Beknopte theologie van Kolossenzen

Vanaf zijn geboorte genoot de apostel Paulus het voorrecht om een Romeins staatsburger te zijn. Dit was een grote eer en bracht meerdere voordelen met zich mee. Bijvoorbeeld het recht om te eisen dat de zaak waarvoor men voor een rechter moest verschijnen, verplaatst werd naar Rome om daar door de keizer behandeld te worden. Van dit voorrecht maakte de apostel gebruik toen gouverneur Festus, die Paulus twee jaar lang ten onrechte had vastgehouden, voorstelde om hem naar Jeruzalem te brengen om hem daar te veroordelen.

‘Maar Festus, willende den Joden gunst bewijzen, antwoordde Paulus, en zeide: Wilt gij naar Jeruzalem opgaan, en aldaar voor mij over deze dingen geoordeeld worden? En Paulus zeide: Ik sta voor den rechterstoel des keizers, waar ik geoordeeld moet worden; den Joden heb ik geen onrecht gedaan; gelijk gij ook zeer wel weet. Want indien ik onrecht doe, en iets des doods waardig gedaan heb, ik weiger niet te sterven; maar indien er niets is van hetgeen, waarvan dezen mij beschuldigen, zo kan niemand mij hun uit gunst overgeven. Ik beroep mij op den keizer. Toen antwoordde Festus, als hij met den raad gesproken had: Hebt gij u op den keizer beroepen? Gij zult tot den keizer gaan.’ (Hand. 25:9-12)

Toen Paulus na een turbulente reis eindelijk in Rome aankwam, moest hij onder huisarrest de verdere behandeling van zijn zaak afwachten. Het was hem toegestaan om bezoekers te ontvangen en zo kwam het dat hij op een dag bezoek kreeg van een zekere Epafras (Kol. 1:7). Deze Epafras was een afgevaardigde van de christelijke gemeenten van Kolosse, Hiërápolis en Laodicéa.[1] Deze drie gemeenten bevonden zich in de vallei van de Lycus rivier in de Romeinse provincie Azië. Epafras had het evangelie gehoord door de prediking van Paulus in Éfeze (52-55 n. Chr.) en had dit blijde nieuws vervolgens meegenomen naar deze drie plaatsen (Hand. 19:10, Kol. 4:13). Dat de prediking van Epafras niet zonder vrucht is gebleven blijkt uit het feit dat er huisgemeenten ontstonden die samenkwamen in de woning van een zekere Nymfas en Archippus (4:15, 17).

Naast het gezelschap houden van Paulus tijdens diens gevangenschap heeft Epafras de apostel ook bijgepraat over de voortgang van het evangelie in de Lycus vallei en hem om advies gevraagd over wat te doen met de dwaalleer die de gemeenten steeds meer ging beïnvloeden (Filem. 1:23, Kol. 4:16).[2]

Zelf heeft Paulus de gemeente van Kolosse nooit bezocht. Dit blijkt uit Kol. 2:1: ‘Want ik wil, dat gij weet, hoe groten strijd ik voor u heb, en voor degenen, die te Laodicéa zijn, en zo velen als er mijn aangezicht in het vlees niet hebben gezien’. Paulus wilde dat de brief aan Kolosse ook in Laodicéa (en vermoedelijk ook in Hiërápolis) werd voorgelezen (Kol. 4:13,16).[3]

Auteur: Vanaf het begin van het Bijbelboek is het duidelijk wie de auteur is van de brief aan de Kolossenzen: ‘Paulus, een apostel van Jezus Christus, door de wil van God, en Timotheüs, de broeder’ (1:1). Omdat de brief consequent vanuit de eerste persoon singularis is geschreven (‘ik’) lijkt het erop dat Timotheüs als de secretaris van Paulus fungeerde.[4] Paulus dicteerde en Timotheüs schreef dit vervolgens op.

Datering: De apostel Paulus schreef de brief aan de Kolossenzen waarschijnlijk rond het jaar 62 n. Chr.. Dit is dezelfde tijd waarin de brieven aan Filemon en Éfeze het licht zagen.[5] Kolossenzen behoort tot de zogenaamde gevangenschapsbrieven.[6]

Achtergrond: Over de achtergrond van de brief aan de Kolossenzen is in de loop der eeuwen veel geschreven. Het is namelijk niet helemaal duidelijk tegen welke dwaling(en) Paulus zich verzette. Vroeger werd algemeen aangenomen dat vooral het gnosticisme de gemeente van Kolosse was binnengedrongen. Deze dwaalleer leerde dat de wereld was geschapen door een ‘lagere en mindere god’ en dat daarom de materiële wereld intrinsiek slecht is. Een mens deed er om die reden goed aan om zich zoveel mogelijk uit de wereld terug te trekken en een sobere levenswijze, ook wel ascese genoemd, na te streven.[7]

Echter, de voortgaande studie naar het gnosticisme, aangewakkerd door de vondst van gnostische documenten in Egypte, heeft erin geresulteerd dat meer en meer wetenschappers vraagtekens zetten bij de invloed van het gnosticisme op de gemeente. Het lijkt uitgesloten dat de gemeente alleen beïnvloed werd door het gnosticisme. Wie de brief van Paulus aan de Kolossenzen uitsluitend leest vanuit de achtergrond van het gnosticisme, ziet hierbij fundamentele zaken over het hoofd, zoals de ‘joodse elementen’ van de dwaalleer.

In plaats van de brief dus alleen vanuit de focus van het gnosticisme te lezen is de focus van het onderzoek naar de Kolossenzenbrief verbreed naar de duidelijk ‘joodse elementen’ van de dwaalleer. Hieronder vallen bijvoorbeeld de strenge sabbatsregulaties, de nadruk op de joodse feesten en de nadruk op de macht van de engelen (Kol. 2:16-18).[8] Vooral dit laatste element was een belangrijk kenmerk van deze dwaalleer.

Nu klopt het dat engelen door God zijn aangesteld om Zijn kinderen te dienen en dat het machtige geesten zijn (Hebr. 1:14). In die zin mogen we dankbaar zijn voor de engelen. Maar engelen hebben geen controle over de kosmos en mogen zeker niet aanbeden worden! En dit was nu juist wat de dwaalleer leerde. Christus staat boven alle geestelijke machten in de lucht, boven alle engelen en demonen. Hij mag alleen aanbeden worden. Om die reden legt de Kolossenzenbrief veel nadruk op Christus’ macht over en overwinning op de geestelijke machten in de lucht.[9] ‘Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.’ (1:16) ‘En gij zijt in Hem volmaakt, Die het Hoofd is van alle overheid en macht.’ (2:10) ‘En de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld, en heeft door hetzelve over hen getriomfeerd.’ (2:15)[10]

Deze joodse elementen, vermengd met heidens gedachtegoed, hebben ertoe geleid dat veel wetenschappers van mening zijn dat Paulus de Kolossenzen ook wilde waarschuwen voor de invloed van de zogenaamde ‘judaïsten’.[11] Judaïsten erkenden de Heere Jezus als Messias, maar vonden dat de heidenen die christen werden ook genoodzaakt waren een deel van de wetten van Mozes te houden, zoals de joodse feesten en het vasten. Deden de heidenchristenen dit niet, dan konden ze niet zalig worden.[12] Het moge duidelijk zijn dat Paulus zich fel tegen deze valse leer heeft verzet!

Bij het bestuderen van de dwaalleer waartegen Paulus streed, is Kol. 2:8 ook een belangrijk vers: ‘Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus’.[13] De term ‘filosofie’ is overigens niet geringschattend bedoeld, maar werd door de dwaalleraren zelf gebruikt om hun overtuigingen kracht bij te zetten.[14] Paulus spreekt hier dus niet over de Griekse filosofie in het algemeen, maar over de dwaalleer in de gemeente van Kolosse en Laodicéa.

Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het tot op heden onmogelijk is gebleken om een precieze omschrijving te geven van de inhoud van de ‘filosofie’ waarover Paulus in Kol. 2:8 spreekt.[15] Dit komt mede omdat Paulus vooral de nadruk legt op wat het wel is en niet op wat het niet is. Het is de apostel er alles aan gelegen om tegen de achtergrond van de dwaalleer te benadrukken dat de Persoon en het werk van de Heere Jezus genoeg is voor leven en sterven.[16]

Samengevat kan men dus stellen dat de brief van Paulus aan de Kolossenzen gelezen dient te worden vanuit de kennis van bovenstaande zaken. Een mix van de leer van de gnostiek, de judaïsten en het heidendom hebben een destructieve invloed gehad op de jonge christengemeenten.[17]

Geïnspireerd door de Heilige Geest gaat Paulus in de Kolossenzenbrief tegen deze dwaalleer in. De ‘elementen van de wereld’, ofwel de engelen die het universum zouden beheren en het levenslot van elk individu zouden bepalen, moesten volgens de dwaalleraars worden aanbeden. Op die manier zou iemand invloed kunnen uitoefenen op zijn of haar positie in dit leven. Paulus zet hier tegenover dat Christus macht heeft over alle kosmische machten. Dit blijkt uit de belijdenis waarmee Paulus de brief aan de Kolossenzen begint:

‘Dewelke het Beeld is des onzienlijken Gods, de Eerstgeborene aller kreaturen. Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; En Hij is voor alle dingen, en alle dingen bestaan te zamen door Hem; En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn. Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou; En dat Hij, door Hem vrede gemaakt hebbende door het bloed Zijns kruises, door Hem, zeg ik, alle dingen verzoenen zou tot Zichzelven, hetzij de dingen, die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn’ (1:15-20).

Uit deze belijdenis blijken twee zaken, namelijk dat Christus macht heeft over de kosmos (1:15-17) en over de heilsgeschiedenis (1:18-20). Christus is van eeuwigheid en bestond dus al voordat het universum geschapen werd (1:17). De gehele schepping, dus ook de geestelijke machten, zijn door Hem geschapen (1:16). Hij onderhoudt ze tot op dit moment (1:17). Het is Christus Die aan het kruis de machten en overheden ontwapend heeft en in een triomftocht meegevoerd heeft naar hun executie (2:15). In dit vers zit een rijke en onbevattelijke boodschap. De Romeinen hadden de Heere Jezus ter dood gebracht. Hij was op schaamtevolle wijze aan het kruis genageld.[18] Op het eerste gezicht hadden de Romeinen en de boze machten gewonnen. Toch klopt dit niet! Wie met de ogen van het geloof naar Golgotha kijkt ziet een totale overwinning voor het de Heere Jezus. De gehele schepping is door dit verzoenend lijden en sterven met God verzoend (1:20). Daarom is er geen macht of kracht in deze kosmos die Gods kinderen kan scheiden van de liefde van Gods, welke is in Christus Jezus, onze Heere (Rom. 8:39).[19]

De christenen mogen de machten en overheden dus niet vereren en hoeven dit ook niet te doen. Alleen God komt de eer toe voor wat Hij door Christus gedaan heeft. ‘Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart. En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den Naam van den Heere Jezus, dankende God en den Vader door Hem.’ (3:16-17)

Naast de kosmische macht van Christus, heeft Hij ook macht over de heilsgeschiedenis. Hij is het Hoofd van het lichaam, de gemeente (1:18). Christus is ook de eerste Die is opgestaan uit de doden in een nieuw lichaam. Dit zullen uiteindelijk al Gods kinderen meemaken en dit zal de laatste fase zijn waarin de schepping met God verzoend wordt (1:20).

Waar de dwaalleraars de Mozaïsche wet op een verkeerde manier tegenover het evangelie plaatsten, laat Paulus zien dat de wet een schaduw is van het lichaam dat zou komen, namelijk Christus (2:17). Door de Persoon en het werk van Christus is Gods doel met de schepping volledig geopenbaard. Door het geloof in Hem kunnen joden en heidenen met God verzoend worden en mogen zij delen in de troost, liefde en rijkdom van Christus in Wie al de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn (2:2-3). Anders gezegd, waar de dwaalleer de mensen vooral bang maakte, is er bij de Heere een overvloed van genade en liefde te vinden.

De Kolossenzen moeten daarom niet zoeken naar de valse en occulte filosofie van de dwaalleraars, want het heeft God behaagt dat in Christus al de volheid wonen zou (1:19). Wie in Christus gelooft, hoeft niet bang te zijn voor het laatste oordeel, want het handschrift wat tegen hem was, is door de Heere Jezus uitgewist (2:14).[20]

Naast het verslaan van de boze machten toont de Kolossenzenbrief aan dat de kruisdood van Christus nog meer tot stand heeft gebracht, namelijk een geheel nieuwe identiteit. Hoewel de Kolossenzen heidenen waren, zijn ze door het geloof aan het volk van God toegevoegd (1:27, 2:13). De heidenen mogen nu deel hebben in de erfenis van de heiligen in het licht, aldus Kol. 1:12. De term ‘heiligen’ verwijst naar Israël als een ‘priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk’ (Ex. 19:6). God heeft de gelovigen van Kolosse gered, net zoals Hij Zijn verbondsvolk uit Egypte heeft gered. De heidenen die geloven in Christus hebben vergeving van zonden ontvangen, wat een kenmerk is van Gods nieuwe verbond met Zijn volk (Jer. 31:34, Kol. 1:14). Door het geloof is hun ‘hart’ besneden. Ook dit was eerder door de HEERE belooft in Deut. 30:6: ‘En de HEERE, uw God, zal uw hart besnijden, en het hart van uw zaad, om den HEERE, uw God, lief te hebben met uw ganse hart en met uw ganse ziel, opdat gij leve’. Wat een wonder dat de beloften van God uit het Oude Testament nu ook voor de gelovige heidenen in vervulling gaan!

De boze en zondige daden van de joodse en heidense christenen uit Kolossenzen zijn door de kruisdood van Christus van het ‘handschrift’ gewist en vervolgens is dit handschrift aan het kruis genageld (Kol. 2:14). De boze en zondige daden zijn met Christus gekruisigd en daarom zijn de gelovige heidenen nu met God verzoend (2 Kor. 5:21).

Naast het verslaan van de boze machten en het geven van een nieuwe identiteit, is Christus’ verzoenend lijden en sterven ook een krachtig middel om de boze neigingen van het vlees te bestrijden (Kol. 2:23). Door het geloof zijn de christenen in Kolossenzen gestorven, begraven en opgestaan met Christus. Hun hart is ‘besneden’ en net zoals bij een besnijdenis het mes in het vlees gaat, heeft ‘het vlees’, ofwel de oude mens van de Kolossenzen, de doodsteek gekregen (3:9).[21] De gelovigen leven nu niet meer zelf, maar zijn gestorven, en hun leven is met Christus verborgen in God (3:3). Zij hebben de nieuwe mens aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die hem geschapen heeft (3:10).[22] Anders gezegd, de gelovige wordt vernieuwd naar het evenbeeld van zijn Redder, de Heere Jezus Christus. Dit heeft gevolgen voor het leven van alledag. Gevolgen over hoe man en vrouw, ouder en kind en werkgever en werknemer met elkaar omgaan (3:5-4:1). Een christen deelt in de overwinning en de verzoening van Christus. Als een gevolg van deze verzoende betrekking met God dient het leven van een christen tegenover de naaste van deze verzoende betrekking te getuigen.

Samengevat leert de Kolossenzenbrief ons dat Christus alle macht heeft in hemel en op aarde. Aan het kruis heeft Hij de boze machten verslagen en onttroond. Toen de Heere Jezus aan het kruis stierf, stierven de gelovigen van alle tijden en plaatsen ‘met Hem’.[23] De gelovigen zijn nu gezeten met Christus aan de rechterhand van God en met Hem zijn de boze machten ook aan hen onderworpen (3:1-3). Het is daarom onnodig en verboden om via allerlei voorschriften en (occulte) handelingen van de dwaalleer te proberen om de boze machten te manipuleren. Door de kracht van Christus’ offer en opstanding dient de christen te strijden tegen de zondige neigingen van de oude mens. De kracht en reikwijdte van Christus’ offer aan het kruis blijkt uit het feit dat zelfs heidense Kolossenzen een nieuwe identiteit ontvangen in Christus, door Wie ze met God verzoend zijn. Dit brengt een vrede mee die alle verstand te boven gaat en die de christelijke gemeenten moeten weerspiegelen naar elkaar en naar de wereld (3:14-15).[24]

De stad Kolosse: De stad Kolosse was gelegen in de Lycus vallei aan de handelsroute van Éfeze naar het oosten. Kolosse lag ongeveer 190 km. ten oosten van Éfeze. Deze handelsroute verbond de landen rond de Middellandse Zee met de regio van de Eufraat en de Tigris. Kolosse kende een multiculturele bevolking en er werden meerdere talen gesproken, zoals Latijn en Grieks. Naast de autochtone bevolking, woonden er namelijk ook veel Griekse kolonisten en joden die afkomstig waren uit Mesopotamië. Verschillende bekende personen uit het Nieuwe Testament, zoals Epafras, Filemon, Archippus, Apfia en Onesimus hebben in de stad Kolosse gewoond.[25]

De stad was welvarend door de goedlopende textiel- en wolindustrie.[26] Colossinus, een paars of donkerrood geverfde wol, was een lokaal product wat erg gewild was. Verder wijst een inscriptie, die gevonden is in Kolosse, op een actieve, lokale lederindustrie, die vermoedelijk georganiseerd was in een gilde. De regio waarin Kolosse lag was voornamelijk landelijk georiënteerd en de meeste mensen woonden in kleine steden en dorpen. Kolosse was naast multicultureel ook multireligieus. De diverse muntsoorten die gehanteerd werden in de regio brachten eer aan een reeks van goden, waaronder Artemis, Zeus, Athene, de Egyptische goden Isis en Serapis, etc.[27]

Hoewel Kolosse geen onbemiddelde stad was, was zij niet heel invloedrijk als men het gehele Romeinse rijk van de eerste eeuw n. Chr. in ogenschouw neemt. Dit kwam mede doordat de handelsroute meer en meer verlegd werd van Kolosse naar de stad Laodicéa. Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat er relatief weinig archeologisch onderzoek naar Kolosse is gedaan. Hierdoor zijn er maar weinig gegevens over de stad bekend.

Structuur:

1:1-2     Groet
1:3-14     Dankzegging en gebed voor de Kolossenzen
1:15-23     De goddelijkheid, almacht en genade van Christus
1:24-2:5     Paulus’ arbeid tot volmaking van de Kolossenzen
2:6-23      Waarschuwing tegen dwaalleraars
3:1-4:6      De levenswandel van een christen
4:7-18      Besluit en groet[28]

Belangrijke lessen en lijnen uit het Bijbelboek Kolossenzen:

1. Christologie
In de Kolossenzenbrief wordt de Heere Jezus op wonderlijke wijze beschreven en bezongen. Kol. 1:15-20 is een lied waarin Christus bezongen wordt als het beeld van de Onzienlijke God, de Eerstgeborene aller Kreaturen (1:15). Christus representeert God op aarde en Hij is de Middelaar tussen God en de mens. De schepping is voor alles ‘in’ de Zoon en alles is door Hem en voor Hem tot stand gekomen. Door Zijn sterven en opstanding heeft Christus niet alleen verzoening tussen God en mensen tot stand gebracht, maar is ook de nieuwe schepping aangevangen, waarin zondige mensen hersteld worden naar het goddelijke beeld waarin ze in de staat der rechtheid verkeerden (Gen. 1-3).[29] De Kolossenzen hoeven en mogen dus niet krampachtig proberen om de boze machten in de lucht tevreden te stellen. Want of het nu over de schepping gaat, over de individuele levens van de gelovigen, over gezinnen of de kerk, Christus is Heere en Meester over alles![30]

Het lied van Kol. 1:15-20 brengt lof en eer aan de Heere en dient ook om de persoon die zingt zaken over God te leren of in herinnering te brengen. Deze liederen met dit tweeledige doel waren bekend bij de gemeenteleden van Kolosse. Immers, het boek van de Psalmen kent talloze voorbeelden waar God wordt aangesproken in de tweede persoon en waar ook delen in de derde persoon zijn opgenomen, waarin de grootheid en getrouwheid van God ten behoeve van degene die zingt, wordt bezongen (zie bijv. Ps. 30). Dat Psalmen en geestelijke liederen een grote rol speelde in de Vroege Kerk blijkt uit het feit dat ze veelvuldige voorkomen in het Nieuwe Testament (Éf. 5:14, 1 Tim. 3:16). Net als in de Kolossenzenbrief gaan veel van deze liederen in het Nieuwe Testament over de Heere Jezus en zijn ze tevens bedoeld om de christelijke gemeente wat te leren of in herinnering te brengen.[31]

2. Christus’ verzoenend lijden en sterven geeft de gelovige gegronde hoop
Hoewel de Kolossenzenbrief bijna tweeduizend jaar geleden geschreven is, is de boodschap nog steeds actueel: Christus’ Persoon en werk geeft de gelovige gegronde hoop voor een leven in Gods gunst. Dit werkt liefde tot God en de naaste in het hart. In onze maatschappij waar ‘de waarheid’ niet lijkt te bestaan en waar zoveel zaken worden gerelativeerd, blijft gelden: ‘Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid’ (Hebr. 13:8).

Dit geloofsvertrouwen op Christus zal bestreden worden. In die zin kunnen we de gelovigen uit Kolosse de hand geven. Daarom is het zo noodzakelijk om dicht bij Gods Woord te blijven. Hierin vinden wij Gods geopenbaarde wil en ontvangen wij een lamp voor onze voet en een licht op ons pad (Ps. 119:105). Dit vraagt om continu te herbronnen. De kerkgeschiedenis laat pijnlijk zien wat er gebeurt als er niet wordt vastgehouden aan Gods onfeilbare Woord. Dan worden bestreden zaken van het christendom ingewisseld voor denkbeelden die op dat moment leidend zijn in de cultuur. De Kolossenzenbrief roept op om, midden in een multiculturele en multireligieuze samenleving, dicht bij de Persoon en het werk van Christus te blijven.

Wanneer christenen niet leven vanuit een diepe, fundamentele dankbaarheid voor wat God voor hen gedaan heeft in Christus, zullen ze vatbaar zijn en blijven voor angsten en zijn ze geneigd om hun zekerheid te bouwen op een andere bron, aldus D.E. Garland. Om die reden riep de apostel Paulus de Kolossenzen op om dankbaar te zijn voor de overwinning die Christus voor hen had aangebracht door Zijn lijden en sterven aan het kruis. Het is dit kruis wat redding, vergeving en overwinning brengt over alle boze machten die een mensenleven kunnen beïnvloeden (Gal. 6:14).[32] Wie in Christus is, is veilig in leven en sterven (HC 1).

3. Ecclesiologie
De ecclesiologie (de leer van de kerk) is in de Kolossenzenbrief nauw verbonden met de Christologie. Dit blijkt duidelijk uit Kol. 1:18a: ‘En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente’. In Rom. 12:4-5 en 1 Kor. 12:12-27 gebruikt Paulus ook het beeld van het lichaam om over de christelijke gemeente te spreken. Hier ligt de nadruk op het feit dat er verschillen tussen gemeenteleden zijn en dat ze elkaar nodig hebben, net als de verschillende lichaamsdelen elkaar nodig hebben. Wellicht heeft Paulus bewust het beeld van het lichaam gebruikt, om de dwaalleer in Kolosse die de nadruk op ascese lag, te weerspreken.[33]

4. Eschatologie
De gelovigen van Kolosse zijn geestelijk met Christus opgestaan uit de doden. Net als Christus letterlijk, lichamelijk uit de doden is opgestaan, zullen ook zij aan het einde der tijden lichamelijk opstaan om te delen in de glorie van de Messias. ‘Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.’ (Kol. 3:1, 4)

Paulus neemt hier duidelijk afstand van de dwaalleer die de nadruk legde op de zogenaamde zoektocht naar heerlijkheid door visioenen en ascetische praktijken. Zulke mate van heerlijkheid waar de dwaalleer naar zocht, kan alleen gevonden worden in een mens als Christus wederkomt op de wolken des hemels en de gelovigen een verheerlijkt lichaam ontvangen (1 Kor. 15). Niet de mens brengt de heerlijkheid aan, maar Christus. Hem komt alle eer toe en dat zinde de dwaalleraren niet.[34] Waar Christus het hart van een zondaar inneemt door Zijn liefde, brengt Hij alles mee voor tijd én eeuwigheid. ‘Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou.’ (Kol. 1:19)

5. Christen-zijn in woord en daad
Wie in Christus gelooft, is ‘gestorven’ en zijn of haar leven is met Christus verborgen in God. Deze geloofswerkelijkheid heeft betrekking op het gehele leven als christen. Op alles wat zij doen en niet doen en op alles wat zij zeggen en niet zeggen. Als christenen niet anders leven dan mensen die God niet kennen of Gods geboden niet (willen) houden, zullen ze geestelijk ‘onvruchtbaar’ leven.

Als christen zijn wij een ambassadeur van koning Jezus. Daarom dient een gelovige zijn ‘oude mens’ te doden, namelijk hoererij, onreinheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst (Kol. 3:5). Het doden van de oude mens kan een mens niet in eigen kracht. Daarvoor dient iemand eerst gestorven te zijn met Christus (3:3), want de macht om de oude mens te doden komt niet uit de mens, maar uit wat Christus gedaan heeft voor de gelovige in Zijn sterven. Wie deelt in Zijn sterven, deelt ook in Zijn opstandingsleven.[35] Dit is een leven wat zich hier op aarde manifesteert in de heiligmaking (lett. de heel-making) van de gelovige (HC 17).[36]

Omdat het leven van een christen door de Heilige Geest meer en meer gelijkvormig wordt gemaakt aan dat van de Heere Jezus, groeit het verlangen van de gelovige om in liefde tot God en de naaste te leven. Het kenmerk van het ware christendom is daarom ook de liefde. ‘En boven dit alles doet aan de liefde, dewelke is de band der volmaaktheid.’ (3:14)

Vragen:
1. De dwaalleer maakte van de Heere Jezus een machthebber naast vele andere kosmische machthebbers. Kunt u een tekst uit Kolossenzen noemen waar Paulus deze dwaalleer weerlegt?
2. De dwaalleraars uit Kolosse probeerden door een bepaalde levenswijze (ascese) de kosmische machten te manipuleren. Komt dit vandaag de dag nog voor? Zo ja, waar?
3. Kan het willen manipuleren van God ook onder christenen voorkomen? Zo ja, kunt u hier een voorbeeld van noemen?
4. Drie keer wordt er in de Kolossenzenbrief gesproken over ‘Gods wil’ (1:1, 9, 4:12). Wat wordt hiermee bedoeld en wat kunnen wij hiervan leren?
5. Wat leert Kol. 1:3-8 ons over het geloofsleven van de gemeente in Kolosse?
6. Lees Kol. 1:12. Wat maakte de heidenen onbekwaam om deel te hebben in de erfenis van de heiligen? Hoe heeft de Heere ze bekwaam gemaakt?
7. Lees Kol. 1:22. Hoe kan de Heere een mens heilig en onberispelijk en onschuldig voor Zich stellen?
8. Lees Kol. 1:24. Welke reden geeft Paulus voor zijn lijden? Waarom verblijdt hij zich in zijn lijden?


Bibliografie
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015.
Davenant, J. An Exposition of the Epistle of St. Paul to the Colossians. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2005.
De Witt Burton, E. A Critical and Exegetical Commentary on the Epistle to the Galatians. Edinburgh: T&T Clark, 1948.
Elwell, W.A., Yarbrough, R.W. In Ontmoeting Met Het Nieuwe Testament: Een Historisch En Theologisch Overzicht. Heerenveen: Groen, 2000.
English Standard Version Archaeology Study Bible. Wheaton: Crossway, 2017.
English Standard Version Study Bible. Wheaton: Crossway, 2008.
Fee, G.D. God's Empowering Presence: The Holy Spirit in the Letters of Paul. Peabody: Hendrickson Publishers, 1994.
———. Pauline Christology: An Exegetical-Theological Study. Peabody: Hendrickson Publishers, 2007.
Garland, D.E. Colossians and Philemon: From Biblical Text to Contemporary Life. The Niv Application Commentary. Michigan: Zondervan, 1998.
Holland, T. Heerschappij: Hoe Het Christendom Het Westen Vormde. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2020.
Kittel, G., Friedrich, G. Theological Dictionary of the New Testament. Vol. IX, Michigan: Eerdmans, 2006.
O'Brien, P.T. Colossians, Philemon. Word Biblical Commentary. Vol. 44, Nashville: Thomas Nelson Publishers, 2014.
Pao, D.W. Colossians & Philemon. Zondervan Exegetical Commentary on the New Testament. Michigan: Zondervan, 2012.
Peterson, D.G. Possessed by God: A New Testament Theology of Sanctification and Holiness. New Studies in Biblical Theology. Vol. 1, Downers Grove: InterVarsity Press, 2015.
Pink, A.W. Gleanings from Paul: Studies in the Prayers of the Apostle. East Peoria: The Banner of Truth Trust, 2006.
Rushing, R. Voices from the Past: Puritan Devotional Readings. Vol. 2, Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2016.
Sproul, R.C. Verborgen Werkelijkheid: Over Hemel, Hel, Engelen En Duivelen. Apeldoorn: De Banier, 2012.
Sproul, R.C., Mathison, K.A. The Reformation Study Bible. Orlando: Ligonier Ministries, 2005.
Thielman, F. Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach. Michigan: Zondervan, 2005.
Treur, J.W.J., "Beknopte Theologie Van Galaten," jwjtreur.blogspot.com, 2020.
———, "Drie Kernwoorden Uit De Romeinenbrief," jwjtreur.blogspot.com, 2019.
Van Campen, M. In Woord En Wandel: Christen-Zijn in Het Licht Van De Brief Aan De Kolossensen. Amersfoort: Echo, 1990.
Van Leeuwen, J.A.C. De Brief Aan De Colossensen: Opnieuw Uit De Grondtekst Vertaald En Verklaard. Korte Verklaring Der Heilige Schrift. Kampen: Kok, 1966.
Van Mourik, J. Het Vervulde Woord. Inleiding Op Het Nieuwe Testament. Cursus Godsdienst Onderwijs (Cgo). Apeldoorn: De Banier, 2020.
Watts, I. The Works of the Reverend and Learned Isaac Watts. Vol. I, London: J. Barfield, 1810.
Woodhouse, J. Colossians & Philemon: So Walk in Him. Focus on the Bible. Fearn: Christian Focus, 2011.


[1] Zelf behoorde Epafras tot de kerk van Kolosse (Kol. 4:12). Binnen de kerkgeschiedenis bestaat een oude traditie die verhaalt dat Filippus de evangelist in Hiërápolis de marteldood is gestorven en hier ook is begraven. Bron: English Standard Version Archaeology Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2017), 1774.
[2] F. Thielman, Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach (Michigan: Zondervan, 2005), 375. P.T. O'Brien, Colossians, Philemon, vol. 44, Word Biblical Commentary, (Nashville: Thomas Nelson Publishers, 2014), xxx.
[3] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, (Apeldoorn: De Banier, 2015), 1826.
[4] English Standard Version Archaeology Study Bible, 1767.
[5] English Standard Version Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2008), 2289.
[6] J. Van Mourik, Het vervulde Woord. Inleiding op het Nieuwe Testament, Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO), (Apeldoorn: De Banier, 2020), 144.
[7] Zie voor een commentaar wat vooral de invloed van het gnosticisme benadrukt: J.A.C. Van Leeuwen, De brief aan de Colossensen: Opnieuw uit de grondtekst vertaald en verklaard, Korte verklaring der Heilige Schrift, (Kampen: Kok, 1966), 9-10.
[8] Naar aanleiding van Kol. 3:3: ‘True Christians are known by the exercises of the hidden life in secret transactions between God and the soul. True religion is in the heart and spirit, and not in outward forms. Here the Christian receives his praise from God and not man!’. Bron: I. Watts, The works of the reverend and learned Isaac Watts, vol. I (London: J. Barfield, 1810), 95-100. Aangehaald in: R. Rushing, Voices from the past: Puritan Devotional Readings, vol. 2 (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2016), 88.
[9] R.C. Sproul, Mathison, K.A., The Reformation Study Bible (Orlando: Ligonier Ministries, 2005), 1727. Zie ook: R.C. Sproul, Verborgen werkelijkheid: over hemel, hel, engelen en duivelen (Apeldoorn: De Banier, 2012).
[10] ‘Therefore, as when gladiators engage, if he who has laid the other prostrate, and almost dispatched him by wounds, should receive a deadly thrust, and be overcome by him who was wounded, and just ready to die, becomes loaded with the greatest dishonour; so Christ loads the devil with the greatest ignominy, because, being crucified and dead, he, notwithstanding, in like manner overcame and subdued him.’ Bron: J. Davenant, An Exposition of the Epistle of St. Paul to the Colossians (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2005), 474.
[11] Zie voor een verdere bespreking van de ‘judaïsten’: J.W.J. Treur, "Beknopte theologie van Galaten," jwjtreur.blogspot.com, 2020. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat dit een containerbegrip is en dat deze manier van denken niet eenduidig was.
[12] E. De Witt Burton, A Critical and Exegetical Commentary on the Epistle to the Galatians (Edinburgh: T&T Clark, 1948), liv.
[13] Alleen in dit vers gebruikt het Nieuwe Testament het zelfstandig naamwoord ‘filosofie’.
[14] G. Kittel, Friedrich, G., Theological Dictionary of the New Testament, vol. IX (Michigan: Eerdmans, 2006), 187.
[15] Thielman, Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach, 375.
[16] Sproul, The Reformation Study Bible, 1727.
[17] English Standard Version Archaeology Study Bible, 1767. Zie voor een verdere bespreking van de dwaalleer in de gemeente van Kolosse: O'Brien, Colossians, Philemon, 44, xxx-xli.
[18] ‘Een man die gekruisigd was en die toegejuicht werd als een god, dat moesten mensen in de hele Romeinse wereld wel zien als schandalig, obsceen en grotesk. […] Zelfs degenen die Jezus naderhand erkenden als Christos, de Gezalfde van de Heere God, konden terugschrikken als ze Zijn manier van sterven goed onder ogen zagen.’ Bron: T. Holland, Heerschappij: Hoe het christendom het Westen vormde (Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2020), 14-15.
[19] J. Woodhouse, Colossians & Philemon: So walk in Him, Focus on the Bible, (Fearn: Christian Focus, 2011), 142-43.
[20] ‘Or perhaps, like some Jewish apocalypses, he [JWJ: The philosophy’s primary proponent] claimed that at death an individual would face an accusing angel with a “manuscript” (cheirographon) on which one’s good and evil deeds were written. Condemnation would then come to those whose good deeds failed to outnumber their evil deeds (Apoc. Zeph. 3.6-9; 7.1-11).’ Bron: Thielman, Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach, 381.
[21] Thielman, Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach, 383.
[22] ‘It is by increasing in the knowledge of God’s character and will that we are changed (cf. Phil. 1:9-11; Col. 1:9-10). Such knowledge ‘the old man’ does not have. According to Ephesians 4:23, however, renewal takes place ‘in the spirit of your minds’. This suggest that the pattern, motivation and direction of our thinking needs to be changed. Only then will Christ’s character be formed in us and our behaviour will reflect his direction and control (cf. Rom. 12:2).’ Bron: D.G. Peterson, Possessed by God: A New Testament Theology of Sanctification and Holiness, vol. 1, New Studies in Biblical Theology, (Downers Grove: InterVarsity Press, 2015), 132.
[23] Thielman, Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach, 385.
[24] ‘The more we hold His excellence, the more our hearts will be warmed toward Him. The more intimate and constant is our communion with Him, the more shall we delight ourselves in Him, and the more tender shall we be of those things which grieve Him.’ Bron: A.W. Pink, Gleanings from Paul: Studies in the prayers of the Apostle (East Peoria: The Banner of Truth Trust, 2006), 312.
[25] W.A. Elwell, Yarbrough, R.W., In ontmoeting met het Nieuwe Testament: Een historisch en theologisch overzicht (Heerenveen: Groen, 2000), 317.
[26] M. Van Campen, In Woord en Wandel: Christen-zijn in het licht van de brief aan de Kolossensen (Amersfoort: Echo, 1990), 7-8.
[27] English Standard Version Archaeology Study Bible, 1770.
[28] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, 1826.
[29] G.D. Fee, Pauline Christology: An Exegetical-Theological Study (Peabody: Hendrickson Publishers, 2007), 332.
[30] D.W. Pao, Colossians & Philemon, Zondervan Exegetical Commentary on the New Testament, (Michigan: Zondervan, 2012), 331.
[31] G.D. Fee, God's Empowering Presence: The Holy Spirit in the letters of Paul (Peabody: Hendrickson Publishers, 1994), 656-57.
[32] D.E. Garland, Colossians and Philemon: From Biblical text to Contemporary Life, The NIV Application Commentary, (Michigan: Zondervan, 1998), 32-33.
[33] O'Brien, Colossians, Philemon, 44, xlv-xlvi.
[34] Pao, Colossians & Philemon, 340.
[35] Woodhouse, Colossians & Philemon: So walk in Him, 188-89.
[36] Zie ook: J.W.J. Treur, "Drie kernwoorden uit de Romeinenbrief," jwjtreur.blogspot.com, 2019.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22