Beknopte theologie van Galaten

Auteur:
Paulus.

Datering: Zoals met veel brieven uit het Nieuwe Testament het geval is, kan ook de brief aan de Galaten niet precies gedateerd worden. Wat wel opvalt is dat Paulus niet verwijst naar het zgn. ‘Apostelconvent’ (Hand. 15). Deze vergadering ging onder andere over de vraag of heidenen, die christen geworden waren, besneden moesten worden. De leden van het apostelconvent besloten dat dit niet het geval was, aangezien de heidenenchristenen de Heilige Geest hadden ontvangen zonder dat zij besneden waren. Er was dus geen noodzaak om alsnog de besnijdenis als verplichting in te stellen. Het apostelconvent vond plaats in 48 of 49 n. Chr..

In de Galatenbrief verweert Paulus zich tegen dwaalleraars die zeiden dat de heidenchristenen wel besneden moesten worden. Het is opvallend dat Paulus in de Galatenbrief niet naar het apostelconvent verwijst, terwijl dit zijn zaak wel zou helpen. Dit wijst er dus op dat de Galatenbrief geschreven is voordat het apostelconvent plaatsvond. Het apostelconvent vond, zoals gezegd, plaats rond 48 of 49 n. Chr. Paulus werkte in Zuid-Galatië in 47 of 48 n. Chr. De brief aan de Galaten is dus vermoedelijk rond. 48 n. Chr. geschreven.[1]

Geadresseerden: Christenen in Zuid-Galatië (o.a. in de steden: Antiochíë, Ikónium, Derbe en Lystre). Paulus en Bárnabas bezochten die steden tijdens de eerste zendingsreis (Hand. 13-14).[2]

Kern: De Galatenbrief bevat belangrijke informatie over Paulus’ eigen leven en over het begin van de christelijke kerk. Het is ook een sleutel om het geloof in Christus, de rechtvaardigmaking en de verhouding tussen het jodendom en christendom te begrijpen.[3]

Aanleiding: Kort nadat Paulus verder reisde werd de gemeente geïnfiltreerd door dwaalleraars (1:6). Zij brachten heel gemeen, heel duivels, een vals evangelie. Dit valse evangelie was bijna niet van echt te onderscheiden. Dat maakte het zo gevaarlijk!

Waarom was dit valse evangelie bijna niet van het ware evangelie te onderscheiden? Dat kwam doordat Paulus en de dwaalleraars in veel zaken hetzelfde dachten. Zowel Paulus als de dwaalleraars waren joods, geloofden dat de wet van Mozes bij de Bijbel hoort, waren ervan overtuigd dat het geloof in Christus noodzakelijk is en beide partijen geloofden dat heidenen ook bij Gods volk kunnen horen.

Het fundamentele verschil zat hierin dat de dwaalleraars eisten dat de heidenen naast het geloof in Christus ook de wet van Mozes moeten houden om op die manier bij het volk van God te kunnen horen. Anders gezegd, volgens deze dwaalleer kunnen mensen dus zelf bijdragen aan hun zaligheid. Dit zou betekenen dat de Heere Jezus door Zijn lijden en sterven de vloek van de wet niet heeft weggenomen en dat de mens blijkbaar niet zó zondig is dat hij niets kan bijdragen aan zijn eigen zaligheid. Dit gaat regelrecht tegen Gods Woord in! Paulus maakt onder andere duidelijk dat de mens alleen door de genade van God zalig kan worden en dat de gelovigen uit dankbaarheid en liefde tot God moeten leven volgens de Heilige Wet en niet om daar iets mee te verdienen.[4] De zaligheid is gekocht op Golgotha met Christus’ hartenbloed.

In het kort gezegd kwam de leer van de dwaalleraars, ook wel ‘judaïsten’ genoemd, dus hierop neer dat ze verkondigden dat de heidenchristenen alleen zalig kunnen worden door het houden van een deel van de wetten van Mozes, zoals de joodse feesten en het vasten (4:10).[5] Daarnaast riepen de dwaalleraars de mannen van de gemeente op om zich te laten besnijden (5:3). Dit bracht grote verwarring met zich mee, omdat de meeste gemeenteleden diep onder de indruk waren van de judaïsten. Waarschijnlijk probeerden deze judaïsten op deze manier vervolging door de joden te voorkomen door de gemeenteleden opnieuw ‘onder de wet’ te brengen (6:12-13).

Alsof dit alles nog niet erg genoeg was, probeerden deze dwaalleraars ook Paulus in diskrediet te brengen, door openlijk te twijfelen aan zijn roeping.[6] Dit moet heel pijnlijk geweest zijn voor Paulus. Juist hij wist hoe gevaarlijk wetticisme is en hoeveel schade dit toebrengt aan het ware evangelie. Om deze reden zet de apostel zich vurig in voor het ware evangelie wat leert dat een mens alleen door het geloof in Jezus Christus zalig wordt en dat dit alles enkel en alleen uit genade gebeurt en niet door het doen van goede werken.[7] Alleen dat geeft ware vrijheid![8]

Het zalig worden door het geloof in Christus alleen maakt dat deze brief door de eeuwen heen actueel is gebleven en het meer dan waard is om bestudeerd te worden! De reformator Luther vat dit prachtig samen in zijn commentaar op de Galatenbrief:

‘Want als het leerstuk van de rechtvaardiging omver ligt, ligt alles omver. Het is dus nodig, dat wij dit leerstuk dagelijks inscherpen (zoals Mozes van zijn wet zegt, Deuteronomium 6:7) en inprenten. Want het kan nooit genoeg of zelfs teveel begrepen en vastgehouden worden. Ja ook, als wij ons met dit leerstuk voortdurend en zorgvuldig zouden kunnen bezighouden en het zouden inprenten, dan is er toch niemand, die het volkomen zou verstaan of met volle overgave en van ganser harte zou kunnen geloven. Zo strijdig is ons vlees met de gehoorzaamheid aan de Heilige Geest.’[9]


Theologie van Galaten:

God de Vader: Als jood was Paulus opgevoed bij het Oude Testament. Hij had hier diepe eerbied en ontzag voor. Het evangelie zag Paulus als de vervulling van de Oudtestamentische beloften. De grondtoon van het Oude Testament is dat er één God is (het zgn. ‘Sjema’, Deut. 6:4). In de Galatenbrief belijdt Paulus voor God zijn verlangen om de waarheid spreken (1:20) en benadrukt dat het doel van het leven is om God te verheerlijken en voor Hem te leven (1:5,24, 2:19). Gods soevereiniteit en macht zijn geopenbaard in het feit dat God Christus uit de doden heeft opgewekt (1:1). Alles moet meewerken aan de komst van het Koninkrijk van God (5:21). Om die reden heeft God de Vader Zijn Zoon aan Paulus geopenbaard op de weg naar Damascus en hem geroepen tot het apostelschap (1:1,15-16). Maar niet alleen in het leven van Paulus schitterde Gods soevereiniteit. De soevereine God heeft Zijn Zoon gestuurd om een schare die niemand tellen kan te bevrijden van het kwaad van deze tegenwoordige tijd (1:4). Het tijdstip van de geboorte van de Zoon van God was geen toeval, maar is door God bepaald en bestuurd (4:4-5).

Net zoals Paulus door God geroepen is op de weg naar Damascus, roept God nog steeds mensen tot het geloof in Christus (1:6). Deze roeping is krachtig en komt bij God vandaan (4:9). Naast de Zoon stuurde de Vader ook Zijn Heilige Geest om verloren zondaren te redden (4:6). Door het geloof in Jezus Christus worden de gelovigen Gods kinderen genoemd (3:26, 4:6). Wie in God gelooft behoort tot Zijn gemeente en tot het ware Israël (1:13, 6:16).

Omdat God soeverein is, laat Hij niet met Zich spotten. Zij die weigeren om Hem te gehoorzamen en lief te hebben zullen zich hierover moeten verantwoorden tijdens het laatste oordeel (6:7-8). God oordeelt mensen naar Zijn heilige wet en niet naar hun reputatie die zij hier op aarde gehad hebben (2:6).

Christus: Paulus gebruikt de titel ‘Christus’ veelvuldig in Galaten. Omdat Jezus de Christus, de Gezalfde is, vervult Hij het verbond wat de Heere met David gesloten heeft (2 Sam. 7). De Heere Jezus is de Messias van Israël. Acht keer spreekt Paulus over ‘Jezus Christus’ en acht keer over ‘Christus Jezus’. Misschien dat Paulus met dit eerste Jezus’ mensheid wil benadrukken en met het tweede Jezus’ Messiasschap.

In Galaten 4:6 wordt op indrukwekkende wijze de Triniteit beschreven. De Drie-enige God is alle lof en aanbidding waard. Hij heeft zondaren willen redden door het zenden van Zijn Zoon. Daarom omschrijft Paulus het evangelie in Galaten 1:7 als het ‘evangelie van Christus’. De gelovigen worden door wedergeboorte een met Christus. Dit heilsgeheim omschrijft Paulus als het ‘in Christus zijn’ (1:22, 2:4,17, 3:14,26,28, 5:6). Ze zijn gestorven met Christus, in Hem gedoopt en met Hem bekleed (2:19, 3:27). Hierdoor behoren de gelovigen tot het geestelijke nageslacht van Abraham en is de macht van het vlees in hun leven onttroond. Zij die op hun besnijdenis vertrouwen zijn uit de genade gevallen (5:2,4). Dit is een ernstige waarschuwing, maar Paulus wil duidelijk maken dat het evangelie Christus’ evangelie is en in dit evangelie is geopenbaard hoe een mens zalig kan worden.

De hopeloze toestand van de mens buiten Christus: Helder en klaar legt Paulus uit dat de werken van de wet geen mens kan rechtvaardigen vanwege de zonde. God eist volkomen gehoorzaamheid en dit kan geen mens na de zondeval meer volbrengen (2:16, 3:10). Van nature leeft ieder mens onder de vloek van de wet (3:10). Wie probeert om rechtvaardig te worden door het houden van de wet, zal alleen zijn eigen zondigheid daarmee bevestigen (2:17-18).

Met de komst van de wet op de Sinaï werd de zondigheid van de mens niet verholpen, maar juist opgewekt! (3:19) Het woordje ‘onder’ is hierbij veelzeggend. De mens is van nature onder de vloek, onder de zonde, onder de wet, onder de tuchtmeester, onder de eerste beginselen der wereld (3:10,22,23,25, 4:3,5,21, 5:18). Kortom, de mens is van nature onder de macht van de zonde en onder de vloek.

Zij die onder de eerste beginselen der wereld en onder de wet leven zijn hier slaaf van. In de allegorie van de twee vrouwen worden zij die onder de wet zijn vergeleken met Hagar. De wet neemt diegene die onder haar autoriteit zijn gevangen (3:22-23). Alleen de Heere Jezus kan mensen die onder de wet zijn bevrijden (3:13, 4:5). Met de ‘eerste beginselen’ wordt ook bedoeld dat de mens van nature gevangen gehouden wordt door geestelijke machten (4:8). Anders gezegd, zij zijn niet alleen onderworpen aan de zonde, maar ook aan de demonen.

Toch wil Paulus de wet niet de schuld geven van dit alles. De wet laat alleen de zonde en slechtheid van de mens zien. Ze zijn onder de macht van de zonde en van de demonen en kunnen zichzelf hieraan niet onttrekken. Zij hebben een Redder nodig. Hun oude ‘ik’ moet sterven, door met Christus gekruisigd en begraven te worden om met Hem op te staan en in een nieuw, godzalig leven te wandelen (2:19-20, 5:24, 6:14).

De waarheid van het evangelie: Twee keer spreekt Paulus over ‘de waarheid van het evangelie’ in de Galatenbrief (2:5,14). In het eerste geval slaat dit op de valse broederen, die zichzelf hadden binnengedrongen in een vergadering in Jeruzalem om de besnijdenis van Titus te eisen (2:3-5). Paulus verzette zich tegen het opleggen van besnijdenis om de waarheid van het evangelie te handhaven. In het tweede geval slaat dit op de apostel Petrus. Ook de apostel Petrus heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van de waarheid van het evangelie. Petrus wilde namelijk niet met heidenen eten in Antiochië als zij zich niet aan de voedselwetten hielden. Echter, Paulus maakt wel duidelijk dat Petrus geen valse broeder is en dat zijn handelen niet voortkwam uit overtuiging, maar uit hypocrisie. Hoe het ook zij, de weigering van Petrus om met de heidenchristenen te eten had hetzelfde effect als de druk die de valse broeders de gelovigen uit de heidenen oplegden. Zowel de valse broeders als Petrus gaven er blijk van dat de Mozaïsche wet gehouden moet worden.

Deze twee gebeurtenissen geven duidelijk aan hoe de waarheid van het evangelie gedefinieerd kan worden. De waarheid van het evangelie is namelijk dat iemand gerechtvaardigd wordt door het geloof in de Heere Jezus Christus en niet door de werken der wet (2:16). Het grote bezwaar van Paulus tegen de judaïsten in Galatië is dat zij een vals evangelie verkondigen en het ware evangelie verdraaien (1:6-7). Dit valse evangelie brengt een anathema, een eschatologische vloek met zich mee (1:8-9). Wie gelooft in het verzoenend lijden en sterven van de Heere Jezus zal hierdoor rechtvaardig verklaart worden door God.

De rechtvaardiging door het geloof:
Een van de centrale thema’s van de Galatenbrief is de rechtvaardiging door het geloof alleen.[11] De judaïsten geloofden dat Jezus de Messias was en Gods Zoon. Toch verwijt Paulus ze dat ze een vals evangelie brengen en waarschuwt hen voor het laatste oordeel (1:6-9). Gelovigen zijn rechtvaardig voor God omdat ze verenigd zijn met Christus in Zijn dood en opstanding (1:4, 2:16-20, 3:13,26-28, 4:4-5, 5:24 en 6:14). Als de mens rechtvaardig zou kunnen worden door de werken van de wet, zou Christus tevergeefs gestorven zijn (2:21). De rechtvaardiging door genade alleen door het geloof alleen is het hart van het evangelie (3:6,8,11,24). Het geloof ontvangt de gave die God gegeven heeft door Jezus Christus en Zijn verzoenend lijden en sterven aan het kruis.

Een andere waarheid over de rechtvaardiging door het geloof is dat rechtvaardigmaking fundamenteel eschatologisch is (2:17, 5:5). Dit betekent dat de rechtvaardigmaking zowel wat over de huidige staat van de gelovige zegt als over het moment van het laatste oordeel. De Heere verklaart dat wie in Christus vertrouwen in plaats van in zichzelf vrijgesproken zijn van de zonde. Zij zijn vrij van de verdoemenis en zullen straks zonder angst voor Gods rechterstoel mogen verschijnen. Deze ‘uitspraak’ van God de Rechter is niet met het oog te aanschouwen, maar dient door het geloof omhelst te worden. De gelovigen kunnen hierop aangevochten worden en dienen elke dag in het geloof naar Christus te vluchten. Op de oordeelsdag zal deze uitspraak voor de ogen van de gehele wereld worden uitgesproken. Dan zal het geloof overgaan in aanschouwen.

Het kruis in het middelpunt: De rechtvaardigmaking en het kruis zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het feit dat sommige gelovigen in Galatië er serieus over nadachten om zich te laten besnijden, laat een schokkende onkunde zien als het gaat om de rol van het kruis. Door na te denken over de besnijdenis doen de gelovigen in Galatië net alsof er geen kruis heeft gestaan op Golgotha. Daarom vraagt Paulus zich hardop af wie de gelovigen uit Galatië heeft betoverd (3:1). De ‘theologie van het kruis’ in Galaten komt naar voren als Paulus het woord kruis gebruikt, maar ook als hij spreekt over de dood van Christus. Dat het kruis in het middelpunt van de Galatenbrief staat blijkt wel dat Paulus hier al in de opening van de brief over spreekt (1:4). Er zijn geen andere brieven van Paulus waarin Christus’ sterven wordt besproken in de opening. Dit is veelzeggend! Zonder oog te hebben voor het kruis van Christus kunnen wij de Galatenbrief niet begrijpen.

Paulus eindigt de Galatenbrief ook met het benadrukken van het belang van het kruis. Hij wil nergens anders in roemen dan in het kruis van de Heere Jezus, door Wie de wereld voor hem gekruisigd is en hij voor de wereld (6:14). Het kruis bevrijdt de gelovige uit deze tegenwoordige boze wereld en kruisigt de hang naar deze wereld (1:4, 6:14). Door de kruisdood van Christus is er een nieuwe realiteit gekomen voor de gelovigen. Daar ligt hun vreugde en vrede in. Niet in wat zij zelf gepresteerd hebben, maar in wat Christus voor hen wilde doen. De dood en de zonde kon alleen overwonnen worden doordat Christus de vloek van de wet op Zichzelf geladen heeft (3:13). Het wonder van het kruis ligt hierin dat Christus als Plaatsvervanger wilde lijden en sterven onder de vloek van de wet voor doemwaardige zondaren. Het kruis leert daarom geen zelfvertrouwen, maar Godsvertrouwen. Het verwerpt menselijke rechtvaardigheid en buigt voor de gerechtigheid die Christus heeft aangebracht (5:11). Het bloedige teken van de besnijdenis wees heen naar het lijden en sterven van Christus aan het kruis. Wie zich desondanks toch laat besnijden om hiermee de zaligheid te verdienen, verwerpt het offer van Christus (5:2).

De gave van de Heilige Geest: Wie inwoning krijgt van de Heilige Geest in het hart mag weten dat hij met God verzoend is en dat hij waarlijk een zoon van God is (3:1-5, 4:6). De judaïsten beweerden dat iemand besneden moest worden voordat hij tot het volk van God kon behoren. Paulus verwerpt deze eis en bemoedigt de gelovigen in Galatië door hen erop te wijzen dat ze de Heilige Geest hebben ontvangen zonder dat ze besneden waren (3:1-5, Hand. 15:7-11).

De judaïsten zeiden dat de gelovigen geen deel uitmaakten van Abrahams familie omdat ze niet besneden waren. Paulus stelt hier tegenover dat de gelovigen de zegen van Abraham hebben ontvangen door de gave van de Heilige Geest in hun hart (3:14). De gave van de Heilige Geest is een vrucht van de rechtvaardigmaking aan de ene kant en aan de andere kant toont dit aan dat de gelovigen door de Geest zijn wedergeboren (4:29). Het nieuwe leven kan niet door de mens worden voorgebracht, want zij zijn vlees en behoren tot de oude Adam en zijn onder de macht van de zonde en van de dood. Alleen de Heilige Geest kan het nieuwe leven geven en wordt ontvangen als vrucht van datzelfde nieuwe leven.

Paulus roept de gelovigen op om te wandelen door de Geest, zich te laten leiden door de Geest en in de Geest te zaaien (5:16,18,25, 6:8). Hierdoor kunnen de gelovigen de vruchten van de Geest voortbrengen en strijden tegen het vlees (5:17,22-23). Een leven wat God welgevallig is, kan niet worden afgemeten aan menselijk inspannen. Zo’n leven is bovennatuurlijk en vrucht van het werk van de Heilige Geest (5:5). De Heilige Geest geeft dus niet alleen het nieuwe leven, Hij werkt dagelijks in de harten van de gelovigen om ze gelijkvormig te maken aan de Heere Jezus.

Eschatologie: De eschatologie (lett. ‘de leer van de laatste dingen’) wordt in de Galatenbrief vooral contrasterend ingezet. Zo is er een contrast tussen het oude tijdperk van het vlees en het nieuwe tijdperk van de Geest. Met het vlees worden de mensen in de oude Adam bedoeld. De komst van de Heilige Geest toont aan dat de nieuwe eeuw is begonnen. Ook zien we een contrast tussen de wet en het evangelie. De Mozaïsche wet hoort bij de oude eeuw en de gelovigen zijn niet langer onder de wet (3:15-4:7). Wie onder de wet is, is een slaaf van de macht van de zonde (3:10,22,23,25, 4:3,21-31, 5:18). Deze slavernij behoort bij de oude eeuw, maar nu is het evangelie van Christus (een vervulling van de belofte van de nieuwe exodus!) verkondigd (Jes. 40:9, 52:7). De gelovigen leven in de eeuw van het kruis, de opstanding en de gave van de Geest.[12]

Dat er in Galaten een contrast wordt getekend tussen wet en evangelie betekent niet dat de wet tegen Gods beloften ingaat (3:21). Integendeel! De wet openbaart aan jood en heiden dat de rechtvaardigheid niet kan worden verkregen door goede werken. Zowel wet als evangelie passen dus in Gods heilsplan (3:24-25). Het ware geloof leidt tot een leven van liefde, en dat leven van geloof en liefde wordt bekrachtigd door de Heilige Geest.[13]


Bibliografie
Barten, E. Rechtvaardig Door Het Geloof: Luthers Verklaring Van De Galatenbrief Uitgelegd. Houten: Den Hertog, 2016.
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015.
Crossway. English Standard Version Study Bible. Wheaton: Crossway, 2008.
De Witt Burton, E. A Critical and Exegetical Commentary on the Epistle to the Galatians. Edinburgh: T&T Clark, 1948.
The Holy Bible Containing the Old and New Testaments: New King James Version. Tennessee: Thomas Nelson Publishers, 1990.
Lohuis, J. De Brief Aan De Galaten: Staat Dan in De Vrijheid. Apeldoorn: De Banier, 2010.
Longenecker, R.N. Galatians. Word Biblical Commentary. Vol. 41, Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1990.
Luther, M. Verklaring Van De Brief Aan De Galaten, Vertaald Door G.P. Sandberg En H. Schoonderwoerd Naar De Duitse Uitgave Van Dr. Hermann Kleinknecht. 4 ed. Houten: Den Hertog, 2016.
Schreiner, T.R. Galatians. Exegetical Commentary on the New Testament. Michigan: Zondervan, 2010.
Thielman, F. Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach. Michigan: Zondervan, 2005.
Treur, J.W.J., "Drie Kernwoorden Uit De Romeinenbrief," jwjtreur.blogspot.com, 2019.


[1] Crossway, English Standard Version Study Bible (Wheaton: Crossway, 2008), 2241.
[2] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, (Apeldoorn: De Banier, 2015), 1794. Er is behoorlijk wat discussie onder commentatoren of de brief aan christenen in Noord- of Zuid-Galatië is geschreven. De laatste optie is wellicht de meest voor de hand liggende, alhoewel dit voor de exegese van de brief niet veel uitmaakt. Zie voor een uitgebreide bespreking van dit onderwerp: R.N. Longenecker, Galatians, vol. 41, Word Biblical Commentary, (Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1990), lxi-lxviii.
[3] The Holy Bible containing the Old and New Testaments: New King James Version, (Tennessee: Thomas Nelson Publishers, 1990), 780.
[4] F. Thielman, Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach (Michigan: Zondervan, 2005), 274-75.
[5] E. De Witt Burton, A Critical and Exegetical Commentary on the Epistle to the Galatians (Edinburgh: T&T Clark, 1948), liv.
[6] J. Lohuis, De brief aan de Galaten: Staat dan in de vrijheid (Apeldoorn: De Banier, 2010), 22.
[7] Crossway, English Standard Version Study Bible, 2241-42.
[8] ‘Daarom is het grote dwaasheid om terug te keren tot de wet en haar dienstbaarheid. De zoon gaat erven en de zoon mag nu al leven van de erfenis. Oefenaar Wulfert Floor (1818-1876) zei op zijn sterfbed: ‘Wat heb ik er arm van geleefd.’’ Bron: Lohuis, De brief aan de Galaten: Staat dan in de vrijheid, 100.
[9] M. Luther, Verklaring van de Brief aan de Galaten, Vertaald door G.P. Sandberg en H. Schoonderwoerd naar de Duitse uitgave van dr. Hermann Kleinknecht, 4 ed. (Houten: Den Hertog, 2016), 35. Zie ook: E. Barten, Rechtvaardig door het geloof: Luthers verklaring van de Galatenbrief uitgelegd (Houten: Den Hertog, 2016), 27.
[10] T.R. Schreiner, Galatians, Exegetical Commentary on the New Testament, (Michigan: Zondervan, 2010), 58-59.
[11] Zie ook: J.W.J. Treur, "Drie kernwoorden uit de Romeinenbrief," jwjtreur.blogspot.com, 2019.
[12] 2 Korinthe 5:17 vat dit kernachtig samen: ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden’.
[13] Schreiner, Galatians, 387-96.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22