À Brakelkring, avond 3

Door: M.J.T. Waanders

De vorige avond mochten wij samen nadenken over de hoofdstukken 3 en 4 van de redelijke godsdienst. Deze hoofdstukken behandelden God Zelf in Zijn wezen en de Goddelijke Drie-eenheid. Vanavond staan de hoofdstukken 5 en 6 centraal waarin wij lezen over Gods besluiten in het algemeen en Gods besluit van verkiezing en verwerping in het bijzonder.


Hoofdstuk 5 Gods besluiten in het algemeen

Schriftbewijzen voor Gods besluiten
Á Brakel begint dit hoofdstuk door in een korte inleiding het onderscheid te maken tussen Gods voornemen en de uitvoering daarvan in de tijd. Samen vormen die Gods besluit. Hiervoor kunnen wij een aantal Schriftplaatsen aanhalen, waaronder Hand. 4:28 (Om te doen al wat Uw hand en Uw raad tevoren bepaald had dat geschieden zou) en Job 23:14 (Hij zal volbrengen wat over mij bescheiden is).

Uit de aangehaalde teksten kunnen wij een aantal zaken opmaken. Ten eerste dat Zijn besluiten van eeuwigheid zijn genomen en in de tijd worden uitgevoerd. Daarnaast is het duidelijk dat God volledig soeverein is in hetgeen Hij besluit, de mens staat er volledig buiten.

De aard en kenmerken van Gods besluiten
De wijze waarop God besluiten neemt is voor ons mensen niet te begrijpen of uit te drukken. Wanneer mensen een besluit nemen is het de gewone gang van zaken dat alle aspecten en consequenties worden doordacht voordat iemand een besluit neemt. De voordelen en nadelen worden tegen elkaar afgewogen en er wordt een plan gemaakt om het besluit uit te voeren op basis van wat het beste lijkt.

Deze beperkingen zijn bij God niet van toepassing. Hij is alwetend, alwijs, almachtig en onveranderlijk. Wij kunnen niet begrijpen hóé God Zijn besluiten heeft gemaakt, wij weten slechts dát Hij dit heeft gedaan. Á Brakel vat het als volgt samen: 'onder Gods besluit verstaan wij een eeuwig, vrijwillig, wijs, onveranderlijk en onafhankelijk voornemen van God over alle zaken die er zijn en gebeuren, en hoe die gebeuren'.

God heeft Zijn besluiten genomen in de eeuwigheid zonder dat er iets anders was dan God Zelf. Zijn besluiten heeft Hij dus niet genomen omdat bepaalde zaken zich voordoen, zoals mensen dat doen. De gehele wereldgeschiedenis van begin tot einde is dus door God in de eeuwigheid vastgesteld. Hierover is de Bijbel zeer helder in Hand. 15:18: 'Gode zijn alle werken van eeuwigheid bekend'.

Alle besluiten van God zijn in alle opzichten geheel vrijwillig. God heeft Zijn besluiten genomen naar de vrijheid van Zijn welbehagen zonder enige dwang of oorzaak van buitenaf. De mens is geschapen naar de wil van God en derhalve 'leem' in Zijn handen. Zou er dan één mens zijn die God kan dwingen een besluit te nemen of veranderen? Dat is volstrekt uitgesloten.

Juist omdat God iets wil is het goed. Voor ons mensen is het goed om daaronder te buigen en Zijn wil goed te keuren. Omdat God wijs is boven hetgeen wij kunnen bevatten zijn Zijn besluiten dat ook. Zelfs de meest wijze mensen hebben een voorbeeld gehad waarop zij bouwden, maar vóór God was er niets. In Jesaja 40:13 lezen wij: 'Wie heeft de Geest des HEEREN bestiert, en wie heeft Hem als Zijn raadsman onderwezen?'.

Wanneer een mens zijn genomen besluit veranderd, komt dat door één van de volgende twee oorzaken. Óf omdat hij inziet dat het besluit niet goed is, óf omdat hij verhinderd wordt om het uit te voeren. Aangezien beide oorzaken op God niet van toepassing zijn omdat Hij volmaakt wijs en almachtig is, zijn Zijn besluiten onveranderlijk. Ook dit kunnen wij in de Bijbel lezen, in Jak. 1:17: 'De HEERE der heirscharen heeft het in Zijn raad besloten; wie zal het dan breken?'.

Als laatste zijn Gods besluiten onafhankelijk. Dat wil zeggen: zonder dat ze afhankelijk zijn van een voorwaarde of externe oorzaak. Dit neemt niet weg dat vele zaken gebeuren vanwege een onderliggende oorzaak, maar ook deze liggen vastbesloten in Zijn raad. Deze oorzaken zijn geen voorwaarden waaraan voldaan moet worden, maar slechts middelen die God wil gebruiken om Zijn raad uit te voeren.

Vanuit menselijk opzicht bezien lijkt het alsof het in de macht van de mens ligt om bepaalde middelen te gebruiken om een doel te bereiken. Vanuit Gods voorzienigheid staat de uitkomst echter van eeuwigheid al vast.

Gods besluiten zijn niet genomen onder een door de mens te vervullen voorwaarde. Op het voorgaande is het belangrijk om wat dieper in te gaan. Er kan namelijk een vraag opkomen die wij moeten beantwoorden, namelijk: Heeft God zaken en gebeurtenissen besloten onder een voorwaarde, waarbij het aan de vrije wil van de mens is om die voorwaarde wel of niet te vervullen en daarmee wel of niet Gods besluit ten uitvoer te brengen?

Dit is duidelijk niet het geval, hoewel er groeperingen zijn die dit wel beweren. Deze vraag kunnen wij op drie manieren beantwoorden, namelijk:

1. Als God een besluit onder een bepaalde voorwaarde neemt zou Hij dat doen omdat Hij niet anders kon, of omdat Hij niet anders wilde. Het eerste is uitgesloten omdat God almachtig is en het tweede omdat daardoor de mens onafhankelijk van God beslissingen zou kunnen nemen.

2. Al Gods besluiten zijn genomen naar Zijn welbehagen. Dit betekent dat Zijn besluiten niet afhankelijk kunnen zijn van een voorwaarde, dit is namelijk in strijd met Gods soevereiniteit, wijsheid en almacht.

3. De besluiten van God zijn onveranderlijk en alles wat afhankelijk is van een voorwaarde is aan verandering onderhevig. God verandert Zijn besluiten niet omdat de mens iets wel of niet doet, maar de mens doet iets wel of niet omdat God het van tevoren zo besloten heeft.

Gods besluiten gaan over alles
Nu de aard en kenmerken van Gods besluiten zijn behandeld, is het zaak om na te denken over wat in Gods besluiten begrepen is. Het antwoord hierop vat Á Brakel samen: 'over alle zaken in het algemeen, en over iedere zaak in het bijzonder'. Alle dingen, of deze nu belangrijk, onbelangrijk, goed, kwaad, toevallig, opzettelijk of onopzettelijk zijn; ze zijn allen door God besloten. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat God de ene zaak actief werkt, terwijl Hij de andere slechts toelaat en bestuurt. De Bijbel is hierover op veel plaatsen erg duidelijk.

1. Er zijn teksten die alle dingen in het algemeen noemen, bijvoorbeeld Hand. 15:18: 'Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend' en Ef 1:11 'Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil'.

2. Ook zijn er teksten die over afzonderlijke zaken spreken. Hand. 17:26: 'Bescheiden hebbende de tijden tevoren geordineerd, en de bepalingen van hun woning' en Gen. 24:44: 'Dat deze die vrouw zij, die de HEERE aan de zoon van mijn heer heeft toegewezen'.

Gelovigen ontvangen troost uit het leerstuk van Gods besluiten
De socinianen, remonstranten en vrijzinnigen bestrijden de soevereiniteit van Gods besluit en belasteren haar, wij echter 'werpen de overleggingen terneder, en alle hoogte die die zich verheft tegen de kennis van God, en leiden alle gedachte gevangen tot de gehoorzaamheid van Christus' (2 Kor. 10:5).

Hoewel de Bijbel heel duidelijk is over de besluiten van God en deze leer veel troost kan geven aan de gelovigen, hebben ook zij wel eens hun twijfels hierover. Deze twijfels laten zich gelden wanneer een gelovige een sterke begeerte heeft tot een zaak en daarom Gods wil hoopt te onderwerpen aan zijn eigen begeerte in plaats van de begeerte te onderwerpen aan Gods wil. Ook kunnen de gelovigen aangevochten worden in tegenspoed of moeilijkheden. De gedachte dat God alleen maar kwaad over ons heeft besloten kan dan snel de overhand krijgen.

Helaas kan het bij de gelovigen ook zijn dat zij zich niet gewillig en van harte onderwerpen aan Gods besluiten, hoewel dit de ware gelovigen tegelijk tot smart is. Hoe graag zouden zij zich overgeven aan Gods wil die alleen maar goed is!

Voor deze gestalten zijn vijf oorzaken te noemen:

1. Sommigen hebben niet voldoende kennis van dit leerstuk omdat zij hierin onvoldoende zijn onderwezen.

2. Ook kan men dit leerstuk veronachtzamen omdat men er niet genoeg over mediteert.

3. Weer anderen hebben een sterke en ongezonde liefde tot de wereld en wereldse zaken.

4. Wanneer men onvoldoende kennis heeft van de Heilige Schrift kan men in moeiten en verdriet geen toepasselijke tekst vinden om troost te bieden.

5. Als laatste kan de mens teveel bij de middelen blijven stilstaan waardoor zij geen oog hebben voor het doel wat God ermee beoogt.

Toepassing, raad en bemoediging voor gelovigen
Om troost en onderwijs te ontvangen uit het leerstuk van Gods besluit kunnen de volgende vier raadgevingen van toepassing zijn:

1. Stel alles in het werk om het aardse te verloochenen en de eigen wil te onderwerpen aan die van God. Ten diepste kan niets op deze aarde onze begeertes vervullen en ons waarlijk gelukkig maken. Daarnaast dragen zij niet bij aan een heilige levenswandel, maar benemen ons van de innerlijke vrede en geestelijke vreugde in God.

2. Wek de innerlijke liefde op tot Gods soevereiniteit. Willen wij daadwerkelijk dat God onze dienaar is die al onze dwaze verlangens vervult? Of is het ons juist tot vreugde dat Hij de Albestuurder is en daarmee vrij in wat Hij doet? Het is toch veel beter dat Zijn raad volvoerd wordt dan dat wij altijd onze zin krijgen? Nu dan, verblijdt u in Gods soevereiniteit en geef Hem de eer en de heerlijkheid!

3. Bedenk dat alles wat God heeft besloten over Zijn uitverkorenen hun alleen maar tot nut is. Zij kunnen het niet beter bedenken of verlangen. Als wij door het geloof verzekerd mogen zijn van ons aandeel in Christus, zal Gods besluit ons lief zijn en kunnen wij daar veel rust en troost in vinden.

4. God heeft ons de middelen gegeven om Zijn raad te volvoeren. Wij kunnen niet weten wat Gods wil is in een bepaalde zaak, maar wij mogen wel weten dat Hij Zijn besluit uitvoert door het gebruik van de middelen. Daarnaast zijn wij gebonden aan die middelen; als de mens de geoorloofde middelen niet gebruikt is het zijn eigen schuld dat zijn verlangen onvervuld blijft. Denk hierbij aan Jak. 4:2: 'Gij hebt niet omdat gij niet bidt'. Wees daarom onbezorgd over de uitkomst van de zaak.

Wanneer wij het bovenstaande mogen geloven zullen wij gewapend zijn in alles wat ons overkomt. Daarnaast zullen onze verlangens heilig zijn en kunnen wij op de juiste manier van de ons gegeven middelen gebruik maken.

Hoofdstuk 6 Gods eeuwige besluit van verkiezing en verwerping

Nadat in het vorige hoofdstuk stil is gestaan bij Gods besluiten in het algemeen, is het nu zaak om na te denken over Gods besluit ten opzichte van de eeuwige zaligheid of rampzaligheid van mensen.

Vormen van verkiezing
In de Heilige Schrift onderscheidt een aantal vormen van uitverkiezing; dit zijn:

1. De uitverkiezing van Jezus Christus als Borg en Zaligmaker. In Jes. 42:1 wordt Hij 'Mijn Uitverkorene' genoemd.

2. De engelen die niet zijn gevallen worden in 1 Tim. 5:21 'uitverkoren engelen' genoemd, in tegenstelling tot de gevallen engelen. Deze uitverkiezing is niet zoals bij mensen in Christus aangezien zij niet gezondigd hebben.

3. Bepaalde mensen kunnen uitverkoren zijn om in een ambt te dienen. Zo was Saul verkoren tot koning over Israël.

4. Een deel van de mensen is uitverkoren in Christus tot de eeuwige zaligheid. Deze vorm van uitverkiezing zullen wij in dit hoofdstuk behandelen.

Gebruikte termen voor de verkiezing tot zaligheid
Het Nieuwe Testament in de grondtaal kent vier termen om de verkiezing tot zaligheid uit te drukken.

1. Pro-orismos, wat voorbestemming betekend. Dit woord kan het beste vertaald worden met 'van te voren een beslissing nemen over een zaak'.

In het Nieuwe Testament vinden wij deze term onder andere in Rom. 8:29: 'Die hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd (pro-oorisen) den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn'.

Naast dat dit woord wordt gebruikt voor de verkiezing ter zaligheid, slaat het ook op de verwerping. Dit vinden wij bijvoorbeeld in Luk. 22:22: 'De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk besloten is; doch wee die mens door wie Hij verraden wordt'.

2. Prognoosis, oftewel voorkennis. Ook dit woord wordt in het Nieuwe Testament op meerdere manieren gebruikt. Zo staat er van Christus dat Hij 'voorgekend is geweest voor de grondlegging der wereld' (1 Petr. 1:20) en de uitverkorenen worden 'de uitverkorenen naar de voorkennis van God de Vader' (1Petr 1:2) genoemd. Echter zegt Christus tegen de verworpenen 'Ik ken u niet' en 'Ik heb u nooit gekend' (Matth. 25:12 en 7:23).

3. Prothesis, 'voornemen'. Hiermee wordt een vast, onveranderlijk besluit bedoeld. In Rom. 3:25 staat: 'Welke God voorgesteld heeft tot een Verzoening'; dit ziet op de verkiezing van Christus als Borg voor de uitverkorenen. Daarnaast wordt het gebruikt voor Gods uitverkorenen zelf in Rom. 8:28: 'Degenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn'.

4. Het woord Eklogè, of verkiezing, komt vaak voor in de Bijbel maar wordt doorgaans gebruikt voor de verkiezing tot zaligheid of voor de uitverkorenen zelf. Het eerste wordt bedoeld in Rom. 9:11 'het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is'; het tweede in Matth. 22:14 'Weinigen zijn uitverkoren'.

Definitie van de predestinatie
Van de woorden die in de Bijbel gebruikt worden gaan we nu dieper in op de betekenende zaak.

Á Brakel geeft de volgende definitie van de predestinatie: 'Het eeuwige, vrijwillige, wijze, onafhankelijke en onveranderlijke besluit van God om, tot verheerlijking van Zijn vrije genade, sommige mensen te scheppen, onder de macht van de zonde te brengen en door Christus tot de zaligheid te leiden; alsook om, tot verheerlijking van Zijn rechtvaardigheid, andere mensen te scheppen, onder de macht van de zonde te brengen en ze vanwege die zonde te verdoemen'.

Naar haar aard is de predestinatie een besluit. Alle eigenschappen die in het vorige hoofdstuk zijn toegeschreven aan Gods besluiten zijn ook van toepassing op de predestinatie. Dit betekent dat zij eeuwig, vrijwillig, wijs, onafhankelijk en onveranderlijk is.

De leidende oorzaak van de predestinatie is het besluit van God. Er was geen enkele oorzaak buiten God Zelf waarom Hij de mens heeft geschapen en het is Zijn gunst en goedheid dat Hij de mens heeft willen laten delen in Zijn heerlijkheid.

Het doel van de predestinatie is de verheerlijking van God in de deugden van Zijn genade en rechtvaardigheid. Het is weliswaar niet zo dat er iets toegevoegd dient te worden aan Zijn deugden, maar Zijn deugden worden méér verheerlijkt in de uitvoering van de predestinatie.

De predestinatie bestaat uit twee hoofddelen, namelijk de uitverkiezing en de verwerping. Dit kunnen wij vinden in Rom. 9:22-23: '(...) Vaten des toorns, tot het verderf toebereid, (...) vaten der barmhartigheid, die Hij tevoren bereid heeft tot heerlijkheid'.

Het eerste hoofddeel van de predestinatie: de verkiezing tot zaligheid
Onder de uitverkiezing verstaat Á Brakel het volgende: 'Gods voorbestemming, waardoor Hij van eeuwigheid vast en onveranderlijk besloten heeft een vastgesteld aantal afzonderlijke mensen, die Hij bij name kent, zonder van te voren te letten op hun geloof of goede werken, maar uit enkel vrij en soeverein welbehagen, tot de eeuwige zaligheid te voeren, tot prijs der heerlijkheid Zijner genade'.

• De verkiezing tot zaligheid is een soevereine daad van God. Omdat Hij algenoegzaam is in zichzelf heeft Hij het niet nodig om door iemand gediend te worden. Toch heeft het Hem behaagd om mensen in Zijn goedheid te delen; dit zijn de uitverkorenen.

God verheerlijkt Zichzelf hierdoor als de soevereine Koning die kan doen met het Zijne wat Hem behaagd, terwijl Hij Zichzelf verheerlijkt als rechtvaardig Rechter door de verwerping.

• Deze verkiezing is in de eeuwigheid besloten, zonder dat de uitverkorenen iets goeds of kwaads hebben gedaan. Het geloof en de godzaligheid van de uitverkorenen zijn dus géén beweegredenen waardoor God de één aanneemt en de ander niet.

• God heeft in de eeuwigheid met Zijn uitverkiezing een onderscheid gemaakt tussen mensen terwijl er geen onderscheid was. De uitverkiezing is namelijk van toepassing op een vastgesteld aantal afzonderlijke mensen, die God bij name kent. De uitverkorenen zijn dus specifieke personen: die en die wel, tegenover die en die niet.

• De verkiezing tot zaligheid heeft niet plaatsgevonden vanwege Christus' verdienste, een voorzien geloof of goede werken. Dit zijn vruchten van de uitverkiezing, maar niet de grond ervan. Alleen Gods welbehagen is de bron van de verkiezing, maar in de uitvoering daarvan maakt Hij wel gebruik van middelen. Zo heeft Hij het toegestaan dat de mens onder de macht van de zonde kwam en daardoor eeuwige straf verdient. Daarna verlost God in de tijd de uitverkorenen uit de macht van de zonde en de dood als bewijs van Zijn genade.

Degenen die God heeft uitverkoren heeft Hij aan Christus geschonken opdat Hij hen zalig zou maken. In dit opzicht is de uitverkiezing wel ín Christus.

• De uitverkiezing is een onveranderlijk besluit van God; zij is onvoorwaardelijk waardoor het niet mogelijk is om niet aan de gestelde voorwaarden te voldoen. Daarnaast werkt God Zelf in Zijn uitverkorenen wat Hem behaaglijk is waardoor zij erfgenamen van de heerlijkheid worden. Geen mens of duivel kan de uitverkiezing dus veranderen.

• Het doel van de uitverkiezing is de verheerlijking van God. Hij wil Zijn volmaakte eigenschappen van genade en barmhartigheid verheerlijken aan gevallen mensen, zodat zij daarin hun heil zouden zoeken en vinden. De uitverkorenen zullen eindigen in God door Hem te loven, te prijzen en de eer en de heerlijkheid te geven.

Daarom roept Paulus het uit: 'Uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid' (Rom. 11:36).

Het tweede hoofddeel van de predestinatie, de verwerping
Naast de uitverkiezing tot zaligheid bestaat de predestinatie ook uit de verwerping. De Bijbel gebruikt hiervoor meerdere termen, bijvoorbeeld: 'toebereiden tot het verderf' (Rom. 9:22) of 'stellen tot toorn' (1 Thess. 5:9).

Voor de verwerping geeft Á Brakel de volgende definitie: 'De voorbestemming van een aantal afzonderlijke mensen, door God bij name gekend, tot het eeuwige verderf, uit enkel vrij en soeverein welbehagen, tot verheerlijking van Gods rechtvaardigheid, door hen voor hun zonden te straffen'.

• Net als de uitverkiezing tot zaligheid, betreft de verwerping afzonderlijke personen, door God bij name gekend. Echter gaat het aantal verworpenen het aantal uitverkorenen oneindig ver te boven. In Matth. 20:16 staat namelijk dat 'velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren'.

• De verwerping komt enkel voort uit Gods vrij en soeverein welbehagen. Hoewel de goddeloosheid en het ongeloof van de verworpenen de reden is van hun verdoemenis, is dat niet de oorzaak waarom God er voor heeft gekozen hen te verwerpen. Hij heeft de volledige bevoegdheid om met Zijn maaksel te doen wat Hem behaagd; in Rom. 9:18 staat dat 'Hij zich ontfermt diens Hij wil, en verhardt die Hij wil'.

• Het beoogde doel van de verwerping is de verheerlijking van Gods rechtvaardigheid. In Zijn ondoorgrondelijke wijsheid heeft God besloten het toe te laten dat de mens door eigen schuld onder de macht van de zonde en de dood kwam. De zonde en het ongeloof zijn het middel waardoor God heeft besloten dat Hij de verworpenen zal verdoemen, maar de schuld van de hiervan ligt in de verworpenen zelf. 'Daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt' (Joh. 8:47).

Nadat Á Brakel in het voorgaande de leer omtrent de uitverkiezing en de verwerping uiteen heeft gezet, behandeld hij een aantal vragen met betrekking tot de uitverkiezing.

De eerste vraag die Á Brakel beantwoordt is: Heeft God van eeuwigheid een algemeen geldend voornemen gehad Zich over het gehele gevallen menselijke geslacht te ontfermen, om Christus tot een Zaligmaker voor ieder mens aan te stellen en alle mensen tot Christus en Zijn zalige gemeenschap te roepen?

Op deze vraag kunnen wij een tweeledig antwoord geven. Ten eerste heeft God een welwillende liefde tot ál Zijn schepselen en heeft God geen lust in de dood der goddelozen, maar daarin dat zij zich bekeren. Zelfs aan zondaren 'heeft Hij zich niet onbetuigd gelaten, goeddoende van de hemel, regen en vruchtbare tijd gevende, vervullende hun harten met spijs en vrolijkheid' (Hand. 14:17).

Wij ontkennen echter dat God een algemeen besluit heeft genomen om Zich over alle mensen ter zaligheid te ontfermen. Jezus heeft het Zelf gezegd: 'Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve de kinderkens geopenbaard. Ja Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U' (Matth. 11:25-26). Daarnaast leert de ervaring ook duidelijk hetzelfde.

Een andere vraag die Á Brakel beanwoordt luidt: Is het besluit van de eeuwige verkiezing veranderlijk of onveranderlijk?

De remonstranten dichten God een volmaakt en een onvolmaakt verkiezingsbesluit toe. In het onvolmaakte verkiezingsbesluit zou God willen dat iedereen die gelooft en godzalig leeft zalig wordt, maar de uitvoering hiervan is afhankelijk van de vrije wil van de mens. Door het volmaakte verkiezingsbesluit zou God, vanwege een voorzien geloof en volharding daarin, een bepaalde groep mensen zalig maken. Dit betekent dat het onvolmaakte besluit veranderlijk is en het volmaakte besluit onveranderlijk.

Wij moeten daarentegen staande houden dat Gods besluit van verkiezing onveranderlijk is in haar aard. In het voorgaande hebben wij vele Bijbelteksten aangehaald waaruit blijkt dat ál Gods besluiten onveranderlijk zijn. Daarnaast ligt het fundament van de zaligheid in God Zelf en niet in de gelovigen; het is Gods welbehagen om Zijn uitverkorenen het geloof te schenken en de kracht om daarin te volharden.

De laatste vraag die aan bod komt is: Kunnen de gelovigen zeker zijn van hun verkiezing?

Hoewel niet alle gelovigen dit zelf zo zullen beleven, kunnen de gelovigen door het licht van de Heilige Geest de kenmerken van het ware geloof in zichzelf herkennen. Dit gaat echter niet met veel gevoel gepaard en ook de gelovigen kunnen in een staat van geestelijke verlating terechtkomen waarin zij dat licht moeten missen. Het is wél de taak van de gelovigen om deze zekerheid en de blijdschap hierover te ontvangen.

De kenmerken die men uit de Bijbel kan halen zijn de roeping, het geloof en de heiligmaking. Wanneer een gelovige overtuigd mag zijn van zijn geloof kan hij ook de 'keten der zaligheid' uit Rom. 8:29-30 in omgekeerde volgorde langsgaan: die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te wezen en die heeft Hij ook gekend.

Aanvechtingen over de verkiezing
Er zijn veel mensen die zich ergeren aan het leerstuk van de uitverkiezing. Zij loochenen het of belasteren het zelfs, ondanks dat de Bijbel ons dit heel uitdrukkelijk leert. Naast de aanvechtingen door andere mensen kunnen de gelovigen ook aangevochten worden door de duivel. Hij werpt dan de gedachte in het hart dat de gelovige niet uitverkoren is waardoor hij in een moedeloze gestalte terecht kan komen.

Het geloof wordt niet meer zo vurig geoefend, het bidden lijkt zinloos en de vrede met God wordt verstoord. Daarnaast kan het hart van de gelovige ook verstrikt zijn in de gedachte dat als hij niet uitverkoren is, hij toch verloren gaat. Ook dit kan leiden tot een minder vurig geloofsleven.

De hemelse Geneesheer Zelf kan deze wonden het best helen, waarbij Hij gebruik wil maken van enkele middelen. Á Brakel geeft een aantal overdenkingen voor diegenen die deze aanvechtingen kennen.

1. De gedachten van het ongelovige hart en de inwerpingen van de satan moeten wij radicaal van ons werpen. Zij geven geen rust en leiden ook niet tot een godzaliger of heiliger leven. Deze aanvechtingen hebben post kunnen vatten vanwege een onvoorzichtige wandel en daarom is het noodzaak om deze gedachten ver van ons te houden.

2. Het is dwaas voor mensen om zich bezig te houden met zaken die God voor de mens verborgen heeft gehouden. Wij kunnen niet inzien in Gods raad en kunnen daarom ook niet van onszelf weten of wij verworpen zijn. In de Bijbel heeft God niet geopenbaard wie de verworpenen zijn en ook gaat Hij niet vertrouwelijk met de verworpenen om. Dit betekent dat Hij ook niet op on-middelijke wijze laat weten of iemand verworpen is.

3. Wij moeten ons houden aan Gods geopenbaarde wil. Het Evangelie biedt Jezus Christus aan als Zaligmaker voor iedereen die Hem aanneemt in geloof. Jezus werpt niemand uit die tot Hem komt en Hij verhindert niemand om in Hem te geloven en zalig te worden. De enige reden waarom mensen worden verdoemd is omdat zij volharden in de zonde te leven. Daarom: houd u aan het Woord, en stop met uw eigen hersenspinsels!

Kenmerken van de verkiezing
Wij kunnen niet verzekerd zijn van de verwerping, maar wél van de uitverkiezing. Het is de plicht van iedere gelovige om naar die zekerheid te staan: 'Benaarstig u te meer om uw roeping en verkiezing vast te maken' (2 Petr. 1:10).

Vanuit het Woord kunnen wij drie kenmerken noemen die een heldere omschrijving geven van diegenen die uitverkoren zijn tot zaligheid.

1. Het eerste kenmerk is de roeping. Deze roeping is niet alleen uitwendig door uit de Bijbel te lezen en naar de dienst des Heeren te gaan, maar is ook inwendig. Kennen wij het verlangen naar de geestelijke gestalten in de ziel, zoals de liefde tot en hoogachting van God? Worden wij gedrongen om Hem te gehoorzamen en Zijn aangezicht te zoeken in gebed? Is Gods nabijheid leven voor de ziel en de verberging van Zijn aangezicht bitterder dan de dood?

Als wij deze zaken mogen kennen mogen wij er van verzekerd zijn geroepen te zijn door God.

2. Het geloof is een duidelijk kenmerk van de verkiezing. Door het geloof mogen wij onze zaligheid buiten onszelf zoeken en Jezus aannemen als onze Zaligmaker. Is Gods raad om zondaren zalig te maken uit genade ons al tot vreugde? Hebben wij verdriet om onze zonden en vrezen wij Gods toorn? En hebben wij Zijn aanbod aangenomen en ons aan Hem overgegeven om door Jezus alleen zalig te worden? Wanneer wij dit in meerdere of mindere maten mogen kennen, met meer of minder strijd, mogen wij het ware geloof hebben en de conclusie trekken uitverkoren te zijn.

3. Ten slotte is ook de heiligmaking een belangrijk kenmerk van de uitverkiezing tot zaligheid. Hebben wij een weerzin tegen onze zonden die in ons leven? Kennen wij het verlangen naar een godvrezend hart dat altijd bereid is om Gods wil te doen? Is de strijd tussen vlees en geest, tussen de oude en nieuwe mens ons niet vreemd? Dan mogen wij een geestelijk leven hebben en het beginsel van de heiligmaking. Deze zaken zijn geen vruchten die op onze akker groeien. Zij zijn genadegaven van God die voortvloeien uit de uitverkiezing.

Wanneer wij voor onszelf de conclusie hebben mogen trekken uitverkoren te zijn, is het belangrijk om goed na te denken wat de bron is van deze uitverkiezing. Zij ligt namelijk vast in Gods soeverein besluit. Het is Zijn wil ons op te zoeken, terwijl Hij miljoenen anderen in hun eigen verderf laat! Waarom mogen wij het evangelie horen en daardoor levend gemaakt zijn? Hoe komt het dat wij Jezus mogen aannemen tot onze zaligheid? De oorzaak is Gods eeuwig besluit ons zalig te maken.

Welnu, zink weg in heilige verwondering dat God met zulke mensen van doen heeft willen hebben!

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22