À Brakelkring, avond 8b

Hoofdstuk 23 Over de staat van Christus’ verhoging 

Nu wij de staat van Christus’ vernedering gezien hebben, waarin Hij de zaligheid voor de uitverkorenen verworven heeft, gaan wij over tot de staat van de verhoging, waarin Hij aan Zijn uitverkorenen de zaligheid toepast en deelachtig maakt. Deze staat wordt in Gods Woord aangeduid met de woorden ‘verhoging’ en ‘verheerlijking’ (Fil. 2:9, Luk. 24:26). 

De Heere Jezus is verhoogd naar Zijn menselijke natuur en niet naar Zijn Goddelijke natuur. Die was en bleef de Allerhoogste, de Allerheerlijkste en de Onveranderlijke. Deze staat wordt in vier trappen onderscheiden, namelijk: de opstanding uit de doden, de hemelvaart, het zitten aan de rechterhand van God en het komen om te oordelen. 

De eerste trap is de opstanding uit de doden. Dit is het hoofdpunt van het christendom, en de zaligheid hangt af van dat te geloven en te belijden (1 Kor. 15:14). De waarheid van de opstanding van Christus blijkt uit de geschiedenis van de opstanding, het getuigenis van de engelen, van de vijanden die het graf bewaakten, van de apostelen en uit de verschijning van Christus aan de gelovigen na Zijn opstanding. 

In de opstanding van Christus zijn verschillende zaken te beschouwen: 

1. Christus is opgestaan met een aardbeving. Toen Hij stierf was er ook een aardbeving en scheurde het voorhangsel. Nu beeft de aarde opnieuw, wat niet alleen een bewijs was van de Godheid van Christus, maar dit wees ook heen naar de toorn van God tegen de joden en hun land, dat verwoest zou worden en de godsdienst van hen genomen en tot de heidenen overgebracht en dat de ceremoniën een einde hadden en dat een onveranderlijke godsdienst in de plaats zou komen, aldus À Brakel.[1]
2. De opstanding van Christus werd ook verheerlijkt door het neerdalen van een engel in hemelse heerlijkheid, wiens aangezicht was als een bliksem en zijn klederen wit als sneeuw. 
3. De Heere Jezus is in het voorjaar opgestaan, omtrent de tijd als dag en nacht even lang zijn. Wat betreft de dag was het de derde dag na Zijn dood. Hij is geen drie volle etmalen in het graf geweest, want dan had Hij op de vierde dag moeten opstaan. Maar Hij is op drie dagen in het graf geweest, namelijk op voor zonsondergang, waarmee bij de joden de dag eindigde. Vanaf de ondergang op vrijdag tot aan de ondergang van de zaterdag, was de tweede dag. En van de ondergang van de zon op zaterdag tot aan het opgaan van de zon op zondag was de derde dag. Dus is Christus drie dagen, één deel genomen voor het geheel, in het graf geweest en is op de derde dag tegen het opgaan van de zon opgestaan. Hij, Die de Morgenster is, de Zon der gerechtigheid, de Opgang uit de hoogte, een Licht tot verlichting van de heidenen is met het aanbreken van de dag weer levend geworden. 
4. Christus is opgestaan met kalm en wijs beleid. 

De oorzaak van Zijn opstanding is Christus Zelf. In de opstanding zond de Goddelijke Persoon Zijn ziel weer uit het paradijs, de derde hemel, en verenigde die opnieuw met Zijn lichaam, en maakte zo Zijn eigen aangenomen mensheid opnieuw levend door Zijn goddelijke kracht, zodat Christus niet door kracht van een ander is opgewekt, zoals andere mensen, maar actief, daadwerkelijk opgestaan is door Zichzelf. De Goddelijke natuur wekte Zijn eigen menselijke natuur op (Joh. 2:19, 10:17-18). Enkel levend gemaakt te worden en uit de doden op te staan, is geen bewijs van Godheid. Want dat is geschied aan vele anderen, en zal alle mensen gebeuren. 

Er was noodzaak dat Hij Zichzelf opwekte, omdat de Borg, Die het lijden op Zich nam, dat ook te boven moest komen. Als een ander Hem had opgewekt, dan had Hij Zelf de dood niet overwonnen, en Zichzelf niet verlost, en dan kon Hij daarom anderen ook niet verlossen. 

Christus is met hetzelfde lichaam opgestaan dat aan het kruis gedood was. Maar in welke stadia, of Hij in Zijn hemelvaart groter verheerlijking van Zijn lichaam inwendig verkregen heeft, dan Hij in de voorafgaande veertig dagen had, is onbekend omdat het niet beschreven is. Hij kon de uiterlijke heerlijkheid wel ingehouden hebben toen Hij met Zijn discipelen omging. Hij at met Zijn discipelen (Luk. 24:43), om hen te meer te verzekeren van Zijn opstanding, maar niet omdat Hij voedsel nodig had. 

De Zaligmaker moest opstaan om de profetieën en de voorafschaduwingen te vervullen. De noodzakelijkheid blijkt ook uit het Middelaarsambt. Christus moest een eeuwige Koning zijn, als Hogepriester ingaan in het heilige der heiligen en uit de hemel de Heilige Geest over Zijn uitverkorenen zenden (Hebr. 9:24). Dit alles kon Hij niet doen, tenzij Hij uit de doden was opgestaan. 

De eerste vrucht van Christus’ opstanding is de rechtvaardigmaking. Toen Hij de laatste vijand, de dood, overwonnen had, en triomferend tevoorschijn kwam, was dat een blijk dat de zonde volkomen was voldaan en de losprijs betaald. 

De tweede vrucht is de heiligmaking. Al bevinden de gelovigen zich gerechtvaardigd, zij kunnen daarmee niet tevreden zijn. Al hun lust en leven is het Beeld van God in zich te vinden. Nu dan, volg deze lust van uw hart op en laat die u aan het werk zetten. Want het is de weg van de Heere Zijn kinderen al strijdende in heiligmaking te doen toenemen en om daarin gelukkig voort te gaan. 

Stel u de opstanding van Christus voor tot een voorbeeld en patroon. Gewen u om met de gedachten aan de opstanding van Christus te ontwaken, en laat ieder ontwaken en ieder opstaan uit bed u een opwekking geven om ook met Christus op te staan. Laat uw licht lichten, laat een ieder zien dat er grote ruimte is tussen u en de zondaren, vertoon metterdaad verloochening aan alles, waaraan de wereld vastkleeft, toon uw liefde, uw nederigheid, uw verheven leven in de liefde en vrees van God, het Beeld van God, en de gestalte van Christus in u. Niet om gezien te worden, maar tot verheerlijking van Christus, tot overtuiging van de wereld en opwekking van de godzaligen. 

Laat de opstanding van Christus een beweegreden zijn om heilig te leven. ‘Omdat de Heere Jezus, als mijn Borg, al mijn zonden heeft weggenomen door Zijn dood, en tot een blijk daarvan is opgestaan uit de doden, zal ik dan nog in de zonden leven? Zal ik dan niet met Hem opstaan uit de dood van de zonde en met Hem in alle heiligheid leven?’[2]

De derde vrucht van de opstanding van Christus is de zalige opstanding van de gelovigen. Het is de weg van God Zijn kinderen door veel kruis naar de hemel te leiden. Daaronder valt ook de tijdelijke dood. Deze is voor hen wel geen eigenlijke straf op de zonde, maar toch is het een moeilijke en smartelijke weg die zij, zoals alle mensen moeten gaan. Maar hun dood is zonder prikkel, zonder vloek, door de dood van Christus en slechts een heengaan in vrede. En door de opstanding van Christus zullen zij eens weer opgewekt worden in zaligheid. 

De tweede trap van de verhoging van Christus is de hemelvaart. Na veertig dagen omgaan met Zijn discipelen is Hij naar de hemel opgevaren. Niet eerder, zodat Zijn discipelen ten volle verzekerd zouden worden van Zijn opstanding en onderwezen worden in de dingen van het Koninkrijk der hemelen. Niet later, opdat zij niet teveel aan Zijn lichamelijke tegenwoordigheid zouden blijven hangen en opdat zij van de inbeelding van de wederoprichting van het koninkrijk van Israël op die tijd verlost zouden worden. In het bijzonder was de hemelvaart van Christus afgebeeld door het ingaan van de hogepriester in het heilige der heiligen (Lev. 16, Hebr. 9:24). 

Het nut van de hemelvaart van Christus is groot: 

1. Het is tot een bijzondere blijdschap van de gelovigen ten opzichte van Christus. 
2. De hemelvaart is ook tot groot nut voor de gelovigen, omdat hun daardoor alles toegepast wordt wat Hij door Zijn lijden en sterven voor hen verdiend had. 
3. De uitstorting van de Heilige Geest is ook een vrucht van Christus’ hemelvaart. Ook vóór Christus’ hemelvaart hebben de gelovigen de Heilige Geest ontvangen uit kracht van de toekomstige hemelvaart van Christus, anders waren zij niet het eigendom van Christus geweest. Anders hadden zij niet wedergeboren kunnen worden, leven, geloven, bidden. Maar Hij was nog niet zo overvloedig en openbaar, zowel ten opzichte van de personen als ten opzichte van de mate. 
4. In de hemel bidt Christus voor de Zijnen. 

De hemelvaart van Christus heeft ook kracht tot heiligmaking. Want is het Hoofd reeds in de hemel, dan zullen ook al Zijn leden hemelsgezind worden en moeten door de hemelvaart zich gedurig opwekken tot heiligheid van leven. 

De derde trap van Christus’ verhoging is het zitten aan de rechterhand van God. Het zitten aan de rechterhand van God als Middelaar heeft betrekking op Zijn drie ambten. Het Priesterambt is het fundament van de uitvoering van Zijn Koningsambt en Profetisch ambt. Als Profeet zit Hij ook aan de rechterhand van God, omdat van Hem gezegd wordt dat Hij Zijn Heilige Geest van daar zendt tot onderwijzing van Zijn volk. Als Koning zal Hij de Zijnen krachtig tot de kerk vergaderen en Zijn kerk ook bewaren. 

De laatste trap van Christus’ verhoging is Zijn terugkomen om te oordelen. 

Het is niet genoeg alleen maar Christus’ vernedering voor ogen te houden en daarin de voldoening te zoeken en te zien. Alleen in deze dingen te blijven is de oorzaak van vele dodigheden, ongelovigheden en onvastigheden, en het belet de geestelijke groei en de rechte verheerlijking van Jezus. Maar bij de vernedering van Christus ook Zijn verhoging te voegen dat geeft veel groei, troost en sterkte. Dat is een begin van de hemel, omdat het zien van Christus in heerlijkheid het eeuwig geluk en werk zal zijn, volgens de bede van Christus: ‘Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld’ (Joh. 17:24). 

Door het aanschouwen van Jezus wordt de ziel nauwer met Hem verenigd, en hoe nauwer zij verenigd is met Jezus, hoe meer er kracht van Hem uitgaat. En hoe meer kracht en vloed van de Geest de ziel ontvangt, hoe minder kracht de zonde op haar heeft, en hoe vuriger zij wordt de Heere te behagen. Het aanschouwen van de verheerlijkte Jezus heeft dus een heiligende kracht op de ziel van de gelovige. 

Weet dat het kennen van deze genoemde zaken, liefde, begeerte en verlangen krijgen door deze dingen te horen en te lezen en benauwd en droefgeestig te worden omdat men daar nog zo ver vandaan is, een teken is van de beginselen van genade. En daarom moeten deze beroeringen ons maar aanzetten tot het werk, om daarnaar te trachten. Als wij met aanhouden bidden, wachten, hopen, geloven, dan zullen wij merken dat de Heere Zich aan zulke mensen zal openbaren. 


Bibliografie 
À Brakel, W. Redelijke Godsdienst: In Welke De Goddelijke Waarheden Van Het Genadeverbond Worden Verklaard, Tegen Partijen Beschermd En Tot Beoefening Aangedrongen, Alsmede De Bedeling Des Verbonds in Het Oude En Nieuwe Testament En De Ontmoeting Der Kerk in Het Nieuwe Testament, Vertoond in Een Verklaring Van De Openbaring Van Johannes. III vols. Vol. I, Utrecht: De Banier, 2006. 



[1] W. À Brakel, Redelijke Godsdienst: In welke de goddelijke waarheden van het genadeverbond worden verklaard, tegen partijen beschermd en tot beoefening aangedrongen, alsmede de bedeling des verbonds in het Oude en Nieuwe Testament en de ontmoeting der kerk in het Nieuwe Testament, vertoond in een verklaring van de Openbaring van Johannes, III vols., vol. I (Utrecht: De Banier, 2006), 511. 
[2] À Brakel, Redelijke Godsdienst: In welke de goddelijke waarheden van het genadeverbond worden verklaard, tegen partijen beschermd en tot beoefening aangedrongen, alsmede de bedeling des verbonds in het Oude en Nieuwe Testament en de ontmoeting der kerk in het Nieuwe Testament, vertoond in een verklaring van de Openbaring van Johannes, I, 518.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22