurlijst
Grosheide, F.W., Van Itterzon, G.P. (red.). Christelijke Encyclopedie. 6 vols. Vol. 5. Kampen: Kok, 1960.
Luther, M. Verklaring Van De Brief Aan De Galaten, Vertaald Door G.P. Sandberg En H. Schoonderwoerd Naar De Duitse Uitgave Van Dr. Hermann Kleinknecht. 4 ed. Houten: Den Hertog, 2016.


[1] M. Luther, Verklaring Van De Brief Aan De Galaten, Vertaald Door G.P. Sandberg En H. Schoonderwoerd Naar De Duitse Uitgave Van Dr. Hermann Kleinknecht, 4 ed. (Houten: Den Hertog, 2016), 132.
[2] Ibid., 132.
[3] Thomas Müntzer (1490-1525) was een revolutionaire, spiritualistische ‘dweper’. Müntzer bewonderde Luther eerst, maar ging hem later minachten. Hij ontwikkelde een soort kruismystiek, beweerde visioenen te hebben gehad en stond een merkwaardige Schriftuitlegging voor. Uiteindelijk verwierp hij de Heilige Schrift en de kinderdoop, ijverde hij voor een gemeente van enkel wedergeborenen, ging Luther bestrijden en beschouwde zich als een apocalyptische profeet. Op een tocht door Zuid-Duitsland kwam hij met de Zürische wederdopers in contact. Vol vijandschap tegen Rome, Luther en de Duitse vorsten predikte hij in Mühlhausen en hielp hij de boerenoorlog ontketenen. De beelden werden verbrijzeld, kerken en kloosters geplunderd en het stadsbestuur afgezet. In 1525 werden de boeren in Frankenhausen verslagen. Door de troepen van Filips van Hessen werd de gevangengenomen Müntzer uiteindelijk onthoofd. Uit: F.W. Grosheide, Van Itterzon, G.P. (red.), Christelijke Encyclopedie, 6 vols., vol. 5 (Kampen: Kok, 1960), 107.
[4] Hebreeën 6:6: ‘En afvallig worden, die, zeg ik, wederom te vernieuwen tot bekering, als welke zichzelven den Zoon van God wederom kruisigen en openlijk te schande maken’.
[5] Luther, Verklaring Van De Brief Aan De Galaten, Vertaald Door G.P. Sandberg En H. Schoonderwoerd Naar De Duitse Uitgave Van Dr. Hermann Kleinknecht, 138.
[6] Ibid., 144.
[7] Ibid., 147.
[8] Ibid., 150.
[9] Ibid., 151.
[10] Ibid., 152.
[11] Ibid., 156.
[12] Ibid., 158.
[13] Ibid., 183.
[14] Ibid., 191.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22