Meditatie: Kerst, een onbevattelijk wonder, de enige redding en reden voor aanbidding

Lezen: Lukas 2:1-14
Zingen: Ps. 89:3 en 98:1 en 2


Een dominee bedankte eens zijn gemeente voor de vele kerstkaarten die hij had ontvangen. ‘Maar’, zo zei hij erbij: ‘Er was eigenlijk maar één kaart die klopte’. Op de meeste kaarten had een romantisch tafereel gestaan met sneeuw, warm licht, een stal, enzovoort. Één kaart was echter anders. Deze kaart was meer schokkend dan romantisch. Op deze kaart stond geen prachtige voerbak met vers stro, maar een kribbe zoals deze in werkelijkheid was, namelijk een greppel in de grond. Over deze greppel viel een donkere schaduw, veroorzaakt door het maanlicht wat door een raam viel. Wie goed keek, kon in de schaduw de omtrek van het kruis zien…

Deze kaart die de dominee had gekregen, gaf een realistischer beeld van de geboorte van de Heere Jezus dan de kaarten die Kerst als iets romantisch en zoetsappigs weergaven. Want romantiek en zoetsappigheid heeft helemaal niets met de ware betekenis van Kerst te maken. Toch is het niet vreemd dat dit beeld is gaan overheersen. Een zoektocht op internet, met als zoekopdracht ‘Wat betekent Kerst voor u?’, leverde de volgende vondsten op: ‘Kerst is voor mij vooral gezellig samenzijn’, ‘Kerst is voor mij vooral genieten van lekker eten en drinken’, ‘Kerst is voor mij een gevoel van warmte, kaarslicht en haardvuur’, ‘Kerst is voor mij een opgedrongen nep-blijdschap waar ik niets mee heb’, ‘Kerst was voor mij het hoogtepunt van het jaar, maar sinds ik mijn vrouw heb verloren, voel ik mij eenzamer dan ooit met de feestdagen’, ‘Kerst heeft iets met Jezus te maken, maar wat precies durf ik niet te zeggen’, ‘Kerst is een goede uitvinding van de middenstand. Lekker winkelen, en ik doe er gewoon aan mee, moet ik eerlijk zeggen’.

Je word er verdrietig van, als je dit leest. En toch is het te makkelijk om kritiek te hebben op onze naaste voor wie Kerst niet meer is dan een verplicht nummer. Op hen die door alle glitter en opsmuk nog nooit de blinkende Morgenster hebben gezien (2 Pet. 1:19, Openb. 22:16). Het is te gemakkelijk, omdat niemand, dus ook christenen niet(!), het onbevattelijke wonder van Kerst kan doorgronden. Ik hoop dat als jij op straat wordt aangesproken met de vraag ‘Wat betekent Kerst voor jou?’, je zult mogen antwoorden: ‘Kerst is een onbevattelijk wonder. Hierin ligt mijn enige redding. En hoewel ik het wonder niet kan doorgronden, wil ik het van harte aanbidden’. Want als dat je antwoord is, heb je iets geleerd van wat behoort tot de diepste en rijkste heilsgeheimen van de kerk.

De drie elementen uit dit antwoord vormen de rode draad van deze kerstoverdenking: Kerst, een onbevattelijk wonder, de enige redding en reden voor aanbidding.

Je hoort het nog wel eens, en misschien heb je dit zelf ook weleens gezegd: ‘Als ik in de tijd van de Heere Jezus had geleefd, dan zou ik geloofd hebben’. Hoe logisch dit ook klinkt, toch zou je je hierin zomaar kunnen vergissen. Kijk maar naar de verschillende reacties van de mensen die ooggetuigen waren van de Heere Jezus.

Hoewel er al eeuwen lang was uitgezien naar de komst van de Messias, waren er veel joden en farizeeërs (zeg maar de dominees in die dagen) die Hem niet erkenden als Messias.[1] 

Sterker nog, ze beschuldigden Jezus van godslastering. Hoe durft Hij te zeggen dat Hij God is, terwijl Hij mens is?!! (Joh. 10:33) Woedend waren ze! En de farizeeërs zouden groot gelijk hebben, ware het niet dat de Heere Jezus wel degelijk God én mens was. Dit hadden ze kunnen weten, want ook dit was geprofeteerd (Dan. 7:13-14). Bovendien waren ze ooggetuigen geweest van Zijn wonderen. Van kreupelen die weer konden lopen, van blinden die weer konden zien, van doden die weer werden opgewerkt en van het grootste wonder, waar ze ook het meest kwaad om waren, van zondaren wiens zonden vergeven werden. Ze zagen het met hun eigen ogen, maar wilden niet geloven.

De apostel Johannes zegt over het onbevattelijke wonder van Kerst, het volgende: ‘En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid’ (Joh. 1:14). De menswording van Christus, ook wel incarnatie genoemd, is het grootste wonder wat God ooit heeft gedaan (1 Tim.3:16). Daarom wordt Kerst ook wel het ‘wonder der wonderen’ genoemd.[2] En niet alleen van de kerk, de gehele wereldgeschiedenis draait om dit ene centrale punt: de geboorte van de Heere Jezus Christus.[3]

Wat een onbevattelijk wonder dat God Zijn enige Zoon, Hij had er maar één, naar deze zondige wereld wilde sturen. De Vader gaf Christus Zijn menselijke natuur waarmee Hij kon lijden en sterven om zo de straf op de zonden aan het kruis te dragen.[4] Terecht riep eens een predikant in verwondering uit: ‘O, de onbevattelijke liefde van God! Wat heeft U bewogen om liever Uw eigen onschuldige Zoon aan het kruis te laten nagelen, dan schuldige zondaren in de hel te werpen?!’[5] Uit ondoorgrondelijke en onverdiende liefde stuurde de Vader de Zoon naar deze wereld. Uit ondoorgrondelijke en onverdiende liefde kwam de Zoon vrijwillig naar deze wereld. Uit ondoorgrondelijke en onverdiende liefde bereidde de Geest een menselijk lichaam voor Christus (Mat. 1:18,20).[6] De baarmoeder van Maria wordt daarom ook wel de ‘bruidskamer’ genoemd waar de Geest ‘een onverbrekelijke band heeft gelegd tussen onze menselijke natuur en Zijn Goddelijke natuur’.[7]

Door deze onverbrekelijke band wordt de Heere Jezus ook wel de ‘God-mens’ genoemd, de Immanuël, God met ons. De Heere Jezus is God, Hij is de Alfa en de Omega (Openb. 1:8,17 en 22:13), de Eeuwige (Joh. 1:1, 2 Kor. 8:9), Die regeert over alles en alle dingen onderhoudt tot op deze dag (Kol. 1:16-17, Heb. 1:3, Ef. 1:20-22, Kol. 2:9). En de Heere Jezus is waarlijk mens (Mat. 1, Rom. 1:3, 1 Joh. 4:2). We lezen dat Hij at, huilde en honger en dorst had (Mat. 4, 9:10, Joh. 11:35 en 19:28).

Wat een wonder dat de Heere Jezus de menselijke natuur aangenomen heeft![8] De Schepper wilde in Zijn eigen schepping geboren worden.[9] Het is voor ons niet te bevatten, maar zo noodzakelijk(!), dat God de Zoon een Kind in de kribbe wilde worden, de almachtige Schepper een huilende baby en een lijdende Man.[10] Christus wilde een lichaam en ziel aannemen, om zo verloren lichamen en zielen van zondaren te redden.[11] Wat heeft de Heere Jezus diep willen buigen! Augustinus zei hierover het volgende: ‘De Maker van de mensen werd mens, zodat het Brood honger zou hebben, de Fontein dorst, het Licht slaap, de Weg vermoeidheid, de Waarheid beschuldigd zou worden door valse getuigen, de Leraar geslagen met een zweep, het Fundament vastgespijkerd op het hout, de Kracht zwak, de Geneesheer gewond en het Leven zou sterven’.[12]

En dat voor zondaren… Als Christus dit niet gedaan had, dan was er geen vergeving van de zonden mogelijk en zou elk mens voor eeuwig verloren moeten gaan. Dan konden we de kerken en de Fruytier wel sluiten. Dan zou er geen hoop op redding meer zijn. Zonder Kerst blijft er voor ons maar één ding over: de hel… Aanbidt jij het Kind in de kribbe al?

En daar lag daar nu net het probleem van de farizeeërs. Ze zagen de wonderen van de Heere Jezus voor hun ogen gebeuren, maar ze wilden Hem niet erkennen als de Zaligmaker. En dat terwijl ze de profetieën over de Messias uit het Oude Testament kenden(!) Ze weigerden te geloven dat deze profetieën betrekking hadden op de Heere Jezus (Jes. 9:6). Ze weigerden Hem te aanbidden. En dat terwijl aanbidding de enige juiste reactie is op het Kind van Bethlehem![13]

Maar de farizeeërs toen (en veel mensen nu) hebben geen belang bij een Zaligmaker Die een dienstknecht wilde worden. Als de Heere Jezus een beroemd farizeeër was geworden en hen gevolgd had in hun vele zelfverzonnen regels, zouden ze Hem gevolgd zijn. Als ze zelf de weg naar de hemel hadden mogen maken, kijk, dan was hun hart sneller gaan kloppen. Dat was voor hen aantrekkelijker dan de woorden van de Heere Jezus, Die leerde dat iemand zijn leven moet verliezen om het te behouden (Luk. 9:24).

Wat moet het geweest zijn voor de Heere Jezus dat zovelen van de joden niet in Hem geloofden?! Wat moet het voor Hem zijn dat er ook nu velen op deze wereld (en op de Fruytier?) zijn die niet in Hem geloven. Wat een vernedering! Nooit is er iemand geweest die een grotere vernedering kende dan Christus, want er is nooit iemand geweest die lager afdaalde dan Hij. Christus verliet de hemel om geboren te worden in een verachtelijke stal. Hij de Koning der koningen en de Heere der heren (Openb. 19:16) had geen koning en koningin als ouders, maar een armoedige timmerman en zijn vrouw (Mat. 13:55). En toen de beloofde Messias geboren was leek niemand het door te hebben, behalve de wijzen uit het oosten (Mat. 2:1-2). Wat een vernedering. En dat alles deed de Heere Jezus uit liefde tot de Vader en tot verloren zondaren. In gehoorzaamheid aan Zijn Vader wilde Hij de wet volbrengen. Op een andere manier kon het niet (Mat. 26:39, Rom. 8:3). Deze liefde en gehoorzaamheid betekenden Zijn dood.

En niet zomaar een dood. De apostel Paulus voegt hieraan toe: de dood aan het kruis (Fil. 2:8). Hij zal ongetwijfeld gesidderd hebben bij het opschrijven van deze woorden. Als Romeins staatsburger wist Paulus heel goed dat de kruisiging de grootste vernedering was volgens het heidense denken. Als jood wist Paulus heel goed dat de kruisdood door God vervloekt was.[14] Zó gehoorzaam wilde Christus zijn. Alleen op die manier kon de Zaligmaker het uitroepen: ‘Het is volbracht’. Alleen op die manier kan de Zaligmaker ons nu toeroepen: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen’ (Mat. 11:28-29). Wat een onbevattelijk wonder! En daar wilden de farizeeërs niets van weten..

Nou, zeg je misschien, gelukkig dat de discipelen er meer van begrepen! O ja? Waren zij niet druk bezig met de voorbereidingen voor de staatsgreep die Jezus, volgens hen, elk moment kon gaan plegen?! Nog even en Jezus zou de strijd aanbinden met de Romeinen. Daar waren ze van overtuigd. Sprak Hij niet Zelf over het Koninkrijk?! Maar de discipelen snapten (toen) nog niet dat Christus’ Koninkrijk niet van deze wereld is (Joh. 18:36). Ze snapten (toen) nog niet dat wie het zwaard opneemt door het zwaard zal vergaan (Mat. 26:52). Ze snapten (toen) nog niet dat de grote staatsgreep van de Heere Jezus plaats zou vinden op Golgotha (Mat. 4:8-10).

Één ding hadden ze echter wel goed begrepen, de komst van Christus naar deze aarde betekent oorlog. Kerst is niet het feest van romantiek en zoetsappigheid. Kerstfeest betekent oorlog. De Vredesvorst kwam om oorlog te voeren. Tegen wie? Tegen de satan, de zonde en de macht van de dood. Later zou de apostel Johannes hierover het volgende schrijven: ‘Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou (1 Joh. 3:8).’ Je kunt verbreken ook vertalen met vernietigen. Dat kwam het Kind in de kribbe doen. Hij kwam om te vernietigen. Hij kwam om te vechten tegen de brullende machten van de hel, tegen de bloedzoekende demonen, tegen de moordlustige oude slang. Hiertegen bracht God Zijn belangrijkste wapen in stelling: een Kind (Openb. 20:2).

Maar, misschien zeg je: ‘Dat snap in niet. De engelen in de veld van Efratha hadden het toch over vrede?’ Klopt, het engelenkoor riep het uit: ‘Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen!’ (Luk. 2:14) Ze riepen de herders toe dat God een welbehagen in de mensen heeft en wil dat ze gered worden.[15] Dat is nog steeds de boodschap van Kerst, ook vandaag de dag nog! Er is redding mogelijk ook voor ons, ook voor jou (Ez. 33:11, Jes. 45:22).[16]

Maar deze blijde boodschap (Evangelie!) gold niet voor de duistere machten, die na de zondeval de kroon van de schepping, de mens, hadden onderworpen (Ef. 6). Na het uitspreken van de moederbelofte: ‘En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen’, had de duivel geen minuut rust meer gehad (Gen. 3:15). Elk moment moest hij over zijn schouder kijken. Hoe en waar zou toch de hemelse invasie beginnen? Want dat God geen loze woorden spreekt, wist de duivel uit pijnlijke ervaring. Na zijn opstand in de hemel was hij samen met de demonen uit de hemel gestoten (Luk. 10:18). Uit wraak had hij daarop de mens tot zonde verleid.

En na duizenden jaren is daar plotseling de aanval! Een maagd is zwanger geworden. De eeuwenoude belofte komt uit. Alle helse machten staan op scherp. Dit Kind moet vernietigd worden. En zie daar, het lijkt te lukken! Nota bene het verbondsvolk van de joden kruisigt hun Messias. Het gevaar is bijna geweken, zo denkt de duivel. Totdat… de triomfkreet van het Kerstkind: ‘Het is volbracht!’ Daar ging de kop van de slang… vermorzelt…

Maar de discipelen zagen het niet. Sterker nog, soms spraken ze, hoewel goedbedoeld, woorden die bij de satan hoorden (Mat. 16:23). Ze snapten niet dat de Heere Jezus gekomen was om te lijden en te sterven. Waarom wil Hij toch naar Jeruzalem, weet Hij niet dat Hem daar Zijn dood staat te wachten?! Ja, de Heere Jezus wist dat heel goed. Hij wist het al van eeuwigheid af…

Gelukkig dan maar dat de Heere Jezus nog familie had. Die begrepen Hem tenminste. Nee, die begrepen Hem ook niet. Ze dachten zelfs dat de Heere Jezus buiten zinnen was, dat betekent dat hij Zichzelf niet meer in de hand had (Mar. 3:21). Ze wilden Hem grijpen en weer bij zinnen brengen. Wat moet dat geweest zijn voor de Heere Jezus?!

En wij? Snappen wij het Kerstfeest wel? Misschien zeg je: Maar, hoe kan dat: Als de menswording van Christus al onbevattelijk is, de farizeeërs, discipelen en familieleden van de Heere Jezus het al niet snapten, hoe moeten wij het dan snappen?! Je hebt gelijk. Het grootste wonder uit de wereldgeschiedenis, de menswording van Christus, is niet te snappen. Sterker nog, als iemand zegt dat hij Kerst snapt, dan is het Kerst niet! Kerst laat zich niet snappen. Vraag maar eens aan iemand die de Heere Jezus liefheeft: ‘Snapt u/jij dat de Heere Jezus voor u/jouw naar deze aarde wilde komen en wilde nederdalen tot in de hel?’ Er is geen kind van God dat dan zal zeggen: ‘Ik snap het!’. Nee, genade is niet te bevatten. Kerst is een onbevattelijk wonder.

Maar, met eerbied gesproken, wat moeten we dan met Kerst? Wat moeten we dan met het Kerstkind? Het Kerstfeest is zo’n onbevattelijk wonder… Het duizelt me… Ga dan maar door de knieën. Dan ben je precies op de hoogte van de kribbe. Komt, laten wij aanbidden, die Koning!

Zingen: Gebed des Heeren vers 9 en 10



Literatuurlijst
Charnock, S. The Existence and Attributes of God. 5 vols. Vol. 2, Works. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2010.
Ferguson, S.B. Child in the Manger. The True Meaning of Christmas. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015.
Jones, M. Knowing Christ. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015.
Kuyper, A. Dagen Van Goede Boodschap: In Den Kerstnacht. Amsterdam: Wormser, 1887.
Murray, J. Collected Writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966 4, Studies in Theology. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2005.
Owen, J. Meditations on the Glory of Christ. His Office and Grace. Fearn: Christian Heritage, 2004.
Poort, J.J. Herders Op Den Velde. Houten: Den Hertog, 1988.
Roos, J. Wat Dunkt U Van Den Christus? 20 Meditaties over Matthéüs 22:42a. Barneveld: Gebr. Koster, 2010.
Ussher, J. Immanuel or, the Mystery of the Incarnation of the Son of God. London: Swansea, 1810.


[1] Niet alle farizeeërs verwierpen Christus. Er waren er die in Hem geloofden (Hand. 15:5).
[2] M. Jones, Knowing Christ (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015), 25.
[3] Kijk alleen al naar onze jaartelling!
[4] Thomas Brooks.
[5] Charles H. Spurgeon.
[6] J. Murray, Collected writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966 4, Studies in Theology (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2005), 70.
[7] J. Ussher, Immanuel or, The mystery of the Incarnation of the Son of God (London: Swansea, 1810), 5.
[8] ‘Het Woord is vlees geworden! Het is vlees geworden, om nooit meer van dat vlees gescheiden te worden! […] Dat het Woord is vlees geworden, schept de mogelijkheid dat dit Kind uw plaats inneemt en dat dit Kind van vlees en bloed redt, verzoent, en u verheerlijkt.’ Bron: A. Kuyper, Dagen van goede boodschap: In den Kerstnacht (Amsterdam: Wormser, 1887), 127-28. Aangehaald in: Jones, Knowing Christ: 32.
[9] In Christus zien wij eeuwigheid en tijdelijkheid, eeuwige zegen en tijdelijk angst, almacht en zwakheid, oneindigheid en begrensdheid in één Persoon. Al deze voor ons mensen contrasterende eigenschappen komen samen in de Heere Jezus Christus.
[10] S. Charnock, The Existence and Attributes of God, 5 vols., vol. 2, Works (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2010), 150.
[11] Wie door het geloof met Christus verbonden is, zal eens gelijkvormig zal worden aan Christus’ verheerlijkte lichaam (1 Kor. 15, 1 Joh. 3:2).
[12] Jones, Knowing Christ: 33-34.
[13] J. Owen, Meditations on the Glory of Christ. His Office and Grace (Fearn: Christian Heritage, 2004), 77.
[14] S.B. Ferguson, Child in the manger. The true meaning of Christmas (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015), 53.
[15] ‘Het koor…dat staat er eigenlijk niet. Er staat alleen dat het een ‘menigte’ was. Ook staat nergens dat ze ‘zongen’, al hebben wij dat er wel van gemaakt. Er staat alleen, dat ze zeiden, een spreekkoor, dus, hoogstens. Hoogstens? Vergeten wij niet, dat het engelen waren! En dat deze engelen - in een ‘menigte’ - ‘prijzende God’ waren! In ‘menigte’! Het moet duizendmaal heerlijker nog geklonken hebben dan alle koren ter wereld tezamen!’ Uit: J.J. Poort, Herders op den velde (Houten: Den Hertog, 1988), 55.
[16] ‘Vrienden, indien u zou weten hoe mild en overvloedig, hoe royaal en blijmoedig Christus dit alles aan bankroete zondaren om niet schenkt, u zou niet langer buiten Hem kunnen leven.’ Bron: J. Roos, Wat dunkt u van den Christus? 20 meditaties over Matthéüs 22:42a (Barneveld: Gebr. Koster, 2010), 85.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22