Dagopening: Lukas 15:25-32

De oudste zoon 

Lukas 15:25-32 

‘Een hele dag hard gewerkt en nu dit! Mijn broer is toch zelf weggegaan?! Nu komt hij terug en krijgt hij meteen een feest! Als ze maar niet denken dat ik hieraan mee ga doen. Dat weiger ik!’ Vol ingehouden woede staart de oudste zoon voor zich uit. Daar komt vader al naar hem toe. ‘Lieve zoon, kom nu mee, je broer is weer thuis!’, zo smeekt de oude vader. En alsof vader nog niet genoeg geleden heeft, bijt de oudste zoon hem toe: ‘Ik werk nu al zoveel jaar voor u. Ik heb nooit iets fout gedaan en toch heeft u mij nog nooit een bokje gegeven om een feest te geven voor mijn vrienden! En nu komt uw zoon thuis die met uw geld naar de prostituees is gegaan en slacht u het gemeste kalf voor hem!’ Droevig en liefdevol klinkt het uit de mond van vader: ‘Kind, u bent toch altijd bij mij? Alles wat ik heb is ook van jou. Wees dan toch vrolijk en blij, want uw broer was dood en is weer levend geworden. Hij was verloren en is gevonden.’ 

De jongste zoon heeft een uitbundig en goddeloos leven geleid. De oudste zoon leefde voor het oog keurig. Toch hebben beiden bekering nodig. Waaruit blijkt dat? Welk woord gebruikt de jongste zoon wel en de oudste zoon niet? (zie Luk. 15:21 en 29)

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22