À Brakelkring, avond 9

Door: C.A.A.M. Schulenburg-Heijboer

Hoofdstuk 24 Over de kerk 

Een confronterend hoofdstuk om te lezen. Enerzijds omdat de (regelmatige) kerkgang nu zo gemist wordt en anderzijds om de verdeeldheid die er zo heerst. A Brakel waarschuwt hier erg voor. 

Het is nodig de kerk duidelijk te beschrijven zodat een ieder weet bij welke vergadering hij zich heeft te voegen, en dat ieder zich verblijdt die zich in de ware kerk bevindt, omdat ieder roept: “Hier is de Christus”, terwijl Christus toch alleen in de ware kerk woont, en door Zijn Heilige Geest daar werkt tot bekering, vertroosting en heiligmaking. 

De ware kerk wordt gekend uit het Woord van God. Want zij is “gebouwd op het fundament der apostelen en profeten” (Ef. 2:20). Het woord ‘kerk’ wordt echter niet in de Bijbel gevonden. Het is een gebroken Grieks woord en komt af van ‘kuriakè’, verkort ‘kerk’. Het betekent: wat tot de Heere behoort, wat van de Heere is. In de Bijbel wordt doorgaans het woord gemeente gebruikt, in verschillende grondtalen. 

Vooraf wordt vastgesteld dat er maar één enige christelijke kerk is. Deze ene kerk bevat in zich alle uitverkorenen, van het begin van de wereld geroepen, en tot aan het einde der wereld nog te roepen. Deze kerk bestaat uit de ‘triomferende kerk’ in de hemel en de ‘strijdende kerk’ op aarde. 

Deze ene strijdende kerk kan men beschouwen in haar inwendige geestelijke vorm, of in de uiterlijke samenkomsten. Haar inwendige geestelijke vorm, namelijk geloof, innerlijke vereniging met Christus, het geestelijke leven in de ziel, is onzichtbaar. De samenkomsten tot het horen van het Woord, het gebruik van de sacramenten en belijdenis in tijd van voorspoed, zijn openbaar en zichtbaar. Daarom kan men zeggen dat diezelfde kerk in sommige opzichten zichtbaar en in sommige opzichten onzichtbaar is. Maar men mag de kerk niet delen in een zichtbare en een onzichtbare kerk, want dan zou het lijken alsof het om twee kerken zou gaan. 

Conclusie: Wij spreken van een kerk die alleen bestaat uit ware gelovigen. Die strijdt op aarde tegen de vijanden en voor het geloof. Die soms meer, soms minder zichtbaar is voor het oog van de mensen. Die ten opzichte van haar inwendige geestelijke vorm onzichtbaar, maar ten opzichte van haar vergaderingen en personen zichtbaar is. 

Beschrijving van de kerk 
De kerk is een heilige algemene christelijke vergadering van alleen ware gelovigen, door de Heilige Geest door het Woord van God geroepen, van de wereld afgescheiden, met haar Hoofd en met elkaar door een geestelijke band in een geestelijk lichaam verenigd. Naar buiten komend door een waarachtige belijdenis van Christus en Zijn waarheid, en met geestelijke wapenen onder haar Hoofd Jezus Christus strijdende tegen haar en Christus’ vijanden, tot verheerlijking van God en tot haar zaligheid. 

Deze uitgebreide definitie wordt hieronder verder uitgewerkt: 

1. De kerk is een vergadering. Eén alleen maakt geen kerk noch vergadering. “Het zal worden één kudde, (en) één Herder (Joh. 10:16). 
2. De kerk is een vergadering van ware gelovigen. Alleen de gelovigen zijn leden van de kerk en de onbekeerden zijn dat niet. Hoewel zij naar het lichaam daarin zijn. Zoals in de Nederlandse Geloofsbelijdenis verwoord (Art. 27): “Wij geloven en belijden een enige katholieke of algemene kerk, die een heilige vergadering is van de ware christen-gelovigen, die allen hun zaligheid verwachten in Jezus Christus, gewassen zijnde door het bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest.” 

Bewijs 1: Er is nooit een uiterlijke verbond tussen God en de mens opgericht, waarin onbekeerden bondgenoten zijn. Ten gevolge daarvan is er ook geen uiterlijke kerk waarin onbekeerde lidmaten zijn. 
Bewijs 2: Alleen ware leden van de kerk hebben recht tot het gebruik van de sacramenten, waardoor hun de goederen van het verbond worden bezegeld. 
Bewijs 3: Het ware wezen van de kerk is de vereniging met Christus en met elkaar door de Heilige Geest. Wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt (1 Kor. 12: 13). 
Bewijs 4: De benaming van de kerk past niet op onbekeerden. De kerk wordt genoemd: “Het huis Gods” (1 Tim. 3:15). 

3. De kerk is één. De kerk is één wat haar aard en wezen betreft, en die is dezelfde op alle tijden en plaatsen waarin en waar zij is. Zij is één ten opzichte van dezelfde leer van de onveranderlijke waarheid, van hetzelfde geloof, van dezelfde Geest, van dezelfde Heiligheid. Eén lichaam is het en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt tot één hoop uwer roeping; één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen. (Ef. 4:4-6). 
4. De kerk is een heilige vergadering. Zo wordt zij genoemd: Gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden van Hem, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht. (1 Petr. 2:9). In dit opzicht is de kerk heilig: Omdat zij bestaat uit werkelijke bekeerde en gelovige lidmaten; omdat de ware heiligheid alleen daar geleerd en op aangedrongen wordt. Omdat de ware heiligheid daar te vinden is, en zich vertoont voor het oog van allen, die de ware heiligheid weten te onderscheiden van de schijnheiligheid, die zich in andere vergaderingen zou kunnen vertonen. Dit maakt geen zuivere en volmaakte kerk. Want alle leden hebben maar een klein beginsel van de heiligheid, en hebben nog veel verdorvenheid in zich, en behalve dat zijn er zeer velen in de kerk, hoewel zij geen ware leden van de kerk zijn, die onbekeerd zijn. 
5. De kerk is algemeen. Zij is algemeen wat betreft plaats, natie en tijd. Zij is algemeen ten opzichte van het aantal uitverkorenen van het begin van de wereld tot haar einde vergaderd, en bevat zowel de triomferende als de strijdende kerk. Gij zijt gekomen tot de berg Sion, en de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen; tot de algemene vergadering en de gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en de geesten der volmaakte rechtvaardigen (Hebr. 12: 22-23). De gemeente in het NT wordt algemeen genoemd in tegenstelling tot het OT. Toen was zij beperkt tot één natie namelijk Abrahams zaad. Ten slotte is zij algemeen wat betreft de leer, die altijd dezelfde is geweest en zijn zal. 
6. De kerk is christelijk. Zij wordt zo genoemd naar Christus, het enige Hoofd van de kerk. Christus is het Hoofd der gemeente; en Hij is de Behouder van het lichaam (Ef. 5:23). Zij wordt ook christelijk genoemd, omdat zij alleen de leer van Christus belijdt, en het leven van Christus in haar leven enigszins tot uitdrukking brengt. Wij hebben de zin van Christus (1 Kor. 2:16). 
7. Afgezonderd van de wereld. Zij is afgescheiden ten opzichte van de gemeenschap en belijdenis van anderen, en zij wil anderen die van de wereld, van een valse godsdienst zijn, niet bij zich hebben. Num. 23: 9: Dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden. 
8. De kerk is verenigd onder elkaar. Door belijdenis van dezelfde waarheid. Door vereniging met die allen, die dezelfde waarheid belijden. Door dezelfde Geest. Zij zijn verenigd door onderlinge liefde en vrede. Zij zijn verenigd doordat zij een en hetzelfde belang bedoelen, namelijk de eer van Christus hun Hoofd. Hieruit ontstaat een onderlinge bereidheid om elkaar de helpen en alles met elkaar te doorstaan, ja, voor elkaar het leven te laten. 
9. Het is God Die Zijn kerk vergadert. Het middel waardoor de Heere Zijn kerk vergadert, is het Woord. Joh. 10:16: … zij zullen Mijn stem horen, en het zal worden één kudde. 
10. God bewaart Zijn kerk. Er is altijd een kerk op aarde geweest, en de kerk zal op de aarde zijn zo lang de wereld zal staan. Dit blijkt uit: 

- De beloften van God: “Op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen” (Matth. 16:18). 
- Uit de ambten van Christus. Hij is een altijdblijvend Profeet, Priester en koning. Nu, geen hoofd zonder lichaam, geen koning zonder onderdanen, geen lerende profeet zonder leerlingen, geen priester zonder volk waarvoor hij bidt. 
- Uit de ondervinding. De kerkelijke en wereldlijke geschiedenissen bewijzen dat de kerk van de apostelen tot op heden geweest is. 

Kentekenen van de ware kerk 
Het is belangrijk om kentekenen te hebben waaraan men kennen kan welke de ware kerk is of niet want alleen in de ware kerk is Christus met Zijn zegeningen. 

De volgende zaken zijn géén kenteken van de ware kerk: Als men zegt dat de kerk ‘katholiek’ is, de oudheid van de kerk, de bestendigheid van de kerk, de veelheid van de belijders, de manier van opvolging, wonderen in de kerk of de zichtbare voorspoed en glans van de kerk. 

Kentekenen van de ware kerk zijn: 

1. Het belangrijkste is de zuivere leer, overeenkomstig het Woord van God. De kerk is waar het Woord van God gesteld wordt als het middel waardoor de kerk wordt vergaderd, bewaard en opgebouwd. Rom. 3: 2: Dit is wel het eerste, dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd. Ook moet de kerk voor de zuivere leer strijden: Judas vers 3: Ik heb noodzaak gehad aan (u) te schrijven, en u te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. Uit het Woord wordt ook de valse vergadering gekend: 2 Joh: 9,10: Een ieder, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beide de Vader en de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvang hem niet in huis. 

De Vader en Christus wonen, waar Zijn Woord aangenomen en bewaard wordt. Joh.14: 21, 23: Die Mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het de Mij liefheeft… zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn Woord bewaren, en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen en zullen woning bij hem maken. 

Waar men zich alleen houdt aan het Woord. Hand 2:42: Zij waren volhardende in de leer der apostelen. 

2. Het tweede kenteken van de ware kerk is de heiligheid van de leden van de kerk. De leer, overeenkomstig het Woord, is het voornaamste en als enige het toereikende kenteken. De andere moeten inderdaad mede aan het Woord getoetst worden. Maar tot meerdere uitbreiding en tot het zichtbaarder maken van de kerk, voegen wij nog drie andere daarbij. 

Ware heiligheid spruit uit het ware geloof. Waar geen waar geloof is, daar is ook geen ware heiligheid. De ware heiligheid bestaat in de overeenkomst van onze wil met de wil van God. De heiligheid bestuurt alle daden niet tot haar eigen eer, maar tot verheerlijking van God. 

3. Het recht gebruik van de sacramenten. De sacramenten zijn door Christus in de kerk ingesteld en er wordt in het Woord beschreven hoe men die gebruiken moet. 

4. Het gebruik van de sleutels. De Heere Jezus heeft sleutels aan de kerk gegeven om deze binnen te laten, en die buiten te sluiten. Deze sleutels zijn de verkondiging van het Goddelijke Woord en de christelijke ban. Dit komt later aan de orde. 

Uit dit alles kan de conclusie getrokken worden, dat de Gereformeerde Kerk alleen de ware kerk is. 

A Brakel vervolgt daarna de beschrijving van de kerk: 

11. De kerk komt voor de dag door een waarachtige belijdenis van Christus en Zijn waarheid. Zij belijdt dat Christus de enige en algenoegzame Zaligmaker is, Die als Borg door Zijn lijden en sterven voor de zonden van Zijn volk aan de rechtvaardigheid van God heeft betaald, hen met God heeft verzoend, en door Zijn daadwerkelijke gehoorzaamheid en volbrenging van de wet als Borg in hun plaats, hen stelt tot rechtvaardigen in Hem, en tot erfgenamen van het eeuwige leven. Zij belijdt, dat niemand door Hem zalig gemaakt wordt dan die door Hem als zodanig door een waarachtig geloof aanneemt, en met Hem geestelijk verenigd wordt. Die in Hem leeft en Zijn wezen in zijn heilig leven uitdrukt, en zo wandelt zoals Hij gewandeld heeft. 

12. De kerk strijdt met geestelijke wapenen onder haar Hoofd Christus Jezus tegen haar en Christus’ vijanden. De strijdende kerk heeft tot haar vijanden de duivel en de wereld van buiten, en het vlees van binnen. De duivel is van den beginne een mensenmoordenaar, en heeft zich vanaf het begin van de belofte van het zaad van de vrouw daartegen en tegen allen, die in hetzelfde geloven, met een boosaardige haat gekant, doende al wat hij kan om hen te kwellen en, was het mogelijk, hen te beletten tot Christus te komen en daar gekomen, hen af te trekken en de heerlijkheid van de kerk te verduisteren. 

Omdat in de leden van de kerk een voortreffelijker geest is dan in de wereld, omdat zij met de waarheid en met hun heilig leven de wereld overtuigen en veroordelen, omdat zij alleen willen wonen, zich van de wereld afzonderen, zich met haar niet willen vermengen, en er alleszins een tegenstrijdigheid wat betreft aard, bedoelingen en manier van leven is, daarom haten zij elkaar. 

Het vlees van binnen is de schadelijkste vijand. Zonder deze zouden de andere geen vat hebben. Het vlees begeert tegen de geest, en de geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkaar, alzo dat gij niet doet wat gij wildet (Gal. 5:17). 

Onder alle vijanden die de kerk heeft is de antichrist de allergrootste. Het woord antichrist betekent tegen Christus. Met allerlei bewijzen beargumenteert A Brakel dat de paus deze antichrist zou zijn. 

Tot slot. Het eerste doel van de kerk is de eer van God. Omdat de kerk het koninkrijk der hemelen is, het volk van God, dat God tot een Vader heeft, en de Heere Jezus tot Koning. Zo is de eer van God daarin te zien als dat volk leeft in de liefde en de vreze Gods, in het gehoorzamen van Hem als hun Heere, en in het vertrouwen op Hem, als op de Almachtige en Getrouwe, en in een zuiver en heilig leven wat betreft zichzelf, elkaar en anderen. Het tweede doel is de zaligmaking van de uitverkorenen. Door de prediking van het Woord “doet de Heere dagelijks tot de gemeente, die zalig worden” (Hand. 2:47). 

Hoofdstuk 25 Men moet zich bij de kerk voegen, en bij haar blijven 

Het is de plicht van een ieder die zalig begeert te worden, dat hij zich tot de kerk begeeft, en tracht tot een lidmaat in de gemeenschap van de kerk aangenomen te worden. 

1. Dat is Gods weg, waardoor Hij de uitverkorenen tot de zaligheid leidt. Hand. 2:47: En de Heere deed dagelijks tot de gemeente die zalig werden. 
2. Dit is het werk van de apostelen, volgens hun boodschap (Matth. 28:19) 
3. Dit is de aard van de kinderen van God: zodra zij bekeerd zijn, kunnen zij niet rusten totdat zij opgenomen zijn in de schoot van hun geestelijke moeder (Gal. 4:26) 
4. Dit is de belijdenis van de kerk van alle tijden, en in het bijzonder ook van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (Art. 28) 
5. De kerk is de eer van Christus. Ze is het middel waardoor de waarheid wordt bekendgemaakt en bewaard, het middel van de bekering van de zielen. 

Er zijn verschillende beweegredenen om daartoe op te wekken: 

1. Er zijn maar twee vergaderingen: de ene is van Christus, de andere van de duivel. Er is geen mens op aarde of hij is een onderdaan van Koning Jezus, of van de duivel, de vorst der duisternis. U, wie u ook bent, ieder hoofd voor hoofd bent werkelijk in het rijk van een van beiden. U bent niet tussen beide in. U bent ook niet in allebei. In wiens rijk bent u dan nu? Wat zegt u van uzelf? Weet u het niet, of hebt u er tot nu toe nog niet over nagedacht? Sta er dan nu eens bij stil en overleg de zaak, en kies dan eens van harte en dat voor eeuwig: wiens onderdaan wilt u zijn? Wie neemt u aan als koning? 

Ga zitten en reken de kosten eens over of u uw gehele lot, al uw eer, al uw rijkdom, al uw vleselijke gedachten en lusten, al uw vermaak op de wereld, uw vrienden, wel bij de Heere Jezus op het spel wilt zetten; en of u Hem in honger, naaktheid, smaad, standvastig tot de dood toe wel zou willen volgen, en hem in alles gehoorzamen. Indien uw hart nu verlicht in de tegenwoordigheid van God ‘ja’ zegt, neem dan een onvoorwaardelijk besluit, en wend u naar deze Koning. Buig u voor Hem neer, bied u aan Hem, treed met Hem in een verbond, en word zo de Zijne. 
2. De liefde tot de Heere Jezus Zelf moest u daartoe bewegen, omdat Hij zo liefdevol en zo heerlijk is, omdat Hij zo vol zaligheid is, en wel voor allen die tot Hem komen. 
3. In de kerk is heerlijkheid en feestelijkheid. De heerlijkheid van de Heere verlicht deze stad van God, en de Zon der gerechtigheid bestraalt haar met haar licht. 
4. In de kerk is veiligheid. Let op de getrouwe bewaring van deze Koning over al Zijn onderdanen in het algemeen en over ieder in het bijzonder. Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen (Ps. 91:1). 
5. Daar is waarheid, licht, leven, blijdschap en alles wat een ziel verblijden kan en gelukkig kan maken. Daarbij zijn de zegeningen onuitsprekelijk heerlijk. Al hun misdaden vergeeft Hij volkomen. Hij geeft hun vrede en blijdschap. Hij geeft hun Zijn Heilige Geest, Die hen levend maakt, leert, geleidt en heiligt. 

Men moet zich nooit van de kerk afscheuren en haar verlaten, onder voorwendsel van de verdorvenheid van de kerk, om een zuivere op te richten, want: 

1. De Heere heeft nooit zulk werk gezegend. A Brakel geeft enkele voorbeelden van mensen die zich afscheurden, waar niets van over is gebleven. 
2. Het is een grote zonde. Het is een verschrikkelijke zonde de kerk te verlaten en een betere te willen oprichten, want de kerk is slechts één, zij is het lichaam van Christus. Zich van de kerk af te scheiden is het af te scheiden van Christus’ volk, van Zijn lichaam. Men bedroeft de godzaligen, men ergert anderen, men maakt dat de Naam van God gelasterd wordt, men doet eenvoudigen dwalen. 
3. De Gereformeerde Kerk is alleen de ware kerk, op de ene plaats zuiverder dan op de andere. De waarheid wordt daar nog zuiver gepredikt, de zonden worden bestraft en tegengegaan, de godzaligheid wordt voorgehouden en daar wordt op aangedrongen. 
4. Het is tegen zijn plechtige belofte, die men aan God in de tegenwoordigheid van de kerk gedaan heeft toen men tot lidmaat aangenomen werd, te herroepen en te breken. 
5. Men mag zich ook niet onthouden van de sacramenten, want: 

- Het is het uitdrukkelijke bevel van God de sacramenten te gebruiken, zonder enige uitvlucht van verdorvenheid van de kerk. 
- De sacramenten zijn zegels van de rechtvaardigheid van het geloof. Het is de plicht van ieder christen zich te beijveren om zijn roeping en verkiezing vast te maken, 2 Petr. 1: 10. 
- Het doel van het Heilig Avondmaal is ook de belijdenis van de Heere Jezus Christus, van Zijn leer en van Zijn kerk. Als iemand zich dan onttrekt aan het gebruik van het Heilig Avondmaal, dan onttrekt hij zich aan de belijdenis van Christus, aan Zijn leer en aan Zijn kerk. 

6. Het wegblijven uit de kerk, is het aanrichten van scheuring. Maar ik bid u, broeders! Door de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en (dat) onder u geen scheuringen zijn, maar (dat) gij samengevoegd zijt in één zelfde zin, en in één zelfde gevoelen. 

Uitvlucht: De scheuring komt door niet door degene die weggaat, maar door degene die zich niet naar de leer en het leven van Christus wil schikken. 

Antwoord: Alle gebreken van de kerk zijn niet van een zodanig gewicht dat men daarover een scheuring zou aanrichten. Men moet bij zichzelf nagaan of het niet een hoogmoedige eigenwijsheid is en men moet de ergerlijke zelf aanspreken. A Brakel waarschuwt: drijf er niet de spot mee. Het zal u zwaar genoeg vallen het verderf van de kerk door uw toedoen te aanschouwen. 
7. God zendt doorgaans oordelen over de wegblijvers. Zij worden hoogmoedig, eigenwijs, versmaden het oordeel van verstandige godzaligen, verachten de gemeente van God, spreken uit de hoogte van grote dingen, worden niet vatbaar voor onderricht. 

A Brakel gaat nog verder in op de stelling dat een christen niet geoorloofd is zich vanwege de verdorvenheid van de kerk te onthouden van het gebruik van het Heilig Avondmaal. 

Het hoorde in de kerk overal te blinken van heiligheid. A Brakel beschrijft een heilige kerk en een onheilige. Hij geeft aan dat hij reikhalzend uitziet naar zo’n heilige gemeente en dat het zijn ziel verdriet doet dat hij zoveel verdorvenheid ziet. Maar hij geeft aan dat de verdorvenheid geen reden is om zich van het Heilig Avondmaal af te houden. De gemeente van Korinthe was ook vleselijk, er waren hoererijen onder hen, men ging dronken ten Avondmaal, sommigen van hen hadden de kennis van God niet. In de gemeente van Galatië waren er die afgesneden moesten worden, maar evenwel binnen bleven. Paulus verklaart van velen in de kerk: zij zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Christus Jezus is. Maar in geen van alle plaatsen waar de verdorvenheden van de kerk worden aangewezen, wordt de goeden verhouden het Avondmaal in die kerken te gebruiken. 

Het hoofdstuk eindigt met de wens: Wees toch aan de waarheid gehoorzaam, laat trotsheid van het hart noch vleselijke schaamte u beletten God de eer te geven en weer te keren. De Heere worde u te sterk, Hij overrede u, Hij beware u voor andere dwalingen, en doe u in Zijn waarheid wandelen. Hij make u tot een licht, tot een sieraad in Zijn kerk, tot eer en heerlijkheid van Zijn Naam. Amen.



Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22