Korte exegese Esther

Korte samenvatting van het Bijbelboek:
De geschiedenis van Esther speelt zich af in 478-73 v. Chr.. In deze tijd regeerde Ahasveros. Dit is de Bijbelse benaming van Xerxes I, koning van Perzië, die regeerde van 485-465 v. Chr.. Volgens de geschiedschrijver Herodotus was Ahasveros een ambitieuze, meedogenloze en trotse heerser over een groot wereldrijk. Hij regeerde in 127 gewesten van Indië tot Ethiopië.[1] Ahasveros was een briljant strateeg. Daarnaast schijnt hij ook een jaloers minnaar geweest te zijn.[2]

Esther leefde in de periode na de Babylonische wegvoering, toen Perzië de macht van Babylonië gebroken had. Het waren de Babyloniërs geweest die in 586 v. Chr. de tempel in Jeruzalem hadden vernietigd en het koninkrijk van Juda hadden gedecimeerd. Een aanzienlijk deel van de joden was vervolgens weggevoerd naar Babylon. Nadat Cyrus de Babyloniërs had verslagen en het Perzische rijk had gevestigd, stond hij de joden in 539 v. Chr. toe om terug te keren naar Israël om daar de tempel weer op te bouwen. Niet alle joden maakten gebruik van deze kans. Sommigen bleven in ballingschap wonen en stichtten op meerdere plaatsen in het Perzische rijk joodse gemeenschappen. Esther en Mordechai waren afkomstig uit families die besloten hadden om te blijven. Als een minderheidsgroep werden de joden veelal argwanend gevolgd en soms ook vervolgd.[3] Dit kwam mede door het strikte monotheïsme van de joden. De Perzen, die hechtten aan het pluralisme, beschouwden de joden als onredelijk intolerant en dat leidde tot een vijandige houding.[4]

Het is onbekend wanneer het Bijbelboek Esther precies geschreven is. Het lijkt erop dat het boek voor de inname van het Perzische rijk door de Grieken geschreven moet zijn. Er is namelijk geen Griekse invloed merkbaar op het vocabulaire.[5]

De drie verwijzingen naar de koninklijke kronieken in het begin, het midden en het einde van het Bijbelboek en de uitleg van het Poerimfeest, wijzen erop dat de joodse auteur, die waarschijnlijk in Susan leefde, aan geschiedschrijving wilde doen (Est. 2:23, 6:1 en 10:2). Dit wordt verder onderbouwd door de ontdekking van een archief in de stad Nippoer (Zuid-Mesopotamië) uit de tijd van Artaxerxes I (465-425 v. Chr.) en Darius II (425-400 v. Chr.) waarin vermeld wordt dat er ongeveer honderd joden in de stad Susan leefden. Verschillenden van hen hadden belangrijke posities en rijkdom verworven. 

Het Bijbelboek Esther verhaalt over het leven van Esther, een joodse wees die door haar oudere neef Mordechai werd grootgebracht. De joodse naam van Esther is Hadassa (mirte). De naam Esther is afgeleid van het Perzische woord ‘stara’ (ster) of van de Babylonische godin Isjtar, de godin van de seksualiteit en oorlog, al is dit laatste niet voor de hand liggend. De naam Mordechai is waarschijnlijk de Hebreeuwse schrijfwijze van een veel voorkomende Babylonische naam ‘Mardukaya’. Mardukaya is weer afgeleid van Marduk, de beschermgod van Babylon. Er zijn wetenschappers die een zekere Mardukaya, die een hoge functionaris of minister was aan het hof in Susan tijdens de regering van Xerxes, identificeren met Mordechai. De geschiedenis speelt zich af in Susan, één van de hoofdsteden van het Perzische rijk. 

Het is deze Esther die koningin van het Perzische rijk wordt en later de joden uit de handen van Haman, de Amalekiet, redt, die het volk wilde vernietigen.[6]

Om de geschiedenis van Esther goed te kunnen begrijpen is het noodzakelijk om helder te hebben hoe het Bijbelboek is opgebouwd. In de exegese van een narratief (een verhalend) Bijbelboek is het daarom raadzaam om naar het plot (de verhaallijn) te kijken. De geschiedenis begint eigenlijk vanaf Esther 3 waar wij lezen dat Haman promotie krijgt en het bevel wordt gegeven dat iedereen voor hem moet buigen. In de eerste twee hoofdstukken is dan al genoeg informatie gegeven zodat de lezer kan begrijpen hoe het Bijbelboek Esther zich vanaf hoofdstuk 3 verder ontplooit. Zo vertellen de eerste twee hoofdstukken waarom Mordechai en Esther kunnen ingrijpen op het moment dat de vernietiging van de joden dreigt. Esther is in deze positie gekomen door het feit dat zij de nieuwe koningin van koning Ahasveros is geworden en Mordechai vanwege het feit dat zijn naam genoemd wordt in de kronieken van de koning (Est. 4:14, 6:1-2). Ook leren wij iets over de ethiek van het Perzische hof. Dit was een weelderige, meertalige wereld met latent aanwezig antisemitisme. Een plek waar de nukken van de koning tot wet verheven konden worden. Dit waren wetten die vervolgens onomkeerbaar waren (Est. 2:10, 1:19).[7] Al deze gegevens spelen later een belangrijke rol in de geschiedenis van Esther. Bijvoorbeeld als het gaat over de vraag hoe een onomkeerbare wet ongedaan kan worden gemaakt. 

De crisis en dreiging die in Esther 3 begint, is pas opgelost in Esther 9:19, waar staat: ‘Daarom maakten de Joden van de dorpen, die in de dorpsteden woonden, den veertienden dag der maand Adar ter vreugde en maaltijden, en een vrolijken dag, en der zending van delen aan elkander’. Zelfs het ophangen van Haman aan de galg bracht geen einde aan de dreiging (Est. 7:10). Pas in Esther 8, als er een wet wordt vervaardigd waarin staat dat de joden zichzelf mogen verdedigen en als Mordechai de plaats van Haman inneemt, komt er een wending in het schijnbaar onomkeerbare lot van de joden. In Esther 9:1-19 staat geschreven hoe de dreiging tegen de joden volledig wordt weggenomen. In hoofdstuk 10 wordt beschreven hoe belangrijk Mordechai werd in het gehele Perzische rijk en hoe hij voor de welstand (Hebr. Shalom) van zijn volk heeft gesproken en gewerkt. Dit leert ons dat verlossing niet slechts het wegnemen van dreiging is, maar de wederoprichting van vrede en welstand. Dit wordt gesymboliseerd door de persoon Mordechai, wiens werk ook een heenwijzing is naar Christus, Die voor de Zijnen de dreiging van Gods toorn heeft weggenomen en zondaren weer in een verzoende betrekking met God kan brengen. 

U zou het Bijbelboek Esther naast het Bijbelboek van de voorzienigheid en de verlossing, ook het Bijbelboek van ‘de omkeringen’ kunnen noemen.[8] Er zijn duidelijke omkeringen te zien tussen Vasthi en Esther, Haman en Mordechai en tussen de joden en hun vijanden. Het is een totale verlossing in die zin dat er een totale omkering te zien is. Dus niet alleen in de dreiging tegen de joden, maar ook wat betreft de positie van de vijanden tegenover de joden. Door deze omkeringen toont de HEERE Zijn almacht, alwetendheid en Zijn reddende genade. Deze omkeringen blijven niet beperkt tot het Bijbelboek Esther, maar vinden we ook terug in de uittocht van het volk Israël, in de Babylonische ballingschap en ook in de kruisiging en opstanding van de Heere Jezus.[9] Door dit alles heen zien wij de hand des Heeren ‘gelukkiglijk voortgaan’ (Jes. 53:10). 

Auteur: Onbekend. De auteur was in ieder geval goed op de hoogte van het reilen en zeilen aan het Perzische hof.[10] Mogelijk heeft Mórdechai het Bijbelboek Esther aan het einde van zijn leven geschreven (Est. 9:20).[11] Hoe het ook zij, de auteur moet toegang gehad hebben tot de kronieken van de koning (Est. 2:23, 6:1). 

Structuur: 

I. Introductie: De verhoging van Esther (1:1-2:23) 
II. Een dreiging voor de joden: De verhoging van Haman (3:1-5:14) 
III. De dreiging omgekeerd: De val van Haman (6:1-9:16) 
IV. De omkering gevierd: Poerim (9:17-32) 
V. Conclusie: De verhoging van Mordechai (10:1-3)[12]

Feestrol: Het Bijbelboek Esther is mede geschreven om de oorsprong van het Poerimfeest uit te leggen en de joden op te roepen om dit feest te blijven vieren (Est. 9:28). Tot op de dag van vandaag wordt dit Poerimfeest door joden over de gehele wereld gevierd. Het Bijbelboek Esther wordt tijdens de festiviteiten in haar geheel gelezen. 

Het Bijbelboek Esther behoort binnen de Tenach (ook wel de Hebreeuwse Bijbel genoemd) tot de zgn. ‘Chetoebim’ ofwel tot de Geschriften. De Geschriften worden door de joden verder onderverdeeld in de poëtische boeken, de feestrollen (de zgn. Meggiloth) en de historische boeken. De volgende vijf boeken behoren tot de Meggiloth: Hooglied, Ruth, Esther, Klaagliederen en Prediker. Deze boeken worden op bepaalde joodse feest- en gedenkdagen voorgelezen in de synagoge. 

In de joodse maand Adar wordt op de dertiende tot de vijftiende dag het Poerimfeest gevierd. In de Nederlandse tijdrekening is dat ongeveer half maart. Op de veertiende Adar wordt in de synagoge het hele Bijbelboek Esther gelezen. Enkele verzen die over Mordechai gaan worden door de gemeenteleden luid herhaald. Als de naam van Haman wordt genoemd, wordt er, veelal door kinderen, met de voeten op de grond gestampt en met ratels lawaai gemaakt.[13] Het harde geluid van ratels moet de naam van Haman onverstaanbaar maken. Dit betekent dat zijn naam uitgeroeid moet worden van de aarde. Tot op deze dag wordt, naar het beval van Mordechai en koningin Esther, het Poerimfeest gevierd. In de volksmond wordt het ook wel ‘joods carnaval’ genoemd, waarbij er verkleedpartijen zijn en er ook behoorlijk gedronken wordt.[14]

Het Poerimfeest wordt een maand voor Pesach gevierd.[15] Deze feesten worden dus kort na elkaar gevierd, maar verschillen uiterlijk gezien als de dag van de nacht. Het Poerimfeest is luidruchtig en vrolijk. Pesach is kalm en meditatief. Toch delen ze hetzelfde thema, namelijk: verlossing. Pesach viert de verlossing van de slavernij in Egypte en Poerim viert de verlossing van de dreigende vernietiging in Perzië. Bijna geheel de tijdsspanne van het Oude Testament valt tussen deze twee gebeurtenissen. Anders gezegd, het gehele Oude Testament is een geschiedenis van verlossing. Vanaf het begin tot het einde zien wij Gods bewarende handen uitgestrekt over het volk van de joden. 

Voor het Bijbelboek Esther en het Poerimfeest geldt dat ze hetzelfde thema hebben, namelijk die van verlossing. Een verlossing die door Gods voorzienigheid tot stand wordt gebracht. 

Het Bijbelboek Esther en de christelijke kerk: Tijdens de eerste vierhonderd jaar van de kerkgeschiedenis wordt er maar weinig verwezen naar het Bijbelboek Esther. Waarschijnlijk is dit Bijbelboek in de Westerse kerk vanaf het begin als canoniek geaccepteerd. Toch wordt er alleen in de eerste eeuw door Clements van Rome en in de derde eeuw door Hippolytus naar gerefereerd in hun geschriften. Deze kerkvaders zeggen echter niks over de vraag of het Bijbelboek Esther tot de canon behoort. Deze mening waren ze waarschijnlijk wel toegedaan. 

In de Oosterse kerk waren de meningen over dit boek verdeeld. Sommige christenen volgden Miletus, die het Bijbelboek uit de lijst van canonieke boeken verwijderde en anderen Origines, die het Bijbelboek juist als canoniek beschouwde. Alleen Clements van Alexandrië, in de late derde eeuw n. Chr., laat ons iets zien van hoe christenen, die geloofden dat het Bijbelboek tot de canon behoorde, Esther zagen. Zij zagen dit boek als een ‘type van de zaligmaking’, ofwel een beschrijving van hoe de Heere zondaren redt. Het was pas in de late vierde eeuw n. Chr. dat het Bijbelboek Esther formeel een plek kreeg in de canon. Dit gebeurde tijdens het concilie van Carthago in 397 n. Chr..[16]

Het Bijbelboek Esther is dus in de loop van de kerkgeschiedenis een veelbesproken boek geweest. Er was verlegenheid omtrent de vraag wat men met het Bijbelboek moest beginnen. Dit geldt zelfs voor de gereformeerde traditie, die van oudsher grote waardering voor het Oude Testament heeft. Calvijn heeft, voor zover wij weten, nooit uit dit Bijbelboek gepreekt. Luther protesteerde zelfs tegen het Bijbelboek Esther(!) In zijn beroemd geworden commentaar spreekt hij zich sterk uit tegen Esther en 2 Makkabeeën. ‘Ik ben zo vijandig tegen dit boek (JWJ: 2 Makkabeeën) en tegen Esther, dat ik wenste dat ze niet zouden bestaan; want ze zijn veel te Judaïstisch en vol van heidense verdorvenheden.’[17] Desondanks zijn gereformeerde theologen Esther als canoniek blijven beschouwen, zonder de toevoegingen uit de Septuaginta, maar hierover later meer. 

Belangrijke lessen uit het Bijbelboek Esther: 

1. Het verbondsvolk 
Nadat een deel van de joodse ballingen was teruggekeerd naar Israël breekt de zogenaamde ‘post-exilische periode’ aan. Dit stelden de joden die achterbleven voor bange vragen. Behoorden zij nog wel tot Gods volk of hadden zij hun voorrechten verspeeld?! Het Bijbelboek Esther gaat op deze vragen in door uit te leggen waarom het Poerimfeest gevierd moet worden. Dit feest wordt namelijk niet voorgeschreven door de wet van Mozes. De reden waarom dit feest gevierd moet en kan worden, is Gods trouwe zorg voor de joden. Ook de joden buiten Israël vielen onder Gods Vaderlijke voorzienigheid en bescherming. Deze troostrijke gedachte zal de eerste lezers van het Bijbelboek bemoedigd hebben. Alle joden, zowel binnen als buiten de landsgrenzen van Israël, behoren tot het verbond. 

Maar dat de joden allen tot het verbond behoorden, wil niet zeggen dan allen ook daadwerkelijk met hun hart in God geloofden en op dezelfde manier uitkwamen voor de liefdesdienst van de HEERE. Uit Esther blijkt wel dat de joden in de diaspora niet allemaal op dezelfde manier hiervoor uitkwamen. Aan de ene kant maakte men deel uit van het verbond met Abraham en hielden zij zich aan de voorschriften van de Mozaïsche wet. Dat blijkt wel uit de ‘klacht’ van Haman: ‘Want Haman had tot den koning Ahasveros gezegd: Er is een volk, verstrooid en verdeeld onder de volken in al de landschappen uws koninkrijks; en hun wetten zijn verscheiden van de wetten aller volken; ook doen zij des konings wetten niet; daarom is het den koning niet oorbaar hen te laten blijven’ (Est. 3:8). Een uiterlijke gehoorzaamheid aan de wet blijkt ook uit het bevel wat koningin Esther laat uitgaan om drie dagen te vasten en uit de woorden van Mordechai als hij verwijst naar de voorzienigheid van God: ‘Wie weet, of gij niet om zulken tijd als deze is, tot dit koninkrijk geraakt zijt’ (Est. 4:14b). 

Aan de andere kant volgt Esther het bevel van Mordechai op om haar nationaliteit (en dus ook haar geloof) niet bekend te maken (Est. 2:10). Dit kon tot gevolg hebben dat zij zich niet altijd van heidense praktijken kon onthouden. Daniël en zijn drie vrienden kozen er mede daarom voor om zichzelf en hun religie wel bekend te maken en hier ook telkens opnieuw voor uit te komen. Verder valt het op dat Mordechai geen reden geeft waarom hij niet voor Haman wil buigen. Daniël, Ezra en Nehemia spreken zich op dit punt wel meer uit tegenover de Perzische monarch. Verder zijn er uitleggers die menen dat Esther uit angst haar leven op het spel zet om haar familie en volk te redden en niet uit geloof. Nadat de HEERE het volk van de joden redt, lezen we nergens dat Esther en Mordechai de HEERE prijzen, al wil dat natuurlijk niet zeggen dat ze dit niet gedaan hebben. Wel staat vermeld dat ze wraak nemen op hun vijanden. Aan het einde van het boek staat dat Mordechai hooggeacht werd bij de joden, maar we lezen niet dat de joden God de eer brengen voor hun redding van de ondergang. 

Het ontbreken van de Naam van de HEERE en van de, op het eerste gezicht, lofprijzing van God, heeft er in de loop van de eeuwen toe geleid dat de Griekse versie van het Bijbelboek Esther is aangevuld(!) In de vierde eeuw n. Chr. heeft Hiëronymus van Stridon (347-420), terwijl hij bezig was met het maken van de Latijnse Vulgaat, deze toevoegingen verzameld en aan het einde van het Bijbelboek Esther geplaatst. Deze toevoegingen op het Bijbelboek Esther bevatten maar liefst zes hoofdstukken. In deze toevoegingen zien wij een andere Mordechai die duidelijk en open voor zijn godsdienst uitkomt.[18]

‘Doch Mordechai bad de Heere, gedenkende aan al de werken des Heeren, en zeide: Heere, Heere, Gij almogende Koning, want het is alles in Uw macht; en daar is niemand die tegen U kan zijn, wanneer Gij Israël wilt verlossen; Gij hebt de hemel en de aarde geschapen, en alles wat wonderlijk is onder de hemel; en Gij zijt een Heere van alles, en niemand kan U, Die een Heere zijt, wederstaan; Gij kent alle dingen, Gij weet, Heere, dat ik niet uit spijtigheid, noch uit hovaardigheid, noch uit eergierigheid, dit heb gedaan, dat ik de hovaardige Haman niet heb aangebeden. Want ik zou gewillig zijn geweest, ook de voetstappen zijner voeten te kussen, tot behoudenis van Israël. Maar ik heb dit gedaan, opdat ik de eer van een mens niet zou stellen boven de eer van God; en ik zal niemand aanbidden dan U, Die mijn Heere zijt, en ik zal dat niet doen uit hovaardigheid; en nu, Heere God, Gij Koning en God van Abraham, spaar Uw volk, overmits zij ons aanzien om ons te verderven, en begerig zijn om Uw erve uit te roeien, die Gij van den beginne verkoren hebt; en veracht Uw deel niet, dat Gij voor Uzelf uit Egypteland hebt verlost. Verhoor mijn gebed, en zijt Uw erfdeel genadig, en wend ons treuren in vreugde, opdat wij leven en Uw Naam prijzen, Heere, en verdelg de mond niet dergenen, die U loven. En het ganse Israël riep uit alle kracht, want hun dood was voor hun ogen.’ (Toevoeg. op Est. 13:8-19) 

Ook koningin Esther krijgt een geheel ander aanzien in de toevoegingen op het Bijbelboek Esther. Zo bidt ze een lang gebed, waarin ze Gods hand in de geschiedenis van Israël erkent en de zonden van het volk belijdt (Toevoeg. op Est. 14:1-19). In dit gebed belijdt Esther dat ze met haar hart het verbond van God gehouden heeft: ‘Gij weet, dat ik het doen moet, en dat ik een afschuw heb van het teken mijner hovaardij, dat op mijn hoofd is, in de dagen dat ik mij moet laten zien; en heb een afschuw daarvan, als van een onreine doek, en draag het niet wanneer ik in stilte ben. Uw dienstmaagd heeft ook niet gegeten aan de tafel van Haman, noch de maaltijd van de koning verheerlijkt, noch gedronken van de offerwijn’ (vs. 16-17). 

Uit deze toevoegingen blijkt wel dat de Vroege Kerk moeite had met de manier waarop Esther, Mordechai en de andere joden omgingen met het verbond en met de God van het verbond. 

2. Voorzienigheid 
Hoewel de joden in de verstrooiing dus niet altijd openlijk uitkwamen voor hun God en Zijn verbond, wil dit niet zeggen dat de HEERE daarom niet voor hen wilde zorgen. Integendeel! Het feit dat de joden gespaard zijn en de vele ‘omkeringen’ in het Bijbelboek Esther laten duidelijk Gods hand zien. Want hoewel Gods Naam niet één keer wordt genoemd, zien we duidelijk Gods almacht, genade en Vaderlijke voorzienigheid. God regeert. Er gebeurt niets bij toeval, ook niet in het Bijbelboek Esther. Terecht merkte Matthew Henry daarom op dat hoewel Gods Naam niet genoemd wordt, wij overal Zijn vinger kunnen opmerken.[19]

Zo is Gods voorzienigheid en besturing duidelijk op te merken uit de volgende gebeurtenissen: Koningin Vasthi werd verstoten, waardoor Esther haar plaats in kon nemen. Mordechai komt achter de moordaanslag op de koning en weet deze te verijdelen. Zijn heldendaad wordt opgenomen in de kronieken, maar Mordechai wordt op dat moment niet beloond. De slapeloosheid van de koning brengt hier verandering in en valt precies samen met de komst van Haman, die juist kwam om de dood van Mordechai te zoeken omdat hij hem beledigd zou hebben. Haman bereidt een galg voor Mordechai, maar wordt er vervolgens zelf aan opgehangen. Wanneer Esther Hamans moordplannen aan de koning vertelt, stormt deze woedend de zaal uit, maar komt precies terug op het moment dat Haman voor Esther neervalt op de bank waar zij ligt.[20] De koning denkt hierdoor dat Haman Esther wil verkrachten (Est. 7:8). Dit bezegelt het lot van Haman. Verder arriveert, op de dag dat de joden vernietigd zouden worden, het edict waarin staat dat de joden zich mogen verdedigen en hun vijanden mogen vernietigen (Est. 9:10-17).[21]

De God van het verbond regeert, dwars door de plannen, hoogmoed en zonden van mensen heen. Het Bijbelboek Esther is een loflied op Gods voorzienigheid.[22]

3. Gods voorzienigheid sluit menselijke verantwoordelijkheid niet uit 
Tot op deze dag werkt de Heere Zijn wil uit, dwars door alle zonden en tegenwerkingen heen. God is soeverein, maar dit betekent niet dat de mens niet ver-antwoord-elijk is! Het handelen van de mens is ook belangrijk, zo blijkt uit het Bijbelboek Esther. De handelingen die Esther en Mordechai uitvoeren en de woorden die zij spreken redden, naar de mens gesproken, het volk van de joden. Er is geen sprake van lijdelijkheid in het Bijbelboek Esther. Er zijn uitleggers die menen dat de (geïnspireerde) keuze van de auteur om de Naam van God niet te noemen, als doel heeft om aan te tonen dat het niet altijd eenvoudig is om Gods hand in de geschiedenis aan te wijzen.[23] Een geestelijke les zou dan kunnen zijn dat de lezers van het Bijbelboek in moeilijke omstandigheden moed moeten houden ook al zien ze niet altijd (direct) de hand van de HEERE. Volgens deze uitleg roept het Bijbelboek Esther niet op tot ongeloof, maar zet zij juist aan tot het nauwkeurig onderzoeken van Gods wonderlijke leidingen in het leven van Esther, Mordechai en de andere joden in ballingschap. 

4. Heilsgeschiedenis en heilige oorlog 
God zorgt niet alleen voor Zijn volk in de verstrooiing, maar stuwt door hen ook de heilsgeschiedenis voort. Haman was een Amalekiet. Het waren de Amalekieten die Israël op een laffe manier hadden aangevallen. De Verbondsgod is, met eerbied gesproken, een heilige oorlog met hen aangegaan. Dit blijkt uit Ex. 17:16: ‘Dewijl de hand op den troon des HEEREN is, zo zal de oorlog des HEEREN tegen Amalek zijn, van geslacht tot geslacht!’. 

Haman was als afstammeling van Amalek een vijand van het volk van God (Est. 7:6). Mordechai is een afstammeling van Kis, de vader van koning Saul (2:5). Haman is een nakomeling van Agag, de koning van de Amalekieten die door koning Saul werd verslagen. Toen Israël Egypte verliet, vielen de Amalekieten de Israëlieten op een laffe manier aan. 

Dit waren de woorden van Mozes vlak voor hij stierf. Deze woorden gingen over de aanval van de Amalekieten van veertig jaar geleden: 

‘Gedenkt, wat u Amalek gedaan heeft op den weg, als gij uit Egypte uittoogt; Hoe hij u op den weg ontmoette, en sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u, als gij moede en mat waart; en hij vreesde God niet. Het zal dan geschieden, als u de HEERE, uw God, rust zal gegeven hebben, van al uw vijanden rondom, in het land, dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, om hetzelve erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder den hemel zult uitdelgen; vergeet het niet! (Deut. 25:17-19)’. 

De eerste koning van de joden, Saul, kreeg precies dezelfde opdracht van de Heere. Maar koning Saul was laks. Hij vocht tegen de Amalekieten, maar liet hun koning, Agag, in leven. 

‘Toen sloeg Saul de Amalekieten van Havila af, tot daar gij komt te Sur, dat voor aan Egypte is. En hij ving Agag, den koning der Amalekieten, levend; maar al het volk verbande hij door de scherpte des zwaards. Doch Saul en het ganse volk verschoonde Agag, en de beste schapen, en runderen, en de naast beste, en de lammeren, en al wat best was, en zij wilden ze niet verbannen; maar alle ding, dat verachtzaam, en dat verdwijnende was, verbanden zij. Toen geschiedde het woord des HEEREN tot Samuel, zeggende: Het berouwt Mij, dat Ik Saul tot koning gemaakt heb, dewijl hij zich van achter Mij afgekeerd heeft, en Mijn woorden niet bevestigd heeft. […] Toen zeide Samuel: Breng Agag, den koning der Amalekieten, hier tot mij; Agag nu ging tot hem weeldelijk; en Agag zeide: Voorwaar, de bitterheid des doods is geweken! Maar Samuel zeide: Gelijk als uw zwaard de vrouwen van haar kinderen beroofd heeft, alzo zal uw moeder van haar kinderen beroofd worden onder de vrouwen. Toen hieuw Samuel Agag in stukken, voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal. Daarna ging Samuel naar Rama; en Saul ging op naar zijn huis te Gibea-sauls. En Samuel zag Saul niet meer tot den dag zijns doods toe; evenwel droeg Samuel leed om Saul; en het berouwde den HEERE, dat Hij Saul tot koning over Israël gemaakt had (1 Sam. 15:7-11, 32-35).’ 

Om het Bijbelboek Esther te kunnen begrijpen moeten wij in gedachten houden dat Mordechai een afstammeling was van Kis, de vader van koning Saul en dat Haman een nakomeling was van Agag, de koning van de Amalekieten die door koning Saul werd verslagen. Om deze reden voelde Haman niet alleen haat tegen Mordechai, maar tegen alle joden! Er bestond al generaties lang een bittere haat tussen deze twee volken. 

Uiteindelijk wordt de opdracht van Saul volbracht, ver weg van het land Israël, in de burcht Susan. Hierbij valt op dat koning Saul niets mocht nemen van de buit van de Amalekieten, maar dat de joden ten tijde van Esther dit wel mochten doen van koning Ahasveros (Est. 8:11). Toch deden zij het niet, want de wetten van de levende God vonden zij belangrijker! (Est. 9:10, 15-16) 

De joden herdenken elk jaar tijdens het Poerimfeest dat zij gespaard zijn gebleven. Het woord ‘poer’, afkomstig uit de Oud-Perzische taal, betekent ‘lot’. Om die reden wordt het Poerimfeest ook wel het Lotenfeest genoemd. Hiermee wijzen de joden terug naar het lot wat Haman had laten werpen om de datum van de vernietiging van de joden vast te stellen. 

Esther was bang om voor het volk op te komen. Tot die tijd had ze, op aanraden van Mordechai, niet verteld dat ze een Jodin was. We weten niet waarom Mordechai dit tegen haar gezegd had. Esther was dertig dagen lang niet bij de koning gevraagd. Zomaar naar de koning gaan kon je je leven kosten. Toch is Mordechai duidelijk: ‘Als u niet gaat, zult u alsnog omkomen, Esther’. Hoe wist Mordechai dit zo zeker? Hij vertrouwde op God! Misschien was dit wel de reden waarom u koningin moest worden Esther, stelt Mordechai (Est. 4:14). 

De Heere had Haman in één keer kunnen vernietigen, maar stuurt de geschiedenis zo dat Hij alle eer krijgt.[24] Uiteindelijk wordt niet alleen Haman gedood aan de galg, maar ook zijn tien zonen (Est. 9:14). Zoals Haman en zijn zonen uiteindelijk vernietigd werden, zo zal dit met al Gods vijanden gebeuren op de oordeelsdag (2 Kor. 5:10). 

Samengevat kan men stellen dat het Bijbelboek Esther deel uitmaakt van de heilsgeschiedenis, zoals deze loopt via Abraham en de Heere Jezus. Als Haman in zijn boze opzet was geslaagd, was het joodse volk vernietigd en hadden de beloften aan Abraham niet vervuld kunnen worden. Dan zou er geen Zaligmaker uit de joden geboren kunnen worden. Dan zou er dus ook geen evangelie en geen christelijke kerk zijn geweest. Daarom heeft het Bijbelboek Esther een boodschap voor jood én heiden. Hoewel christenen het Poerimfeest niet hoeven te houden, mogen ze zich gelovig vastklemmen aan Gods Vaderlijke voorzienigheid (Rom. 8:28).[25]

5. De dwaasheid van de goddeloosheid 
Ahasveros en Haman waren, vanuit menselijk perspectief gezien, belangrijke personen met nagenoeg onbegrensde macht. Toch laat het Bijbelboek Esther duidelijk zien dat ook hun leven door God geleid wordt. Opstaan tegen God en tegen Zijn verbondsvolk is dwaasheid en zal niet goed aflopen. Ook dat is een (actuele) boodschap van het Bijbelboek Esther. 


Bibliografie 
À Brakel, W. Redelijke Godsdienst: In Welke De Goddelijke Waarheden Van Het Genadeverbond Worden Verklaard, Tegen Partijen Beschermd En Tot Beoefening Aangedrongen, Alsmede De Bedeling Des Verbonds in Het Oude En Nieuwe Testament En De Ontmoeting Der Kerk in Het Nieuwe Testament, Vertoond in Een Verklaring Van De Openbaring Van Johannes. III vols. Vol. I, Utrecht: De Banier, 2006. 
Aalders, G.Ch. Het Boek Esther. Opnieuw Uit De Grondtekst Vertaald En Verklaard. Korte Verklaring Der Heilige Schrift. Kampen: Kok, 1985. 
Arnold, B.T., Beyer, B.E. In Ontmoeting Met Het Oude Testament: Een Historisch En Theologisch Overzicht. Heerenveen: Groen, 2015. 
Bavinck, H. Gereformeerde Dogmatiek. Vol. 2, Kampen: Kok, 1967. 
Berkhof, L. Systematic Theology. London: The Banner of Truth Trust, 1969. 
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015. 
Bush, F.W. Ruth, Esther. Word Biblical Commentary. Nashville: Word Books, 1996. 
Carson, A. The History of Providence, as Manifested in Scripture. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2012. 
De Lange, N.R.M. An Introduction to Judaism. Cambridge: Cambridge University Press, 2000. 
English Standard Version Global Study Bible. Wheaton: Crossway, 2018. 
English Standard Version Study Bible. Wheaton: Crossway, 2008. 
Gerlemann, G. Biblischer Kommentar: Altes Testament, Esther. Vol. 21, Neukirchen: Neukirchener Verlag, 1973. 
Henry, M. Matthew Henry's Commentary on the Whole Bible, Joshua to Esther. Vol. 2, Peabody: Hendrickson Publishers, 2009. 
Keil, C.F., Delitzsch, F. Commentary on the Old Testament, I & Ii Kings, I & Ii Chronicles, Ezra, Nehemiah, Esther. Vol. 3, Michigan: William B. Eerdmans, 1978. 
Molenaar, P. Esther, Een Ster in De Hand Van God. Capelle aan den IJssel: Mes, 1998. 
Neele, C., Silfhout, W. Tot Een Teken: Joodse Feesten En Symbolen. Houten: Den Hertog, 2010. 
Sproul, R.C., Mathison, K.A. The Reformation Study Bible. Orlando: Ligonier Ministries, 2005. 
Tomasino, A.J. Esther. Evangelical Exegetical Commentary. Bellingham: Lexham Press, 2016. 
Van Genderen, J., Velema, W.H. Beknopte Gereformeerde Dogmatiek. Kampen: Kok, 1992. 
VanderZwaag, F. "Waging Holy War." In Esther Sermon Series, Heritage Reformed Congregation 2008. 
VanGemeren, W.A. New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis. Vol. 4, Michigan: Zondervan, 1997. 
Waltke, B.K., Yu, C. An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic Approach. Michigan: Zondervan, 2007. 
Webb, B.G. Five Festal Garments: Christian Reflections on the Song of Songs, Ruth, Lamentations, Ecclesiastes and Esther. New Studies in Biblical Theology. Downers Grove: InterVarsity Press, 2007. 


[1] P. Molenaar, Esther, een ster in de hand van God (Capelle aan den IJssel: Mes, 1998), 18. 
[2] W.A. VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, vol. 4 (Michigan: Zondervan, 1997), 582. 
[3] English Standard Version Global Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2018). 
[4] B.T. Arnold, Beyer, B.E., In ontmoeting met het Oude Testament: Een historisch en theologisch overzicht (Heerenveen: Groen, 2015), 273. 
[5] Het is opvallend dat het Bijbelboek Esther niet geciteerd wordt in de rest van het Oude Testament en ook niet in het Nieuwe Testament. Esther behoort tot de zogenaamde ‘feestrollen’ en is in de Hebreeuwse canon (de Tenach) vóór het Bijbelboek Daniël is geplaatst. Beiden boeken gaan over joden die buiten Israël wonen. 
[6] B.K. Waltke, Yu, C., An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach (Michigan: Zondervan, 2007), 765. 
[7] B.G. Webb, Five Festal Garments: Christian reflections on The Song of Songs, Ruth, Lamentations, Ecclesiastes and Esther, New Studies in Biblical Theology, (Downers Grove: InterVarsity Press, 2007), 114. 
[8] Deze omkeringen zijn kenmerkend voor de zogenaamde Wijsheid traditie, zoals blijkt uit bijvoorbeeld Spreuken 26:27: ‘Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren’. Zie ook: Ps. 7:15-16, 57:7. Bron: A.J. Tomasino, Esther, Evangelical Exegetical Commentary, (Bellingham: Lexham Press, 2016), 125. 
[9] R.C. Sproul, Mathison, K.A., The Reformation Study Bible (Orlando: Ligonier Ministries, 2005), 679. 
[10] ‘The omission, however, of all reference to Judah and Jerusalem, together with the absence not only of theocratic notions, but of a specially religious view of circumstances, favour the view that the author lived not in Palestine, but in the more northern provinces of the Persian realm, probably in Susa itself.’ Bron: C.F. Keil, Delitzsch, F., Commentary on the Old Testament, I & II Kings, I & II Chronicles, Ezra, Nehemiah, Esther, vol. 3 (Michigan: William B. Eerdmans, 1978), 312-13. Zie ook: G. Gerlemann, Biblischer Kommentar: Altes Testament, Esther, vol. 21 (Neukirchen: Neukirchener Verlag, 1973), 37. 
[11] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, (Apeldoorn: De Banier, 2015), 772. 
[12] VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, 4, 582. Zie ook: F.W. Bush, Ruth, Esther, Word Biblical Commentary, (Nashville: Word Books, 1996), 301-04. 
[13] N.R.M. De Lange, An introduction to Judaism (Cambridge: Cambridge University Press, 2000), 147. 
[14] C. Neele, Silfhout, W., Tot een teken: Joodse feesten en symbolen (Houten: Den Hertog, 2010), 13-14. 
[15] Pesach wordt gevierd op de veertiende dag van de maand Nisan, dat is de eerste maand (Ex. 12:1-2). 
[16] ‘And then only with the pious amplifications it had been given in the Septuagint.’ Bron: Webb, Five Festal Garments: Christian reflections on The Song of Songs, Ruth, Lamentations, Ecclesiastes and Esther, 129. 
[17] Tafelgesprekken, Weimarer Ausgabe, 22.2080, aangehaald in: Webb, Five Festal Garments: Christian reflections on The Song of Songs, Ruth, Lamentations, Ecclesiastes and Esther, 129. 
[18] Waltke, An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach, 767-68. 
[19] M. Henry, Matthew Henry's Commentary on the Whole Bible, Joshua to Esther, vol. 2 (Peabody: Hendrickson Publishers, 2009), 866. Zie ook: A. Carson, The History of Providence, as manifested in Scripture (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2012), 114-15. 
[20] ‘Omtrent het motief daarvoor zijn heel wat verschillende opinies ten beste gegeven. […] Maar het ligt geheel voor de hand, dat de ware reden geen andere kan geweest zijn, dan dat hij, verhit als hij was door de wijn en door zijn toorn, behoefte had buiten even enige verkoeling te zoeken en tot zichzelf te komen. Deze gelegenheid grijpt Haman aan, om te trachten zijn leven te redden.’ Bron: G.Ch. Aalders, Het boek Esther. Opnieuw uit de grondtekst vertaald en verklaard, Korte verklaring der Heilige Schrift, (Kampen: Kok, 1985), 80. 
[21] Waltke, An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach, 769. 
[22] Zie ook: L. Berkhof, Systematic Theology (London: The Banner of Truth Trust, 1969), 168. Sproul, The Reformation Study Bible, 900. J. Van Genderen, Velema, W.H., Beknopte gereformeerde dogmatiek (Kampen: Kok, 1992), 265-91. W. À Brakel, Redelijke Godsdienst: In welke de goddelijke waarheden van het genadeverbond worden verklaard, tegen partijen beschermd en tot beoefening aangedrongen, alsmede de bedeling des verbonds in het Oude en Nieuwe Testament en de ontmoeting der kerk in het Nieuwe Testament, vertoond in een verklaring van de Openbaring van Johannes, III vols., vol. I (Utrecht: De Banier, 2006), 266-85. H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, vol. 2 (Kampen: Kok, 1967), 551-80. 
[23] VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, 4, 584. 
[24] F. VanderZwaag, "Waging Holy War," in Esther Sermon Series (Heritage Reformed Congregation 2008). 
[25] English Standard Version Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2008), 851.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22