Job en het lijden

Het probleem van het lijden
 
Elke goede theodicee moet deze test kunnen doorstaan: kan het een rouwdragende vertroosten op de begraafplaats?[1]
Josiah Royce

Door de zondeval is lijden voor elk mens een realiteit geworden. Men kan dit lijden op verschillende manieren ervaren, namelijk als slachtoffer, als getuige en als veroorzaker. Deze realiteit van het lijden stelt de mens voor de vraag hoe men hiermee om dient te gaan.
 
Als wij nadenken over het probleem van het kwaad, gebruiken wij de term ‘theodicee’.[2] Dit woord is een samentrekking van de woorden theos (God) en dikè (rechtvaardigheid). Deze term heeft twee betekenissen: 1. De filosofische studie van de relatie tussen God en het kwaad. 2. De verdediging van de rechtvaardigheid van God in het licht van het kwaad in Gods schepping.

Het probleem van het kwaad komt voort uit de spanning tussen Gods goedheid en almacht enerzijds en het bestaan van het kwaad anderzijds. Het christendom heeft altijd beleden dat God goed is en dat Hij almachtig is. Maar waarom is er dan kwaad in de wereld?

Systematisch gezien komt de trilemma hierop neer:

1. God is goed
2. God is almachtig
3. Er is kwaad in de wereld

De vraag kan opkomen of we eigenlijk wel over deze vragen mogen nadenken. Zijn wij als nietige schepsels niet ongeschikt om over deze grote vragen na te denken? Kunnen wij als beperkte mensen ooit God begrijpen? Er zijn genoeg redenen om het theodicee project af te wijzen.

De theodicee is met name ontstaan binnen het Verlichtingsdenken. God moest Zich verantwoorden voor de rechtbank van de menselijke rede. Men begon de rechtvaardigheid van God onder kritiek te stellen. Het theodicee project heeft dan als einddoel om God te rechtvaardigen. Als dit het doel is om over de theodicee te spreken, dan is het terecht om hier kritiek op te hebben. De rechtvaardigheid van God is voor een Bijbelgetrouw christen niet het eindpunt, maar het beginpunt van het denken. God heeft het niet nodig om door ons verdedigd en gerechtvaardigd te worden.

Dit betekent echter niet dat we helemaal niet over deze zaken na mogen denken. Het is juist het geloof dat begrip zoekt. Het geloof in Gods rechtvaardigheid doet de vraag opkomen naar het lijden in de wereld. Het is legitiem en zelfs noodzakelijk om als christen daarover na te denken. We gebruiken het begrip theodicee dan om, in onderwerping aan de Schrift en in afhankelijkheid van God, te trachten de vragen te beantwoorden die naar boven komen als we nadenken over het probleem van het lijden. Het Bijbelboek Job kan ons helpen bij het nadenken over de theodicee.[3]

Hoewel de term theodicee nog maar 300 jaar oud is, is het nadenken over het probleem van het kwaad al zo oud als de wereld zelf. Ook Job stelt vragen aan God over zijn lijden en klaagt dat God het op hem voorzien heeft, zoals een leeuw het op zijn prooi voorzien heeft.

Uw handen doen mij smart aan, hoewel zij mij gemaakt hebben, te zamen rondom mij zijn zij, en Gij verslindt mij. Indien ik zondig, zo zult Gij mij waarnemen, en van mijn misdaad zult Gij mij niet onschuldig houden. Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende. Want zij verheft zich; gelijk een felle leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en stelt U wonderlijk tegen mij. Gij vernieuwt Uw getuigen tegenover mij, en vermenigvuldigt Uw toorn tegen mij; verwisselingen, ja, een heirleger, zijn tegen mij. En waarom hebt Gij mij uit de baarmoeder voortgebracht? Och, dat ik den geest gegeven had, en geen oog mij gezien had! (Job 10:8,14-18)

Gelet op de inhoud kan het Bijbelboek Job dus een theodicee worden genoemd.[4] Toch is het niet de primaire bedoeling van het Bijbelboek Job om theoretische vragen te stellen, maar om het leven in haar volle scherpte te tekenen én te laten zien dat boven alle (waarom)vragen en twijfels, God als Koning over de schepping regeert.[5] Met dat doel hopen wij vandaag ook naar het Bijbelboek te kijken.

Het Bijbelboek Job

Lijden is de gemeenschappelijke last van de mensheid en de eenzame last van ieder persoon.[6]
Bruce K. Waltke

Het Bijbelboek Job behoort tot de meest bekende Bijbelboeken van de canon. Het behoort ook tot de moeilijkste Bijbelboeken uit de canon. De moeilijkheidsgraad van het Hebreeuws is erg hoog en de herkomst, datering en het auteurschap van het Bijbelboek zijn onduidelijk.[7]

Eén ding is echter glashelder: lijden vormt één van de hoofdthema’s van het Bijbelboek Job.[8] Na en door de zondeval krijgt ieder mens met lijden te maken. De zonde heeft deze wereld in een tranendal veranderd (Ps. 90:10).[9] Wat de geschiedenis van Job echter zo bijzonder maakt is dat Job lijdt als rechtvaardige, en niet als een zondaar die door God gestraft wordt.[10] Hoewel Jobs onschuld vanaf het begin vaststaat, gaat hij op een gegeven moment niet op een rechtvaardige wijze met het lijden om.[11] In zichzelf bleef Job dus een zondig mens. Ondanks zijn zonden laat de HEERE Zijn kind Job niet los.
 
De geschiedenis van Job bevat lessen en troost voor mensen die lijden en voor mensen die getuigen zijn van dit lijden.[12]
 
Datering
 
Zoals gezegd kan het Bijbelboek Job kan niet exact gedateerd worden.[13] Waarschijnlijk leefde Job in de tijd van de patriarchen. Dit vermoeden is gebaseerd op het feit dat welvaart in het boek Job gemeten wordt in termen van vee, slaven en kostbare metalen (Job 1:3, 42:11-12). In ieder geval leefde Job ná Abraham, aangezien verschillende personen in het Bijbelboek Job nakomelingen van Abraham zijn (Job 2:11, 32:2). Met zekerheid kan worden vastgesteld dat het Bijbelboek bekend was ten tijde van de profeet Ezechiël, aangezien hij de geschiedenis van Job aanhaalt (Ez. 14:14).[14]
 
Auteurschap
 
Net als over de datering, bestaat er ook over het auteurschap veel onduidelijkheid. Het boek zelf noemt geen auteur.[15] Sommige theologen vermoeden dat de oorspronkelijke auteur een andere is geweest dan de schrijver die de laatste hand aan het boek legde. Deze schrijver heeft dan vermoedelijk de proloog en de epiloog geschreven.[16] In dat geval zijn er twee mensen bij betrokken geweest.[17]
 
Andere theologen spreken weer over één auteur en noemen als mogelijke schrijver Mozes of Sálomo. Maar wie het boek Job dan ook geschreven heeft, één ding is duidelijk: deze persoon heeft mogen inblikken in de hemel en heeft mogen doorgeven wat geen sterveling, ook Job en zijn vrienden niet, ooit gezien of gehoord had.[18]
 
Structuur
 
De inhoud van het Bijbelboek Job is niet eenvoudig. Het is daarom raadzaam om bij het bestuderen van de inhoud goed te letten op de structuur van het Bijbelboek.[19]
 
Hierbij vallen een drietal zaken op. Het eerste wat opvalt is dat het boek begint en eindigt met de zogenaamde verteller. Deze persoon vertelt in het begin van het boek wie Job is en aan het einde van het boek hoe het met Job is afgelopen.
 
Het tweede wat opvalt is dat Job in de meeste gevallen de gesprekken initieert en dat zijn vrienden vervolgens op hem reageren. Na Bildads derde reactie spreken de vrienden niet meer, maar spreekt Job drie keer zonder door hen onderbroken te worden. Elihu spreekt tegen Job, maar Job reageert hier niet op. Pas wanneer de HEERE gaat spreken is Job niet degene die begint.
 
Het derde wat opvalt is dat al het spreken eindigt met stilte. De vrienden doen er uiteindelijk ook het zwijgen toe. Ook Job, die het meeste gesproken heeft, legt aan het einde van het boek de hand op de mond (39:37-38). Uiteindelijk heeft de HEERE het laatste woord en is het de HEERE Zelf Die de gevangenis van Job wendde (42:7,10).

[21]

Job en zijn vrienden
 
Het Bijbelboek Job bestaat uit maar liefst 42 hoofdstukken. Het is dus onmogelijk om het gehele Bijbelboek onder de loep te nemen. Ik heb er daarom voor gekozen om via de lijn van de gesprekken tussen Job en zijn vrienden het Bijbelboek onder de loep te nemen. Op die manier kunnen we meer zicht krijgen op het thema: ‘Job en het lijden’.
 
Na een gesprek tussen de HEERE en de satan krijgt de satan toestemming om Job in het lijden te storten. Jobs rijkdom, familie en gezondheid worden van hem afgenomen. Toch raakt Job te midden van dit lijden zijn geloof niet kwijt. Helder klinkt het uit zijn mond: ‘De Naam des Heeren zij geloofd!’. Toch raakt hij zo overweldigd door alle nood dat hij wenste nooit geboren te zijn (3:3-4).
 
Vanwege alle ellende die Job meemaakt, krijgt hij bezoek van zijn drie vrienden Elifaz, Bildad en Zofar.[22] Zij namen de moeite om hem te bezoeken, met hem te rouwen en om hem te troosten.[23] Ze wilden hem ondersteunen en snapten de belangrijkste regel bij het brengen van een rouwbezoek: praat niet te veel en begin ook niet te snel met praten. Maar liefst zeven dagen zaten ze in stilte naast hem.
  
En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel. Alzo zaten zij met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten; en niemand sprak tot hem een woord, want zij zagen, dat de smart zeer groot was (2:12-13).
 
Maar in plaats van hem te helpen, waar ze voor waren gekomen, ontstaat er onenigheid. Beide partijen zeggen dingen die nooit gezegd hadden mogen worden.[24] Zofar noemt Job een leugenaar (11:3). Job reageert hierop door zijn vrienden leugenaars en nietige medicijnmeesters te noemen (13:4).[25]
 
In dit alles is het goed om voor ogen te houden dat de vrienden van Job kinderen van God waren.[26] Ze hadden eerbied voor Gods heiligheid, macht en rechtvaardigheid en wilden niet dat de eer van God zou worden aangetast. Daar komt nog bij dat de gedachte dat God de zondaar straft en de rechtvaardige per definitie zegent in het Oude Nabije Oosten wijdverspreid was.[27] De drie vrienden waren hier dan ook van overtuigd.
 
Toch lezen we in het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek Job dat de vrienden door de Heere bestraft worden vanwege hetgeen ze tegen Job gezegd hebben (42:8). Hieruit blijkt dat ook Gods kinderen niet zonder zonde zijn en dat ze iedere dag opnieuw vergeving nodig hebben.
 
Maar wat was er nu verkeerd aan de woorden van Elifaz, Bildad en Zofar? Hun fout was dat ze geloofden dat Job in de problemen was gekomen door (een) ernstige zonde(n). God wilde Job blijkbaar straffen. Job gelooft ook dat de ellende uit Gods hand komt, maar gaat niet mee in de verklaring van zijn vrienden. Hierop concluderen ze dat Job geen kind van God kan zijn. Elifaz, Bildad en Zofar wilden aantonen dat Jobs geloof in God vals was en dat hij verzoening met God nodig had. Ze roepen hem, met de beste bedoelingen, op tot bekering.
 
Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen (22:21).
 
Maar Job, verbijstert door het verdriet wat hem overkomt, had juist aan hen verteld dat hij in God gelooft.
 
Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? (13:15a)
 
Want ik weet: mijn Verlosser leeft (19:25a).
 
Job is het dus niet eens met de conclusie van zijn vrienden dat hij door zijn zonden en onbekeerd-zijn deze ellende moet meemaken. Hij verzekert hen ervan dat hij aan zijn integriteit zal blijven vasthouden totdat hij sterft.
 
Het zij verre van mij, dat ik ulieden rechtvaardigen zou; totdat ik den geest zal gegeven hebben, zal ik mijn oprechtigheid van mij niet wegdoen (Job. 27:5)
 
Job peinst er dus niet over om zijn vrienden gelijk te geven. Tot aan zijn dood zal Job zijn oprechtheid blijven verdedigen tegenover zijn vrienden.[28] Dit verschil van inzicht zorgde voor verwijdering en onbegrip tussen Job en zijn vrienden.
 
Maar waarom hielden de drie vrienden zich zo vast aan hun verkeerde uitleg van Jobs problemen? In essentie kwam dit door hun onvolmaakte kennis van God. Zij maakten de vergissing dat de verhouding tussen een mens en God altijd kan worden afgeleid van diens omstandigheden. God veroordeelt het kwaad, dus als een individu getroffen wordt door zorgen en noden moet dit wel komen vanwege grote zonden. Het feit dat Job dit ten stelligste ontkende, was in hun ogen een teken dat hij zijn zonden probeerde te verdoezelen. Hij kon dus geen kind van God zijn.
 
Nu is het waar dat God soms zondige mensen kan straffen in dit leven, maar nood en lijden is geen goede richtlijn om iets over iemands relatie met de Heere te kunnen zeggen. De drie vrienden dachten dat dit wel kon en ze zaten er grondig naast. Noden en zorgen komen uit Gods hand voort. Hij regeert over alle gebeurtenissen. Maar tegenspoed is nog geen bewijs dat iemand onder Gods oordeel ligt.[29] Wat Jobs vrienden zeiden over Gods heiligheid en rechtvaardigheid was waar, maar hun toepassing op Job was verkeerd. Het was hun tekort aan kennis van God die tot deze ruzie leidde.
 
Een andere reden waarom de drie vrienden ernaast zaten wordt duidelijk geopenbaard aan het begin van het boek. De satan wordt in direct verband gebracht met Jobs lijden. God had gezegd dat Job een ‘oprecht en vroom’ man was, ‘godvrezende en wijkende van het kwaad’ (Job. 1:8b). Wat een beschrijving! Om heilig jaloers op te worden!
 
De satan reageerde hierop door te stellen dat Job God niet voor niets diende.
 
Hebt Gij niet een betuining gemaakt voor hem, en voor zijn huis, en voor al wat hij heeft rondom? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn vee is in menigte uitgebroken in den lande (Job. 1:10).
 
Volgens de satan diende Job de Heere omdat hij er financieel belang bij had. Volgens de satan diende Job God niet vanuit liefde, maar slechts om er zelf beter van te worden.[30]
 
Maar toch strek nu Uw hand uit, en tast aan alles, wat hij heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen? (Job 1:11)
 
Maar als God alles van Job zal afnemen zal hij Hem zeker vervloeken. Hier durft de satan nogal wat te zeggen! Overigens gebruikt de satan deze vurige pijl nog steeds tegen Gods kinderen. ‘U denkt dat u een kind van God bent, maar u bent net als iedereen. U bent zelfgericht, egoïstisch. Uw Godsdienst en uw zogenaamde dienst aan de Heere zijn alleen maar uit eigen belang. Uw geloof stelt niets voor!’
 
De Heere gaf satan ruimte om Job aan te vallen. Ook vandaag de dag krijgt de satan soms de ruimte om Gods kinderen aan te vallen.[31] Dit doet de Heere om de woorden van Job 17:9a te bevestigen.
 
En de rechtvaardige zal zijn weg vasthouden.
 
Het ware geloof is door God gegeven en kan door het vuur beproefd worden (1 Pet. 1:7). Job was dus geen hypocriet toen hij vasthield aan zijn integriteit.
 
Hoewel de vrienden van Job niet wisten dat de duivel achter het lijden van Job zat, hadden zij hier wel oog voor moeten hebben. De duivel is immers een leugenaar en mensenmoordenaar vanaf het begin (Joh. 8:44). Elifaz, Bildad en Zofar waren kinderen van God en elk kind van God kent de satan en zijn verleidingen. De satan wordt in de Bijbel ook wel de god dezer eeuw genoemd (2 Kor. 4:4). Hij werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid, maar kan ook in christenen werken (Ef. 2:2, Kol. 3:6). De satan probeerde Jobs geloof te vernietigen. Het is schokkend dat Jobs vrienden, terwijl ze dachten dat ze hem hielpen, onbewust meewerkten aan deze laffe aanval van de satan.
 
Samengevat kunnen wij zeggen dat de vrienden van Job op twee punten dwaalden. Zij hadden onvoldoende kennis van God en ze vergaten de invloed van de satan. Dit zorgde ervoor dat Job en zijn vrienden hoogoplopende ruzie kregen. Zittend op de puinhopen van zijn bestaan moet Job dit vreselijk hebben aangegrepen.
 
In hoofdstuk 42 brengt de Heere deze situatie tot een einde. De Heere herstelt de vrede tussen de vrienden, door van Job een vredesstichter te maken. Dit doet Hij door Job eerst in het stof te brengen door hem te verootmoedigen. In de hoofdstukken 38-41 spreekt de Heere tot Job. Jobs probleem was in essentie hetzelfde als dat van zijn vrienden. Ook hij wist te weinig van God. In zijn onwetendheid protesteert hij tegen God. Hij klaagt dat de Heere hem behandelt als een vijand. Hij dacht dat zijn lijden een teken van Gods ongenoegen was. Op sommige momenten breekt het licht door bij Job. Bijvoorbeeld in Job 23:10.
 
Doch Hij kent den weg, die bij mij is; Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen (Job. 23:10).
 
Toch blijft het geestelijk duister voor Job, totdat de HEERE Job in de schuld brengt en hem verootmoedigt. Dit doet de Heere door hem te wijzen op de beperktheid van zijn begrip, door hem te laten zien hoe weinig hij begrijpt van de schepping om hem heen. Ook wijst de HEERE Job erop dat hij klein en nietig is in vergelijking met de grote dieren op deze aarde. Nadat de Heere dit gesproken heeft kan Job God alleen maar toevallen en zijn nietigheid belijden.[32]
 
Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist. Met het gehoor des oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog. Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as (Job 42:3b,5-6).
 
Dit is het kantelpunt. Ruzie en bitterheid kunnen niet samengaan met ootmoed. Of, om met de woorden van John Bunyan te spreken: ‘Hij die laag zit hoeft niet bang te zijn om te vallen. Hij die nederig is, hoeft niet te vrezen voor trots’. Job is door de Heere in de laagte gebracht.
 
Wat verder opvalt in hoofdstuk 42 is dat de Heere geen boze woorden tegen Job spreekt. Wel lezen we dat de Heere vertoornd is op de drie vrienden.
 
Het geschiedde nu, nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn toorn is ontstoken tegen u, en tegen uw twee vrienden, want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job (Job 42:7).
 
De woorden van de drie vrienden waren voor de Heere verwerpelijker dan die van Job. De Heere toont de drie vrienden dat hun verkeerde behandeling van Job de dood verdiend.
 
Daarom neemt nu voor ulieden zeven varren en zeven rammen, en gaat henen tot Mijn knecht Job, en offert brandoffer voor ulieden (Job 42:8a).
 
Hoewel we het Bijbelboek Job niet precies kunnen dateren, kunnen we wel opmaken dat het uit een vroege periode van de geschiedenis van het Oude Testament komt. Er was nog geen tabernakel of tempel. Wel was geopenbaard dat er voor de vergeving van zonden bloed moest vloeien. Vanaf de zondeval was duidelijk dat er maar één manier was om van schuld te worden bevrijd. Er moest een plaatsvervanger zijn. De onschuldige moest de plaats innemen van de schuldige. Abel moest de eerstgeborene van zijn kudde offeren in zijn plaats. Abraham had een ram ten brandoffer nodig om de plaats van zijn zoon in te nemen. Het doel van alle brandoffers in het Oude Testament was dat de gelovigen, zoals Abraham, Christus’ dag mochten zien met de oog van het geloof en zich daarin mochten verheugen (Joh. 8:56).
 
Maar waarom waren de woorden van de drie vrienden meer verwerpelijk in de ogen van God dan de woorden van Job? Het antwoord zal ons verbazen en misschien ook wel vrees inboezemen. Het is namelijk mogelijk om op een dwaze manier over orthodoxe waarheden te spreken(!) Dit is wat Elifaz, Bildad en Zofar hebben gedaan. Hoewel het waar was wat ze zeiden, pasten ze deze waarheid toe op de verkeerde persoon. Ze veroordeelden ten onrechte een kind van God. De man waarvan zij dachten dat hij een ongelovige was, wordt vier keer door de Heere ‘Mijn knecht Job’ genoemd (Job 42:7-8).
 
Wat een les ligt hierin! Wie van genade leeft zal zich niet boven de ander verheffen en voorzichtig zijn met zijn woorden. Zeker tussen christenen onderling mag er geen onenigheid zijn.
 
Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt (Joh. 13:34).
 
Maar zijt jegens elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus ulieden vergeven heeft (Ef. 4:32).
 
Wie door het geloof mag zeggen: ‘Christus is voor mij gestorven’, kan niet anders dan in verwondering en aanbidding de hand op de mond leggen en na onenigheid met een broeder of zuster met Job belijden: ‘Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as’ (Job 42:6).
 
God toornt over de woorden van de drie vrienden. Maar, wat een wonder, hier blijft het niet bij! Uit zondaarsliefde wijst de Heere de weg naar de verzoening.
 
Laat Mijn knecht Job voor ulieden bidden; want zekerlijk, Ik zal zijn aangezicht aannemen, opdat Ik aan ulieden niet doe naar uw dwaasheid; want gijlieden hebt niet recht van Mij ge sproken, gelijk Mijn knecht Job. Toen gingen Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet, henen, en deden, gelijk als de HEERE tot hen gesproken had; en de HEERE nam het aangezicht van Job aan. En de HEERE wendde de gevangenis van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden (Job 42:8b-10a).
 
Hoe wist Job dat hij voor zijn vrienden moest bidden? Er staat niet dat de Heere hem dat beveelt. Waarom zou hij eigenlijk bidden voor deze slechte vertroosters die hem pijn hadden gedaan?! Deze vragen zijn begrijpelijk voor een natuurlijk mens of voor een mens in wie de genade niet in oefening is. Maar er was wat gebeurd in het leven van Job. Aanvechting en lijden geven, door Gods genade, nieuw leven aan het gebed, maar ook aan de liefde. Nadat de Heere Job verootmoedigd had, keek hij met andere ogen naar zijn vrienden. Natuurlijk wilde hij voor hen bidden! Daarop werd de gevangenis van Job gewend.
 
Hieruit leren wij dat het gebed het middel is waarop de Heere Zijn zegen wil geven. De zonde is een obstakel voor het gebed en ruzie tussen broeders is zonde. God toornt over onenigheid tussen christenen. Het lichaam van Christus mag niet verdeeld zijn. Alleen waar liefde woont wil de Heere Zijn zegen gebieden en Zelf wonen (Ps. 133).
 
Als wij in onmin met onze christelijke naaste leven, moeten wij dit zo snel mogelijk goed maken. De liefde van Christus is hierin niet alleen een voorbeeld, maar ook een bron.[33] Bid om een verbroken hart, want in een verbroken hart wil Christus Zijn liefde uitstorten (Mat. 5:9).
 
De redevoering van Elihu en het spreken van God
 
In het voorafgaande hebben wij met elkaar geluisterd naar de redevoering tussen Job en zijn drie vrienden. Twee belangrijke gedeelten uit het Bijbelboek Job zijn hierbij nog niet voldoende aan de orde gekomen, namelijk de redevoering van Elihu en het spreken van God.
 
Vanaf hoofdstuk 32 tot en met 37 spreekt Elihu. In deze hoofdstukken zwijgen Job en zijn drie vrienden. De drie vrienden hebben tot nu toe volgehouden dat lijden op schuld wijst. Job heeft zichzelf hier tegen verdedigd. Maar wat dan wel de reden van (zijn) lijden is, dat kan Job niet verklaren.
 
Elihu heeft een andere positie dan de drie vrienden van Job.[34] Hij geeft vooral zijn reflectie op wat er in de hoofdstukken 3-31 besproken is. Hierbij brengt Elihu een nieuwe gedachte te berde, namelijk dat lijden een beproeving voor de rechtvaardige kan zijn. Verder wijst Elihu Job op de ondoorgrondelijkheid van Gods besturing van de wereld.[35] Hierbij vallen een tweetal zaken op. Ten eerste dat ook Elihu uiteindelijk geen bevredigend antwoord kan geven op de vraag waarom het lijden nu specifiek Job treft. Ten tweede dat Job niet reageert op zijn woorden en dat Elihu de macht ontbreekt om verzoening tot stand te brengen tussen Job en de Heere.[36] Dat het uiteindelijk weer goed komt tussen Job en de HEERE komt door trouw van de Verbondsgod, omwille van de grote Middelaar Jezus Christus (1 Tim. 2:5).
 
Na de redevoeringen van Elihu spreekt God vanuit het onweer. Dit staat beschreven in de hoofdstukken 38 tot en met 42. Waar Job zegt: ‘Ik ben onschuldig’, zegt de Heere ‘U bent onwetend’. Dit antwoord van de Heere is verdeeld in twee gedeelten. Ten eerste ondervraagt de Heere Job over het geheel van de orde in de natuur. Hierdoor laat de Heere op een liefdevolle, maar duidelijke manier zien dat Job onvoldoende kennis heeft van de schepping van de wereld. Ten tweede zijn het de dieren die getuigen zijn van Gods almacht en regering over de schepping.[37] Hiermee bevestigt de Heere de woorden die Job zelf gesproken had.
 
En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? (Job 12:7-9)
 
De Heere laat hiermee zien dat Hij alles bestuurt en dat Zijn wijsheid ondoorgrondelijk is. De mens dient de Heere hiervoor te aanbidden en Hem te vertrouwen. Wij mogen en hoeven niet te streven naar een begrijpen van zaken die ons verstand te boven gaan. Dit geldt ook voor de vragen omtrent het kwaad en het lijden. Let wel, het Bijbelboek Job leert geen fatalisme, maar leert de mens dwars door alles heen te vertrouwen op God, Die ons Zijn Woord gegeven heeft.
 
Lessen uit het Bijbelboek Job met betrekking tot het lijden
 
1. Het boek Job leert om in nood en lijden op God te vertrouwen.
2. De Heere hoort en ziet de nood, maar maakt niet altijd duidelijk waarom het lijden mensen treft.[38] Het lijden kwam over Job omdat de satan hem beschuldigde in de hemelse rechtbank.[39] Hoogstwaarschijnlijk is Job dat tijdens zijn leven nooit te weten gekomen.
3. Zowel bekeerde als onbekeerde mensen zien slechts een klein deel van de werkelijkheid. Als lijden ons treft kunnen wij dit vaak niet verklaren, maar dat hoeft ook niet. Het is een troost te weten dat de Heere erboven staat en dat we ons aan Hem mogen vastklampen door het geloof.
4. Het lijden kan door God gebruikt worden om de mens te beproeven en te louteren (Jak. 1:3, 1 Pet. 1:7). Dit was ook het geval bij Job.[40]
5. Het Bijbelboek Job leert ons veel over Gods voorzienigheid. Door Gods Vaderlijke hand werd Job getroffen door het lijden (HC 10). Hierdoor werd zijn geloof beproefd, zijn geduld geoefend, zijn trots gebroken, zijn groei in de heiligmaking bevorderd en Gods almacht verheerlijkt in het feit dat Job niet uit de genade viel.[41] In het leven van Job wordt duidelijk dat de Heere het beste met Zijn kinderen voorheeft.
6. Lijden kan bij uitstek van de mens een bidder maken.
7. Lijden zorgt ervoor dat een mens aan zijn vergankelijkheid herinnerd wordt en zich gaat bezinnen op de staat van zijn ziel. J.C. Ryle zegt hierover het volgende: ‘Alles wat ertoe kan bijdragen dat een mens gaat nadenken, is ongetwijfeld goed’.[42]
8. Iemand die door lijden getroffen wordt, kan een grote zegen voor andere mensen zijn. Het is bemoedigend om iemand te zien worstelen met moeilijke situaties en tegelijkertijd te merken dat die persoon dwars door alles heen de Naam des Heeren verheerlijkt.[43] Ook Job mocht uiteindelijk tot zegen zijn voor zijn vrienden. Na zijn gebed was het weer goed met de drie vrienden, om Christus’ wil.
9. Een christen die lijdt, kan ook tot zegen zijn voor de onchristelijke naaste. Wie zonder God leeft heeft uiteindelijk geen antwoord op het lijden. Het overkomt die persoon. Het is zijn ‘lot’ waar hij niets aan kan doen. Juist door te getuigen van de hoop die in u is te midden van het lijden verspreidt u een goede geur van Christus.
10. De satan kan het lijden, voor zover God dit toestaat, gebruiken om de mens tot zonde te verleiden. Dit was ook het geval bij Job. Het lijden trof Job niet vanwege de zonde, maar het lijden deed Job uiteindelijk wel zondigen.[44] Hierin ligt een waarschuwing voor een ieder die het Bijbelboek Job leest.
11. Gods soevereiniteit gaat het menselijk begrip te boven. God heerst over heel de schepping (Job 38-41). De satan is ook een schepsel en kan daarom slechts handelen voor zover God dit toestaat (Job. 1:6-12, 2:1-7).[45] Omdat God de Schepper is hoeft Hij geen verantwoording af te leggen aan het schepsel. Dus ook niet aan Job. Daarom legt Job de hand op de mond (Job 39:36-38, 42:1-6).
12. Als het lijden ons treft mogen wij niet de Heere ter verantwoording roepen. Hierin zondigde Job wel.
13. Wees voorzichtig met het leggen van een verband tussen zonden en lijden. Het Bijbelboek Job laat zien dat dit in het geval van Job onterecht was. Ook de Heere Jezus waarschuwt om hier voorzichtig mee te zijn (Joh. 9:2-3). Bovendien kan lijden ook het goede werken (Rom. 8:28).
14. Lijden kan wel een straf van God zijn (Deut. 28:58-68, 1 Kor. 11:27-32).[46] Als het ons treft hebben we onszelf voor de Heere te verootmoedigen en onszelf te onderzoeken of er onbeleden zonden zijn waardoor dit lijden ons treft.
15. Begin niet te vlug met spreken bij een rouwbezoek. Praat ook niet teveel. Soms zegt zwijgen meer dan duizend woorden. Bedenk dat uw aanwezigheid in stilte ook helend kan zijn.
16. Schroom niet om uw verdriet te tonen. De drie vrienden hielden het niet droog toen ze Job zagen. Laat medelijden ook echt medelijden zijn.
17. Als het lijden ons treft mogen wij niet aan Gods goedheid twijfelen, maar bidden of wij geduldig het lijden mogen dragen. Want wie volhard tot het einde, zal merken dat de Heere barmhartig is en vol ontferming. ‘Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord, en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer (Jak. 5:11).’
18. Om niet ten onder te gaan in het lijden is het nodig om in stilte te mediteren over de majesteit van God. Hij is oneindig, eeuwig, onveranderlijk in Zijn wezen, wijs, machtig, heilig, rechtvaardig en goed. Hij laat alle dingen medewerken ten goede voor degenen die Hem liefhebben. Als u zo naar het kruis kijkt wat u krijgt te dragen, mag u weten en geloven dat dit kruis door God Zelf voor u is uitgezocht. Hij heeft de schouders gemeten en wil kracht naar kruis geven. Dan zijn niet alle vragen beantwoord, maar dan gaat u toch anders naar uw kruis kijken.[47] Dan wordt uw gebed: ‘Heere, als U er maar in bent, dan is het goed. Uw wil geschiedde’.
19. Uiteindelijk zal het lijden van de mensheid stoppen als Christus terugkomt op de wolken des hemels. Dan zullen alle zielenraadselen en waaromvragen opgelost worden. Wat hier een onbegrepen en moeilijke weg is, kan dan weleens blijken een zegen van de Heere te zijn geweest.
 
Christus en het lijden
 
De kennis van God zonder de kennis van je eigen ellende maakt hoogmoedig. De kennis van je ellende zonder de kennis van God maakt wanhopig. De kennis van Jezus Christus houdt het midden, omdat wij daarin én God én onze ellende vinden.[48]
Blaise Pascal
 
Er zijn veel overeenkomsten tussen Job en de Heere Jezus. Beiden leden onschuldig. Job is op verschillende momenten ook een type van Christus. Bijvoorbeeld in zijn gebed voor zijn vrienden die hem tegen hadden gezeten en in zijn verhoging na zijn lijden (Job. 42:8, 42:10-17).
 
Er is geen mens geweest die meer en dieper geleden heeft dan Christus. De Middelaar dronk de volle toorn van God over de zonde. Hij onderging het kruis en ging onder aan het kruis. Christus werd verlaten door Zijn Vader om zondaren te redden. Gods Zoon heeft in menselijke natuur borgtochtelijk geleden.[49] Hij wilde uit liefde lijden voor zondaren. Hierin ligt de zaligheid van de Kerk.
 
Het volbrachte werk van Christus dient het rustpunt van ons hart te zijn. Wie weet dat zijn Verlosser leeft, zal eens thuis komen in het land waar geen zonde, dood en tranen meer zullen zijn. Op de nieuwe aarde zal een schare zijn die niemand tellen kan. Daar zullen ook Job en zijn vrienden zijn. Daar zullen alle raadselen opgelost worden en zal iedereen de vraag: ‘Is het om niet, dat u God vreest?’ kunnen beantwoorden. Het antwoord zal luiden: ‘Ik heb God lief, omdat Hij mij eerst heeft liefgehad! Ik had de eeuwige dood verdiend, maar Christus stierf in mijn plaats. Ere zij aan God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest’.
 
Bibliografie
 
Allen, L.C. Ezekiel 1-19, Word Biblical Commentary. Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1994.
Arnold, B.T., Beyer, B.E. In Ontmoeting Met Het Oude Testament. Een Historisch En Theologisch Overzicht. Heerenveen: Groen, 2015.
Belcher, R.P. Job: The Mystery of Suffering and God's Sovereignty. Fearn: Christian Focus, 2017.
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015.
Boston, T. Het Kromme in Het Levenslot. Utrecht: Den Hertog, 1922.
Bruce III, J.W. From Grief to Glory. A Book of Comfort for Grieving Parents. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2011.
Carson, A. The History of Providence, as Manifested in Scripture. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2012.
Clines, D.J.A. Job 1-20. Vol. 17, Word Biblical Commentary. Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1989.
De Boer, P.A.H. Zoals Er Gezegd Is over Job. Hilversum: Standaard Boekhandel, 1965.
Den Ouden, J.C. Gelovig Kruisdragen: De Visie Van De Puriteinen Op Kruisdragen. Houten: Den Hertog, 2010.
Dillard, R.B., Longman III, T. Inleiding Op Het Oude Testament. Heerenveen: Groen, 2002.
Eichrodt, W. Ezekiel: A Commentary. Philadelphia: The Westminster Press, 1970.
Elshout, A. Een Helpende Hand. Iets over Lijdens- En Stervensbegeleiding. Rotterdam: De Bron, 1978.
English Standard Version Study Bible. Wheaton: Crossway, 2008.
Fyall, R.S. Now My Eyes Have Seen You: Images of Creation and Evil in the Book of Job, New Studies in Biblical Theology. Downers Grove: InterVarsity Press, 2002.
Habel, N.C. The Book of Job. A Commentary, The Old Testament Library. Philadelphia: The Westminster Press, 1985.
Keil, C.F., Delitzsch, F. Ezekiel, Daniel. Vol. 9, Biblical Commentary on the Old Testament. Michigan: William B. Eerdmans, 1978.
Larrimore, M.J. The Problem of Evil: A Reader. Oxford: Blackwell, 2008.
Leyshon, D. Sickness, Suffering, and Scripture. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2008.
Murray, I.H. "The Reunion of Friends." The Banner of Truth magazine, 2015.
Pascal, B. Gedachten. Utrecht: Bijleveld, 1963.
Ryle, J.C. Christen-Zijn in Het Dagelijks Leven: Over De Praktijk Van Het Geloof. Kampen: De Groot Goudriaan, 2008.
Schreuder, A. Waarom Heere ...? Pastorale Handreiking Bij Waarom-Vragen in Het Leven Van De Mens. Barneveld: Koster, 2002.
Sietsma, K. Het Boek Job, De Bijbel Toegelicht Voor Het Nederlandsche Volk. Kampen: Kok, 1945.
Sproul, R.C. Verborgen Werkelijkheid: Over Hemel, Hel, Engelen En Duivelen. Apeldoorn: De Banier, 2012.
Terreehorst, G.K. God En Het Kwaad, Vervolgcursus Dogmatiek, Cursus Bijbelse Toerusting. Apeldoorn2015.
VanGemeren, W.A. New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis. Vol. 4. Grand Rapids: Zondervan, 2009.
Vriezen, Th.C., Van der Woude, A.S. De Literatuur Van Oud-Israël. Wassenaar: Servire, 1989.
Waltke, B.K., Yu, C. An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic Approach. Grand Rapids: Zondervan, 2007.
 
Voetnoten

[1] M.J. Larrimore, The problem of evil: A Reader (Oxford: Blackwell, 2008), 293.
[2] Deze term is bedacht door Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) in het jaar 1690.
[3] G.K. Terreehorst, God en het kwaad, Vervolgcursus dogmatiek, Cursus Bijbelse toerusting (Apeldoorn2015), 18.
[4] R.B. Dillard, Longman III, T., Inleiding op het Oude Testament (Heerenveen: Groen, 2002), 256.
[5] Th.C. Vriezen, Van der Woude, A.S., De literatuur van Oud-Israël (Wassenaar: Servire, 1989), 271.
[6] B.K. Waltke, Yu, C., An Old Testament Theology: an exegetical, canonical, and thematic approach (Grand Rapids: Zondervan, 2007), 927.
[7] ‘Het Bijbelboek Job is een van de oudste boeken uit de Bijbel. Het is een dichterlijk boek vol met moeilijk te begrijpen woorden. Van een aantal Hebreeuwse woorden is de exacte betekenis niet bekend. Het zijn soms woorden die maar één keer in de Bijbel voorkomen.’ Bron: Bijbel met uitleg: Statenvertaling, (Apeldoorn: De Banier, 2015), 788.
[8] Andere thema’s van het Bijbelboek Job zijn: schepping, voorzienigheid en de kennis van God. Juist in de smeltkroes van het lijden wordt met deze thema’s geworsteld. Bron: R.S. Fyall, Now my eyes have seen You: Images of creation and evil in the book of Job, New Studies in Biblical Theology (Downers Grove: InterVarsity Press, 2002), 190.
[9] A. Elshout, Een helpende hand. Iets over lijdens- en stervensbegeleiding (Rotterdam: De Bron, 1978), 15.
[10] Job is niet de enige persoon uit de Bijbel die dit overkomt. Ook Mozes in de woestijn, Jeremia in de kerker, Jozef in de gevangenis, Paulus in 2 Korinthe 11 en de vele nameloze gelovigen in Hebreeën 11 leden als rechtvaardigen. Zij hebben ons veel te leren over het leven van een christenpelgrim.
[11] Bijbel met uitleg: Statenvertaling.
[12] K. Sietsma, Het boek Job, De Bijbel toegelicht voor het Nederlandsche volk (Kampen: Kok, 1945), 5.
[13] English Standard Version Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2008), 867.
[14] Het Bijbelboek Ezechiël wordt gedateerd tussen 593-571 v. Chr.. Zie ook: W. Eichrodt, Ezekiel: A Commentary (Philadelphia: The Westminster Press, 1970). En: L.C. Allen, Ezekiel 1-19, Word Biblical Commentary (Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1994), 217-19. En: C.F. Keil, Delitzsch, F., Ezekiel, Daniel, vol. 9, Biblical Commentary on the Old Testament (Michigan: William B. Eerdmans, 1978), 185-87.
[15] Dillard, Inleiding op het Oude Testament: 248.
[16] Zie ook: Structuur.
[17] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 788.
[18] Waltke, An Old Testament Theology: an exegetical, canonical, and thematic approach: 928.
[19] Hierbij dient opgemerkt te worden dat er minstens zoveel structuuroverzichten zijn als dat er commentaren zijn geschreven over Job. Ook het opstellen van een structuuroverzicht impliceert dus theologische, historische en taal-technische vooronderstellingen en keuzes.
[20] Er zijn ook theologen die de woorden van Elihu verdelen over vijf toespraken. Zie bijvoorbeeld: Waltke, An Old Testament Theology: an exegetical, canonical, and thematic approach: 936-37.
[21] D.J.A. Clines, Job 1-20, vol. 17, Word Biblical Commentary (Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1989), xxxvi-xxxvii.
[22] Uit Job 42:10 valt op te maken dat Elifaz, Bildad en Zofar vrienden van Job waren.
[23] B.T. Arnold, Beyer, B.E., In ontmoeting met het Oude Testament. Een historisch en theologisch overzicht (Heerenveen: Groen, 2015), 295.
[24] I.H. Murray, "The Reunion of Friends," The Banner of Truth magazine 2015, 14.
[25] Je kunt dit vanuit het Hebreeuws ook zo vertalen: ‘waardeloze medicijnmeesters’ of ‘medicijnmeesters die nergens voor deugen’.
[26] Murray, "The Reunion of Friends," 14.
[27] N.C. Habel, The book of Job. A Commentary, The Old Testament Library (Philadelphia: The Westminster Press, 1985), 61.
[28] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 815.
[29] Net zo min dat voorspoed altijd betekent dat iemand rechtvaardig is, al was dit wel het geval bij Job (Job 42:10-17). Bron: W.A. VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, vol. 4 (Grand Rapids: Zondervan, 2009), 788.
[30] Waltke, An Old Testament Theology: an exegetical, canonical, and thematic approach: 931.
[31] Hiermee is niet gezegd dat de satan nog steeds in de hemel komt om daar met de Heere over te spreken. Na de kruisdood en opstanding van Christus is de satan voorgoed verslagen en is hem de toegang tot de hemel ontzegd.
[32] ‘Wanneer de Geest Gods komt om de mens eerst behoorlijk te vernederen, ten einde hem te verhogen, dan zal Hij in zekere zin de mens de lijdenskant van de beproeving doen voorbijgaan, en zijn oog er voor openen, hóe hij zich ónder die beproeving heeft gedragen. Dan zal hij zich aan een nauw onderzoek onderwerpen, zichzelven onpartijdig oordelen en veroordelen, zodat zijn mond zal gestopt zijn. Dit is de nederigheid, die aan de verhoging hier beneden in de weg der belofte voorafgaat’. Bron: T. Boston, Het kromme in het levenslot (Utrecht: Den Hertog, 1922), 183.
[33] Murray, "The Reunion of Friends," 13-22.
[34] De positie van Elihu is niet eenvoudig. Sommige commentaren duiden zijn rol uiterst negatief. Anderen weer (gematigd) positief. Voor een uiteenzetting van de redenen hiervoor zie: R.P. Belcher, Job: the Mystery of Suffering and God's Sovereignty (Fearn: Christian Focus, 2017), 226-29, 78-79.
[35] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 790.
[36] ———, Job: the Mystery of Suffering and God's Sovereignty: 243.
[37] P.A.H. De Boer, Zoals er gezegd is over Job (Hilversum: Standaard Boekhandel, 1965), 105.
[38] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 788.
[39] English Standard Version Study Bible: 870.
[40] J.C. Den Ouden, Gelovig kruisdragen: de visie van de Puriteinen op kruisdragen (Houten: Den Hertog, 2010), 26-27.
[41] A. Carson, The History of Providence, as manifested in Scripture (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2012), 115.
[42] J.C. Ryle, Christen-zijn in het dagelijks leven: over de praktijk van het geloof (Kampen: De Groot Goudriaan, 2008), 275.
[43] Belcher, Job: the Mystery of Suffering and God's Sovereignty: 329.
[44] Ibid., 227.
[45] R.C. Sproul, Verborgen werkelijkheid: over hemel, hel, engelen en duivelen (Apeldoorn: De Banier, 2012), 126.
[46] D. Leyshon, Sickness, Suffering, and Scripture (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2008), 40-41.
[47] J.W. Bruce III, From Grief to Glory. A Book of Comfort for grieving Parents (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2011), 186.
[48] B. Pascal, Gedachten (Utrecht: Bijleveld, 1963), gedachte 349.
[49] A. Schreuder, Waarom Heere ...? Pastorale handreiking bij waarom-vragen in het leven van de mens (Barneveld: Koster, 2002), 96.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22