Beknopte theologie van Genesis 1-11


't Is de HEER, wiens alvermogen
't Groot heelal heeft voortgebracht;
Die genadig uit den hogen
Ziet, wie op Zijn bijstand wacht,
En aan elk, die Hem verbeidt,
Trouwe houdt in eeuwigheid.

Ps. 146:4 (berijmd)

De structuur van Genesis: Over de structuur van het Bijbelboek Genesis geven de meeste commentaren hetzelfde beeld. Het Bijbelboek wordt in twee of in drie delen ingedeeld. Theologen die twee delen in het Bijbelboek zien, wijzen erop dat de eerste elf hoofdstukken over de oorsprong van de wereld gaan en de overige negenendertig hoofdstukken over de oorsprong van het volk Israël.[1] Wat dat betreft is de naam van dit Bijbelboek zeer passend, aangezien Genesis ‘oorsprong’ of ‘geboorte’ betekent.[2]

Theologen die een driedeling in het Bijbelboek zien, geven meestal de volgende structuurweergave:

1-11 Schepping van de wereld en van de mens
12-36 Geschiedenissen van de aartsvaders
37-50 Geschiedenis van Jozef.[3]

Verder biedt de zogenaamde toledoth-formule een belangrijke structurering van het Bijbelboek Genesis. Deze Hebreeuwse woorden worden vaak vertaald met ‘Dit zijn de geboorten van’ of met ‘Dit is het geslacht van’ of met ‘Dit zijn de geschiedenissen van’ (Gen. 2:4, 5:1, 6:9, 10:1, 11:10, 11:27, 25:12, 19, 36:1, 9 en 37:2). Op deze Hebreeuwse woorden volgt altijd een naam (met uitzondering van de eerste keer dat deze woorden voorkomen in Gen. 2:4). Deze persoon hoeft niet altijd de belangrijkste persoon in die perikoop te zijn, maar het markeert het begin van die episode in de geschiedenis en deze eindigt dan ook met het sterven van deze persoon.[4]

De structuur van Genesis 1-11: Zoals gezegd bestaat Genesis uit twee hoofddelen. Het eerste deel gaat over de oorspronkelijke geschiedenis van deze wereld en het tweede deel over de patriarchale (aartsvaderlijke) geschiedenis. Ieder mens vindt dus zijn of haar oorsprong terug in dit Bijbelboek. Dit geldt in het bijzonder voor het volk Israël. In de hoofdstukken 1-11 wordt de geschiedenis van twintig generaties, van Adam tot Abraham, beschreven. In de hoofdtukken 12-50 wordt de geschiedenis van vier generaties beschreven, namelijk van Abraham tot Jozef.[5]

Oorspronkelijke geschiedenis (1-11)
1:1-2:3 Gods schepping en ordening van de kosmos
2:4-4:26 De eerste mensen op aarde
    I. Adam en Manninne in de hof van Eden (2:4-25)
    II. De zondeval (3:1-24)
    III. De zonen van Adam en Eva (4:1-26)
5:1-6:8 Nakomelingen van Adam
    I. Geslachtsregister van Adam tot Noach (5:1-32)
    II. De verdorvenheid van de mensheid (6:1-8)
6:9-9:29 Nakomelingen van Noach
    I. De zondvloed (6:9-9:19)
    II. De vervloeking van Kanaän (9:20-29)
10:1-11:9 Nakomelingen van Noachs zonen
    I. Geslachten, talen en volken (10:1-32)
    II. De torenbouw van Babel (11:1-9)
11:10-11:32 Nakomelingen van Sem[6]

De schepping van de kosmos: In het eerste Bijbelboek Genesis lezen we over de schepping van de kosmos. ‘In den beginne schiep God den hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.’ (Gen. 1:1-2) God breekt als soevereine Schepper in deze woestheid en duisternis in, om dit tot een goede schepping te maken waar leven uit voort kan komen en waar leven in stand kan worden gehouden.[7]

Het leven op deze aarde heeft zin en mening, omdat een persoonlijke God de Bron van dit leven is. Om die reden is het nihilisme, de leer dat het menselijk bestaan geen doel en betekenis vanuit zichzelf heeft, ook niet overtuigend en druist dit in tegen de menselijke ervaring door de eeuwen heen.[8] De mensheid is geschapen tot eer van God en tot heil van de naaste. Wij mogen de schepping gebruiken om God te genieten, aldus Augustinus.

De schepping getuigt van Gods grote daden en leert ons iets over Wie en hoe God is. De wetenschap die zich bezighoudt met (delen van) Gods schepping kan ons hier verder in brengen. Juist omdat de kosmos Gods kosmos is, dient zij onderzocht, bewonderd en op een rechtmatige wijze gebruikt te worden (Ps. 19:2-5, Rom. 1:19-20).[9] Een boer die ’s morgens de koeien naar buiten brengt, een vroege wandelaar op de zaterdagmorgen en een bioloog achter zijn microscoop zijn allemaal op hun plek als ze God (h)erkennen in de majesteit van de schepping en verzuchten: ‘Hoe groot zijt Gij!’.

Dat God deze kosmos heeft geschapen en dus recht heeft om morele eisen aan Zijn schepselen te stellen, wil er bij velen niet (meer) in. Dit is zeker het geval in West-Europa.[10] Naast het scheppingsverhaal zijn er tal van evolutietheorieën (mv.) en andere (religieuze) hypothesen bijgekomen, die claimen iets te kunnen zeggen over het begin van deze kosmos.[11]

Dat deze verschillende theorieën ontstaan zijn hoeft ons niet te verbazen. P. Smelik zegt hierover terecht dat wie vragen stelt over de werkelijkheid, zich voor een keuze gesteld ziet. Deze werkelijkheid is òf toevallig vanzelf geworden òf ze is ontworpen, gepland, geschapen. Toeval en ontwerp sluiten elkaar namelijk uit.[12] Dat hier door de loop der tijden verschillende antwoorden op gegeven zijn, is dus te begrijpen. Zelfs toen het Bijbelboek Genesis op schrift werd gesteld door Mozes bestonden er al meerdere verhalen en mythen over het ontstaan van de aarde.[13]

Toen Mozes Genesis op schrift stelde was het volk Israël al veelvuldig in aanraking gekomen met deze verhalen en mythen in zowel Egypte als Kanaän. Deze verhalen en mythen deelden twee grondlijnen: 1. Er is een pantheon van goden en godinnen die voortgekomen zijn uit de oermaterie van deze aarde. Deze goden en godinnen hebben zelf geen moraliteit (ze plegen overspel en zijn zeer gewelddadig). Om die reden stellen ze ook geen morele eisen aan hun aanbidders. 2. De mensen kunnen deze goden en godinnen manipuleren.[14] Dit doen ze ook veelvuldig om er zo voor te zorgen dat de gewassen groeien, de vrouwen vruchtbaar zijn, de oorlogen gewonnen worden, etc.

Hoe anders de God van Israël! Hij is als de enige levende God een verbond met Zijn volk aangegaan en eist van hen dat ze heilig zijn, net als Hij.[15] ‘En hij nam het boek des verbonds, en hij las het voor de oren des volks; en zij zeiden: Al wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen.’ (Ex. 24:7) ‘Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Spreek tot de ganse vergadering der kinderen Israëls, en zeg tot hen: Gij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig!’ (Lev. 19:1-2)

De Heere is geen onderdeel van de schepping, maar Hij heeft deze geschapen en onderhoudt haar tot op deze dag. Hij is Schepper én Regeerder en er is maar één levende God die uit liefde gediend wil worden. Hiermee is het Bijbelse scheppingsverhaal uniek en anders dan alle andere oerverhalen en mythen over het ontstaan van de aarde.

God schiep de aarde in zes dagen. Dit is niet het werk van goden en godinnen. De mens werd geschapen in het beeld van God. Ook hierin was de Bijbel uniek, aangezien men ten tijde van Mozes geloofden dat alleen farao’s, koningen en helden toegang hadden tot de goden of zelf (half)goden waren. De Bijbel leert dat God niet verweven is met de schepping, maar dat alle mensen in Zijn beeld geschapen zijn.

Als wij kijken naar Gen. 1:3-31 dan valt op dat dit hoofdstuk op indrukwekkende wijze is vormgegeven. Het volgende patroon is duidelijk zichtbaar: aankondiging, bevel, verslaglegging, evaluatie en een tijdsaanduiding.

De aankondiging ‘En God zeide’ (Gen. 1:3,6,9,11,14,20,24,26) laat zien dat de schepping door het Woord van God is voortgebracht. Er is geen sprake van willekeur, maar God volvoert hier Zijn soevereine scheppingsplan. Daarom laat de schepping, zelfs na de zondeval, nog zien hoe groot God is. Daarover schreef Nehemia eeuwen later het volgende: ‘Gij zijt die HEERE alleen, Gij hebt gemaakt den hemel, den hemel der hemelen, en al hun heir, de aarde en al wat daarop is, de zeeën en al wat daarin is, en Gij maakt die allen levend; en het heir der hemelen aanbidt U’ (Neh. 9:6).

En de apostel Paulus op de Areopagus: ‘De God, Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is; Deze, zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempelen met handen gemaakt; En wordt ook van mensenhanden niet gediend, als iets behoevende, alzo Hij Zelf allen het leven, en den adem, en alle dingen geeft; En heeft uit een bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden te voren geordineerd, en de bepalingen van hun woning; Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten; hoewel Hij niet verre is van een iegelijk van ons. Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw poëten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht’ (Hand. 17:24-28).

Het bevel ‘Daar zij […]!’ laat zien dat de kosmos door Gods Woord én wil is voortgebracht. De almachtige God spreekt de schepping tot werkelijkheid. Wat een wonder!

De verslaglegging ‘En daar werd’ toont Gods almacht en soevereiniteit over al het geschapene. God noemt de kosmische elementen (zoals dag en nacht, de zee en het land) bij hun namen. Dit toont aan dat er niets buiten Gods regering valt. Hoe indrukwekkend en angstaanjagend de schepping ook kan zijn, denk aan een grote onweersbui of een storm op zee, God regeert over haar.

De evaluatie ‘Het was goed’ betekent dat de schepping functioneerde zoals God dit wilde.

De tijdsaanduiding ‘Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest’ toont de orde in de schepping aan. Het geeft ook progressie aan. Met de geschapen ruimte, komt tijd die gemarkeerd wordt door de hemellichamen.[16]

Na de zes scheppingsdagen lezen wij dat God rustte van Zijn werk. ‘Als nu God op den zevenden dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. En God heeft den zevenden dag gezegend, en dien geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken.’ (Gen. 2:2-3)

Deze zevende dag vormt het hoogtepunt van de dagen. Dat blijkt uit het feit dat de Heere deze dag als enige zegende en dat de avond van deze dag niet staat beschreven. Dit onderstreept de heiligheid van deze dag. Twee keer staat beschreven dat God op deze dag rustte. De schepping is voltooid. De sabbat onderstreept twee grote werken van God, namelijk schepping en bevrijding. Schepping van de kosmos en bevrijding van de levenloze waterchaos. Mede daarom verwijzen de Tien Geboden bij het heiligen van de sabbat ook naar deze twee elementen van de schepping. Ex. 20 verwijst naar de schepping en Deut. 5 verwijst naar de bevrijding.

Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven. (Ex. 20:8-11)

Onderhoudt den sabbatdag, dat gij dien heiligt; gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft. Zes dagen zult gij arbeiden, en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel, noch enig van uw vee, noch de vreemdeling, die in uw poorten is; opdat uw dienstknecht, en uw dienstmaagd ruste, gelijk als gij. Want gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest zijt, en dat de HEERE, uw God, u van daar heeft uitgeleid door een sterke hand en een uitgestrekte arm; daarom heeft u de HEERE, uw God, geboden, dat gij den sabbatdag houden zult. (Deut. 5:12-15)

De kosmos is dus een groot getuigenis dat God bevrijdt van de duisternis tot het licht, van de dood tot het leven! Juist door deze dag te heiligen beseft de mens dat er een werkelijkheid is die het ruimtelijke en tijdelijke overstijgt. De eerste zes dagen krijgt de mens om te bouwen en te heersen, maar de zevende dag is een dag voor meditatie en lofprijzing van de grote Schepper en Bevrijder van de kosmos.[17]

De schepping van de mens: In Gen. 1:26-27 lezen wij dat God besluit om de mens te scheppen naar Zijn beeld. ‘En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.’ (Gen. 1:26-27)

Nergens anders lezen we de woorden ‘Laat Ons mensen maken’. De woorden ‘Laat Ons’ wijst erop dat er een bijzondere, Goddelijke raad aan vooraf is gegaan. Hetgeen wat op deze raad volgt, zal dus bijzonder zijn. Om die reden is de mens ook anders dan al Gods andere schepselen. De mens is naar Gods beeld geschapen. Dit lezen we niet van andere schepselen. Die werden naar hun aard, naar hun soort geschapen (Gen. 1:11-12, 21). De mens vormt hiermee het hoogtepunt van wat God in de zes scheppingsdagen tot stand brengt.[18]

Het ontstaan van de mens is dus een gevolg van Gods raadsbesluit. Hierop werd de mens naar Gods beeld geschapen. Dit bepaalt de intrinsieke waarde van de mens. Om die reden is elk mens, ook na de zondeval, waardevol in Gods ogen omdat Hij er Zijn beeld, hoewel geschonden, in terugziet. God schiep de mens als man en vrouw. Man en vrouw vullen elkaar aan en vormen op zichzelf én samen het beeld van God. Man en vrouw zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig, want ze zijn beiden naar Gods beeld geschapen (Gen. 1:27).

Naast de bijzondere plaats die de mens in de schepping krijgt, heeft hij ook een bijzondere zegen en opdracht van God gekregen. Omdat God Koning is over de schepping en de mens in Gods beeld geschapen is, oefent de mens als onderkoning macht uit over de schepping. Anders gezegd, de mens is onderkoning, omdat hij op God lijkt.[19]

Dat de mens naar Gods beeld en gelijkenis is geschapen, betekent natuurlijk niet dat er geen wezenlijk verschil is tussen God en mens.[20] Er is veel geschreven over wat nu precies dit beeld en gelijkenis inhoudt, maar een ding is duidelijk, het gaat erom dat de mens handelt als Gods representant op aarde en daarin Zijn beeld vertoont (Ps. 8:6-7).[21] Het beeld van God is ook te zien in het feit dat de mens, in tegenstelling tot de dieren, een ziel lichaam én ziel heeft. Volgens J. Calvijn licht Gods heerlijkheid op in het uiterlijk van de mens, maar bevindt zich de eigenlijke zetel van Gods beeld in de ziel.[22] Met dit lichaam en deze ziel kon de mens zijn Schepper liefhebben in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid.

In Gen. 2:7 lezen we over dit lichaam en deze ziel: ‘En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel’. God heeft de mens gemaakt vanuit het stof van de aarde. De mens is dus niet vanuit niets, creatio ex nihilo, geschapen. De mens is geschapen vanuit bestaand materiaal, namelijk het stof van de aarde. Vandaar dat de Heere later tegen Adam zegt in Gen. 3:19b: ‘Want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren’.

Volgens J. Murray heeft dit feit een aantal gevolgen. Omdat de mens vanuit het stof van de aarde is gemaakt, heeft hij affiniteit met zijn omgeving, met de grond waarop hij woont en werkt. Ook bestaat er affiniteit tussen de mens en de dieren.[23] Niet dat de mens een ‘verder geëvolueerd dier’ is, maar beiden zijn uit de aarde voortgebracht. ‘En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde.’ (Gen. 2:7a) ‘Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.’ (Gen. 2:19)

Maar hoeveel affiniteit er ook is tussen de mens en de aarde en de dieren, er is één groot verschil. Dat lezen we in Gen. 2:7b: ‘en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel’. Dit lezen we alleen over de mens. De dieren werden geschapen en leefden. De mens werd gevormd en God gaf hem het leven door in de neusgaten te blazen. Pas daarna ging de mens leven. Dit geeft ook de heiligheid van het menselijk leven weer. Moord is verboden, maar ook het doden van de moordenaar, zonder wettig proces, wordt in de Bijbel verboden (Gen. 4:10-15).

Dat de mens een speciale plek in de schepping heeft, blijkt ook uit het feit dat Adam de dieren een naam mocht geven en de opdracht kreeg om de aarde te vervullen (Gen. 1:26, 2:19-20). Alle mentale en fysieke kracht die hij daarvoor nodig had, had hij gekregen als beelddrager van God.[24]

Naast het wonder van de schepping van de man is ook de schepping van de vrouw een groot wonder. Ook haar schepping wijkt af van hoe de dieren en de rest van de schepping geschapen is. Uit de eerste hoofdstukken van Genesis blijkt dan ook dat het God is Die gewild heeft dat de mens, die naar Zijn beeld geschapen is, het geslacht van man of vrouw zou dragen (Gen. 1:27). De mens zou in liefde en harmonie met de Schepper en met elkaar door het leven gaan. Samen zouden ze gehoor kunnen geven aan de opdracht op vruchtbaar te zijn en de aarde te vervullen (Gen. 1:28).[25]

Het huwelijk en de bijbehorende seksualiteit zijn dus een scheppingsinstelling- en gave van God. Dit lijkt een open deur, maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat de tijd waarin wij leven lijkt te suggereren dat wij mensen het huwelijk hebben uitgevonden. Want wij bepalen toch of wij trouwen, wanneer wij trouwen, met wie wij trouwen en met wie en wanneer wij de seksualiteit beleven, etc.

Hoe anders in het begin! Daarover lezen wij in het Bijbelboek Genesis waar staat dat God man en vrouw schiep naar Zijn beeld als kroon op Zijn schepping (Gen. 1:26). De mens werd geschapen om heerschappij te hebben over de aarde, om zich te vermenigvuldigen en om een relatie van liefde, gehoorzaamheid en vreugde met God en de naaste te hebben (Gen. 1:26-28).[26]

Na de schepping van de man, heeft God de vrouw niet gebouwd uit het stof van de aarde, maar uit de rib die Hij van Adam genomen had. Nadat de Heere de vrouw geschapen heeft, brengt Hij haar tot Adam. Deze roept vol blijdschap uit: Deze is ditmaal been van mijn benen en vlees van mijn vlees! Dit zijn de eerste opgeschreven woorden van een mens. Bijzonder om te beseffen dat deze eerste, opgeschreven woorden van een mens een liefdesverklaring is!

In het vers dat op deze liefdesverklaring volgt wordt de instelling van het huwelijk beschreven: ‘Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot een vlees zijn’ (Gen. 2:24). ‘Één vlees’ betekent hier geslachtsgemeenschap waardoor man en vrouw in relationele en organische zin één worden. Een man en een vrouw, die uit de rib van Adam gemaakt is, worden één. Er wordt weleens gesproken over het huwelijk als een vereniging tussen man en vrouw, maar eigenlijk is dit dus een hereniging! Het huwelijk en de bijbehorende seksualiteit waarmee dit verbond bekrachtigd wordt, zijn dus afkomstig van God en ingesteld in het paradijs. En zie, het was zeer goed.

We weten helaas hoe dit is afgelopen. Adam en Eva namen een hap van de verboden vrucht en de vrucht ‘beet terug’. Hierop werden ze uit de hof van Eden verdreven. Hun hemel op aarde was er niet meer, tenminste, zolang God de hemel niet op aarde terugbracht (Gen. 3:15).[27]

Maar wat een wonder! De gave van het huwelijk en de seksualiteit zijn, hoewel de praktijk vaak barsten en scheuren vertoont, als liefdevolle instellingen van God bewaard gebleven. Maar sinds de zondeval en tot aan de jongste dag zullen deze zaken aangevallen blijven worden. Het is goed dat we ons hiervan bewust zijn. Want ook hier geldt: het bederf van het beste is het slechtste. Wat hebben wij mensen elkaar al veel leed aangedaan door te zondigen tegen het zevende gebod. En dan begrijpt u, dat we daar niet alleen echtscheiding mee bedoelen. Denk in dit geval ook aan de destructieve macht van seksualiteit als deze ingezet wordt tot het bevredigen van de eigen behoeftes, zonder hierbij rekening te houden met de ander.[28]

De zondeval: De wereld die God geschapen had was adembenemend mooi! En op deze prachtige aarde was een hof die zó mooi was dat het alle menselijke woorden te boven gaat: de hof van Eden. Dit is alles overweldigende perfectie![29] In deze prachtige schepping mag de mens gaan wonen. In deze prachtige wereld mag de mens God al zijn liefde, eer en aanbidding geven voor Wie Hij is (Jes. 43:7). In deze prachtige tuin mag de mens zijn taak, door God gegeven, gaan vervullen. Op deze prachtige wereld en in deze prachtige hof, geldt slechts één maar: ‘En de HEERE God gebood den mens, zeggende: Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten; Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven’ (Gen. 2:16-17).

De mens kon zo uit vrije keuze, vanuit een vrije wil die gericht was op het liefhebben van God en de naaste, ervoor kiezen om wel of niet van deze boom te eten. Dit wordt in de theologie wel het werkverbond of het verbond van het leven genoemd (verg. Hos. 6:7).[30] Een verbond is een overeenkomst tussen twee partijen met daarin de voorwaarden, de belofte als het verbond gehouden wordt en de vloek als het verbond wordt overtreden. De partijen zijn hier de Schepper en de mens, de voorwaarde is dat ze van alle bomen mogen eten (en dat zullen er niet weinig geweest zijn!), maar van één niet. De belofte is het eeuwige leven en de vloek als ze ongehoorzaam zijn, is de dood.[31]

En dan is daar ineens de slang… De gevallen satan, in de gedaante van een dier, die gaat proberen de kroon van de schepping kapot te maken om zo de Schepper te kunnen raken in het hart. Dit leert ons dat de zonde aanwezig was in de kosmos voor de zondeval van de mens. Van dat duistere koninkrijk van zonde en kwaad was de satan de leider. Dit betekent echter niet dat onze voorouders te verontschuldigen zouden zijn. Het laat ons wel zien dat er een geestelijke strijd gaande was én is. Daarom is het werk van Christus ook gericht op de vernietiging van de macht en het werk van satan (1 Joh. 3:8).

De satan spreekt Manninne aan: ‘Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs?’ (Gen. 3:1b). Sceptisch klinkt het uit zijn mond: ‘Heeft God dat echt gezegd?!’ D. Carson zegt hierover: ‘Stiekem en ongemerkt gaat de slang ervan uit dat wij in staat zijn, ja zelfs het recht hebben om te oordelen over wat God heeft gezegd’.[32] Daarnaast overdrijft de satan bewust: niet eten van ‘alle bomen’. Manninne gaat hier, vanuit haar zondeloze staat, op in en weerspreekt de woorden van de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten’ (Gen. 3:2-3a). Maar dan gebeurt het! Manninne voegt iets toe aan de woorden van God: ‘noch die aanroeren’ (Gen. 3:3b).

Na dit droevige moment, opent de slang de frontale aanval en zegt: ‘Gijlieden zult den dood niet sterven. Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.’ (Gen. 3:4b-5). Nu tart de satan openlijk God en probeert de mens te laten twijfelen aan de vloek van het werkverbond, ofwel aan het oordeel op de zonde. Welnee, u zult juist goddelijk inzicht krijgen!

Dit is het gemene en lage van de satan en zo werkt hij tot op vandaag de dag. Hij lijkt de waarheid te spreken, maar het is een halve waarheid of zelfs nog minder dan dat. Het lijkt erop dat hij gelijk heeft. Immers, Manninne stort niet meteen dood ter aarde nadat ze een hap van de verboden vrucht had genomen. En ja, ze krijgt inzicht in wat goed en kwaad is. Maar niet zoals God! Dat is een leugen! Manninne en Adam zijn niet als God geworden. Ze hebben geen goddelijke, beschouwelijke kennis van goed en kwaad gekregen, maar ze zijn zelf kwaad geworden![33] De mens is in opstand tegen zijn goede Maker gekomen. Hij wilde als god zijn. Dit is afgoderij in haar zwartste, dodelijkste vorm…

Nadat de mens gevallen was, kwam er een vreselijk en tot voorheen onbekend gevoel in zijn hart: schaamte.[34] Een diep gevoel van schuld en onwaardigheid kroop in zijn hart. Maar wat doen Adam en Manninne niet? Ze vluchten niet met hun schuld naar God, maar gaan zich voor Hem verstoppen. D.M. Lloyd-Jones noemt dat de ultieme tragedie van de mens, dat hij in midden in zijn nood, ellende en schaamte, wegvlucht van de Enige Die hem kan helpen.[35]

De gevolgen van deze zwartste bladzijde uit de menselijke geschiedenis zijn droevig… Adam en Eva leefden in het paradijs in volledige harmonie. Na de zondeval beginnen ze elkaar te beschuldigen. Een patroon wat de mensheid, zelfs na ontvangen genade, niet meer (geheel) kwijtraakt. Maar dat is niet alles. Ook de schepping komt onder de vloek te liggen. ‘Zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens.’ (Gen. 3:17b) Alle ecologische rampen en het onnoemelijke dierenleed hebben dezelfde oorsprong: de zondeval.[36]

Uit twijfel, ongeloof en lust nam Manninne en at. Hierop volgde de (drievoudige) dood. Deze handeling was een teken en zegel van de verandering die in haar hart had plaatsgevonden.[37] Ze gaf ook aan haar man en hij at. Zo was hij geheel medeplichtig en schuldig aan het bedrog en de ondergang van de mens. Eeuwen later zou het opnieuw klinken: Neem en eet. Maar dat zijn woorden van eeuwige redding geworden… (Mat. 26:26)[38]

De moederbelofte heeft geklonken.[39] ‘En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.’ (Gen. 3:15) Als we ergens het genadige Vaderhart van God zien is het in Genesis 3. Een lichtstraal in de duisternis. De Heere Jezus is gekomen in het vlees van Adam, onder de wet (Rom. 8:3). De Zoon van God werd ook een zoon van Adam. Alleen zo kon en wilde Hij de zonde van Adam op Zich nemen. Zijn geboorte in Bethlehem vormde een nieuwe start voor de mensheid. Hij is het Hoofd van het genadeverbond, de tweede en meerdere Adam (1 Kor. 15:45-58). Christus brak de macht van de zonde en de dood.[40] Hij stond op uit het graf op de eerste dag van de week. De heilszon van de nieuwe schepping ging dagen. Hij is de eerstgeborene van velen die Hem zullen volgen in Zijn victorie over zonde en dood. Om Hem te volgen is een nieuwe geboorte nodig door Woord en Geest.[41]

De zondvloed: In Gen. 4 lezen wij over twee soorten mensen. Zij die de Naam van de HEERE aanroepen en zij die dit niet doen (Gen. 4:26). In hoofdstuk 5 lezen wij van mensen die, hoewel ze erg lang leven, uiteindelijk toch allemaal sterven. Dit is het droevige gevolg van de zondeval. In Gen. 6:1-4 lezen wij de reden dat de mensen in onze tijd niet ouder worden dan (ongeveer) een eeuw.[42]

‘En het geschiedde, als de mensen op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, en hun dochters geboren werden, dat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen, die zij verkozen hadden. Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren. In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name.’ (Gen. 6:1-4)

Wat betekenen deze verzen? Wat was er aan de hand in die tijd? Waarom zegt de Heere in vers 5: ‘En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was’? Er is een belangrijke grens overtreden. De zonen van God trouwden met de dochters van de mensen.

Volgens Calvijn betekent dit dat er mensen, die voorheen behoorden tot hen die de Naam van de HEERE aanriepen, trouwden met mensen die dit niet deden.[43] Aangrijpend! De zonen van God zagen de goddeloze dochters. Ze waren mooi en ze begeerden deze vrouwen en trouwden met hen. Er is hier een droevige overeenkomst met de zonde van hun voorouders in Gen. 3:6 (vergelijk de kernwoorden: zien, begeren, nemen).[44] En dat terwijl de nakomelingen van Seth de grootste mannen als hun leraars en leiders hadden gehad. Mannen die met God hadden gewandeld en geleefd, zoals Adam, Henoch en Noach. En toch werden de godvruchtigen, door zelfverkozen assimilatie, overwonnen door de goddelozen.[45]

Het gevolg hiervan? Dat lezen we in vers 4: ‘In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name’. De kinderen die uit deze ‘gemengde huwelijken’ voortkwamen worden ‘geweldigen’ en ‘mannen van naam’ genoemd. Deze kinderen komen op de aarde, die op dat moment al bevolkt was met reuzen. Het Hebreeuwse woord voor reus kan ook als tiran worden vertaald. Gelet op de context van het gehele hoofdstuk betekent dit vers vermoedelijk dat er een wreed, ruw en bloeddorstig geslacht was opgestaan die zich naast, of onder het gezag van, deze reuzen vestigden en dat er zo een tiranniek bewind op aarde werd uitgeoefend.[46] De anarchie, oorlogsdrang en chaos lijkt compleet.

Wat een droevige omschrijving van wat eens de kroon van de schepping was en waarvan God zei dat het zeer goed was (Gen. 1:31). Nu zegt de Bijbel het volgende over de mens: ‘En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. Toen berouwde het den HEERE, dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart. En de HEERE zeide: Ik zal den mens, dien Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb’ (Gen. 6:5-7).

God heeft verdriet over de mens en over zijn zonden. Het verdiende oordeel wordt uitgesproken. Er zal een wereldwijde vloed komen als vergelding voor de wijdverspreide zonde van de mensheid.[47] Maar ook hier blijkt Gods onbevattelijke zondaarsliefde. ‘Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN.’ (Gen. 6:8) Hij krijgt de opdracht om een ark te bouwen. ‘Maak u een ark van goferhout. Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder den hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest geven. Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten; en gij zult in de ark gaan, gij, en uw zonen, en uw huisvrouw, en de vrouwen uwer zonen met u.’ (Gen. 6:14a, 17-18)

Noach vond dus genade in de ogen van de HEERE. Dit is de eerste keer dat het woord genade in de Bijbel voorkomt. Dit woord wordt in het Oude Testament veelal gebruikt voor een situatie waarin iemand onverdiend genade ontvangt en ergens van gered wordt. Zo ook hier in het leven van Noach en zijn familie.[48] Noach ontving genade en als gevolg hiervan lezen wij dat hij als een rechtvaardig en oprecht man wandelde met God (Gen. 6:9).[49]

In Gen. 6:18 lezen we dat God een verbond opricht met Noach. Dit is de eerste keer dat het woord verbond voorkomt in de Bijbel. Het Hebreeuwse woord voor verbond (berieth) is ook te vertalen als alliantie of belofte. Voordat er ook maar één regendruppel is gevallen, richt God een verbond op met Noach. Hoewel Noach ook de zondvloed moet ondergaan, belooft God dat Hij hem zal behouden.

Deze belofte zal ongetwijfeld door Noachs gedachten zijn gegaan, toen de zondvloed kwam en de regen met geweld op de ark beukte en ze door elkaar werden geschud door de kracht van het water. Het was Gods belofte aan Noach wat hem en zijn familie redde. De ark dreef als het ware op Gods belofte door het oordeel heen. De wereldwijde zondvloed was allesvernietigend. Het water kwam met kracht op vanuit de aarde en vanuit de hemel (Gen. 7:11). Waar God in de schepping onderscheid maakte tussen land en water en tussen water op aarde en in de hemel, wordt deze scheppingsdaad hier tijdelijk weer teruggedraaid.[50]

De ark die Noach, zijn familie en een groot aantal dieren het leven redde, was een type van Christus. De ark van Noach kon vol raken, maar zolang er genadetijd is klopt een berouwvolle zondaar nooit tevergeefs aan bij Christus. In Hem zal een schare die niemand tellen kan zalig worden. In de ark van Noach zaten ook dieren. Na het laatste oordeel zal de kosmos worden vernieuwd en dat geldt ook voor het rijk van de dieren.[51]

Als de waterchaos eindelijk weer weg is, mag Noach de ark verlaten en weer op de aarde gaan wonen. De Heere maakt weer een nieuwe begin met Zijn schepping. Maar het is nog geen nieuwe schepping. Dat blijkt pijnlijk uit de verdere levensgeschiedenis van Noach en zijn familie. Ook het dierenrijk is nog niet vernieuwd, aangezien er bij het offer van Noach dierenbloed vloeide (Gen. 8:20).

Hoewel de mens nog steeds een zondig hart heeft, belooft God de aarde niet nogmaals te straffen met een watervloed. Het teken hiervan is de regenboog. Dit dient als een zichtbare herinnering aan Gods genadige belofte aan deze wereld, die niets anders verdient dan opnieuw onder water gezet te worden.[52]

De torenbouw van Babel: In Gen. 11:1-9 lezen wij over de torenbouw van Babel. Deze geschiedenis, met verstrekkende gevolgen, wordt kort en krachtig beschreven. De mensen op aarde hadden een plan, een doel en de techniek om dit te bereiken.[53] Voordat men met dit heilloze plan aan het werk ging, was heel de aarde van ‘enerlei spraak en enerlei woorden’. Dit betekent dat er maar één taal was.

Dit is niet verwonderlijk, aangezien alle mensen dezelfde voorouders hadden en bij elkaar woonden.[54] De mensen wilden een toren bouwen met de bedoeling dat hun namen nooit meer zouden worden vergeten. Ze hadden dus hun eigen eer op het oog. Daarnaast diende de toren ook als middel om niet te verdwalen. De aarde was groot en leeg in die dagen. Je kon zomaar verdwalen en dat kon je dood betekenen.

Dit klinkt als een plausibele reden, maar ook dit ging dwars tegen Gods gebod in. In Gen. 9:1 gebiedt de Heere het volgende: ‘Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde’. De mensen moesten zich dus verspreiden over de aarde. Hier komt nog bij dat het maken van zo’n hoge toren heiligschennis was. Men wilde letterlijk de hemel bestormen. De top moest tot in de hemel reiken (Gen. 11:4). Deze antieke wolkenkrabber was dus opnieuw een poging om als God te worden.[55]

De profeet Jesaja lijkt naar deze geschiedenis te verwijzen als hij het volgende over de koning van Babylon zegt: ‘Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads! Hoe zijt gij ter aarde nedergehouwen, gij, die de heidenen krenkte! En zeide in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst aan de zijden van het noorden. Ik zal boven de hoogten der wolken klimmen, ik zal den Allerhoogste gelijk worden. Ja, in de hel zult gij nedergestoten worden, aan de zijden van den kuil!’ (Jes. 14:12-15).

De Heere grijpt al snel in. Vanuit de hemel bezien stelt de hoge toren van Babel niets voor. Toch gaat deze toren in tegen de geboden van de Heere. Daarom daalt Hij af en verwart de spraak van de mensen. Hierdoor is het niet mogelijk om verder te bouwen. Wat de mensen wilden voorkomen, namelijk verdwalen, gebeurt door Gods oordeel alsnog.

De toren van Babel moest een monument worden van menselijke ijver en grootsheid. Het werd een toonbeeld van goddelijk oordeel over menselijke trots en arrogantie.[56] Vanaf dat moment spreekt men over Babel, wat van het Hebreeuwse werkwoord voor ‘verwarren’ afstamt.

Toch zal deze spraakverwarring niet altijd blijven. Op de dag dat de zonde voorgoed zal worden vernietigd, zullen mensen uit verschillende volken weer één zijn! Iets daarvan was al zichtbaar op de Pinksterdag toen mensen van verschillende volken en talen toch dezelfde boodschap van Gods heil konden verstaan. De zonde heeft dus niet het laatste woord. Dat heeft de levende God! (Zef. 3:9)

Belangrijke lessen uit Genesis 1-11:

1. Schepping
Het Bijbelboek Genesis leert ons dat God de Schepper is en dat alles wat buiten Hem bestaat schepping is. Dit laat Gods almacht en majesteit zien en leert ons dat God dus geen deel uitmaakt van deze schepping, maar dat Hij er boven staat. Hoewel God geen deel uitmaakt van de schepping, is Hij er wel op betrokken. Dat blijkt vanaf Gen. 1 tot en met het einde van de Bijbel. Hij is de genadige, barmhartige God Die de mensheid geschapen heeft en haar tot op dit moment onderhoudt en regeert.

De schepping is geheel afhankelijk van de Schepper. Deze afhankelijkheid is geen gevangenis en beperking, zoals de satan Manninne en Adam deed geloven, maar vrijheid in de diepste en rijkste zin van het woord! De mens mocht in deze goede schepping leven als beelddrager van God. Omdat de mens naar het beeld van God geschapen is, kon hij in vreugdevolle gemeenschap met God, de naaste, zichzelf en de schepping leven.[57] Dit beeld is door de zondeval zwaar beschadigd geraakt.

2. Zonde en opstand
Waar Gen. 1-2 spreken over een schepping in harmonie, laat Gen. 3-11 pijnlijk zien dat de schepping vervreemd is geworden van haar Schepper. De zondeval waardoor de gemeenschap met God verstoord werd, de huwelijksband tussen man en vrouw onder druk kwam te staan (3), de moord van Kaïn op Abel, gevolgd door het steeds ruwer en goddelozer worden van het nageslacht van Kaïn (4), de zonen van God die seksuele gemeenschap hadden met de vrouwen van de mensen (6:1-4), de zondvloed (6:5-7:24) en de torenbouw van Babel (11:1-9) zijn hier pijnlijke en beschamende voorbeelden van.

Waar de zonde begint met het niet luisteren naar Gods Woord en het overtreden van het gebod, leidt dit uiteindelijk tot de bijna gehele vernietiging van de mensheid door de zondvloed. De eerste schepping keert terug naar de waterchaos, die de aarde typeerde voordat er scheiding was aangebracht tussen land en zee.[58] De hoofdstukken 3-11 laten pijnlijk duidelijk zien waarom én waarvan de mensheid gered dient te worden.[59]

Zonder gelovige gemeenschap met God en een gehoorzamen van Zijn heilige Wet is de mens verloren en desintegreren samenlevingen en mensen van elkaar. Wat dat aangaat is dit eeuwenoude Bijbelboek hoogst actueel!

3. Genade
Tegenover de zonde en opstand van de mens schittert de genade van God. Zo geeft God het beschaamde mensenpaar Adam en Manninne kleding om hun naaktheid te bedekken. Dit is ook een beeld van Gods rechtvaardigheid die als het ware als een mantel om hen heen werd gehangen. Adam en Eva werden uit het paradijs gestuurd, maar met de moederbelofte en gekleed. Kaïn moest ronddolen op aarde, maar werd door God beschermd, de mensheid verdronk, maar Noach en zijn familie werden gespaard, etc.[60]

Deze genade kent wel haar grenzen. Wie zich in zonde en ongeloof blijft verzetten tegen het aanbod van vrije genade, zal eens ervaren dat hij rechtvaardig veroordeeld zal worden. Dat laat de geschiedenis van de zondvloed duidelijk zien.[61]

4. Adam als type van Christus
De eerste Adam was de eersteling van alle mensen op aarde. De tweede Adam is de eersteling van allen die straks op de nieuwe aarde zullen wonen. De dood is door één mens in de wereld gekomen en dit geldt ook voor hét leven. ‘Want indien door de misdaad van een de dood geheerst heeft door dien enen, veel meer zullen degenen, die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus.’ (Rom. 5:17)

Waar de eerste Adam voor de verleiding van de satan valt, overwint de tweede Adam (Mat. 4:1-11, Rom. 5:17). De eerste Adam werd een levende ziel door Gods inblazing, de tweede Adam een levendmakende Geest (Gen. 2:7, 1 Kor. 15:45). De eerste Adam is uit de aarde, stoffelijk, de tweede Adam is uit de hemel. ‘De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den Hemel.’ (1 Kor. 15:47)[62]

Met de zondeval is het beeld van God wat de mens in zich omdraagt zwaar beschadigd geraakt. Christus is gekomen als hét beeld van God. Naar Hem worden de gelovigen vernieuwd door de inwoning en werking van de Heilige Geest.[63] Nu ten dele, maar straks volkomen!

Vragen
1. Augustinus gaf eens het volgende voorbeeld: ‘Stel, een meisje krijgt van een jongen een verlovingsring. Ze is hier erg blij mee! Maar na verloop van tijd heeft ze alleen nog maar oog voor die ring en vergeet ze haar verloofde. Uiteindelijk brengt dit geschenk hen dus niet dichter bij elkaar, maar is het een bron van verwijdering geworden’. Welke lijnen zijn hier te trekken naar de schepping en de zondeval?
2. Ds. G. Boer zei eens het volgende in een preek: ‘Wie om de aarde de God der aarde vergeet, zal alles missen. Maar wie om Gods wil hier op aarde een vreemdeling wordt door de genade Gods, die zal èn hemel èn aarde erven. Voor deze erfenis staat de God van het Verbond borg in Zijn Woord’.[64] Wat zou ds. Boer hiermee bedoelen?
3. De volken rondom Israël probeerden hun goden en godinnen te manipuleren. Waarom kan, mag en hoeft de levende God niet gemanipuleerd te worden? Probeer Bijbelse voorbeelden in uw antwoord te verwerken.
4. Als God de Schepper van deze wereld is, mag Hij morele eisen aan Zijn schepselen stellen. Wat betekent dit voor het leven van alledag?
5. Lees Gen. 1:26-31. De mens is naar Gods beeld geschapen. God is ondoorgrondelijk. Volgens Augustinus is dit ook de reden dat wij onszelf vaak niet kunnen doorgronden. Wat zou Augustinus hiermee bedoeld hebben? Herkent u dit in uw eigen leven?

6. In het scheppen van de hemel en de aarde sprak God en het was er. Bij de mens treedt de Heere in een heilige samenspraak met Zichzelf. Volgens Calvijn geeft dit aan dat de Heere met iets groots en wonderlijks gaat beginnen. Bij deze samenspraak was niemand aanwezig. Toch heeft de Heilige Geest dit geopenbaard aan Mozes. Wat kunnen wij hieruit leren?
7. God staat aan het begin en het einde van de schepping. Hij regeert en roept de mens op om als onderkoning te regeren. Hoe kan de mens de schepping gebruiken en tegelijkertijd een goede rentmeester zijn?
8. Lees Gen. 3:1-7 en Jak. 1:15. Waaruit bestond de zonde van Manninne?
9. Wij spreken vaak over zonde op het horizontale vlak, dus wat de mens deed en doet. Legt Genesis 3 daar ook de nadruk op?
10. Lees Gen. 3:9-24. Adam gaf zijn vrouw Manninne de schuld. Als hoofd van zijn gezin had hij in het stof moeten buigen voor de Heere. Geestelijk gezien laat hij zijn bruid in de steek. Welke Bruidegom zal Zijn bruid nooit in de steek laten? Wat leert ons dit over de juiste christelijke houding tussen man en vrouw?

11. De beroemde Blaise Pascal (1623-1662) schreef eens naar aanleiding van Genesis 3 het volgende: ‘Wat voor een wonderlijk gedrocht is de mens eigenlijk? Zo fantastisch, bizar, chaotisch, paradoxaal, verkwistend, rechter over alles, zwakke aardworm, tjokvol met de waarheid, kerker vol twijfel en bedrog, glorie en vuilnis van de schepping.’[65] Wat vindt u van deze opmerking? Klopt dit Bijbels gezien?
12. Wat wil het zeggen dat de mens ‘totaal verdorven’ is na de zondeval?
13. Iemand zei eens: ‘Wie wil omschrijven wat een mens is, moet zowel Gen. 1 als Gen. 3 in zijn antwoord verwerken’. Wat zou hiermee bedoeld worden?
14. De HEERE heeft genadig willen voorkomen dat Adam en Manninne voor eeuwig zondig zouden zijn. Dit betekende dat Hij Zijn enige Zoon moest opofferen. Hoe kan het dan dat de mens van nature slecht denkt over de HEERE?!
15. Lees Gen. 3:21. In dit vers lezen wij over de eerste keer dat er bloed vloeit op aarde. Deze dieren hadden nooit kwaad gedaan. Toch worden die dieren gedood waar Adam en Eva bij staan. God stroopt die dieren de huid af en maakt daar bruikbare kleding van. Met deze nieuwe kleren aan, zullen Adam en Eva hebben staan kijken naar de bloedige overblijfselen van deze dieren die daar op de grond lagen.[66] Wat zal er door hen heen gegaan zijn? Naar wat en Wie wijst dit gedeelte heen?

16. Lees Gen. 3:22-24. De hof van Eden vaarwel zeggen was vreselijk, maar blijven zou nog erger geweest zijn.[67] Probeer uit te leggen waarin dit zo is.
17. Lees Gen. 3:26-31. De hof van Eden was het mooiste stukje aarde. Later zou de Heere het liefste dat Hij had geven: Zijn eniggeboren Zoon. Spurgeon riep daarom eens verwonderd uit: ‘Heere, hebt U de mens liever dan Uw eigen Zoon, omdat U Hem liet sterven voor ons?!’ Wat zou Spurgeon hiermee bedoelen? Is dit weleens een wonder geworden in uw leven?
18. Lees Gen. 4:1-2. Zoek op wat de namen Kaïn en Abel betekenen.[68] Lees vervolgens Gen. 2:19-20a. Wat valt u op?
19. Lees Gen. 4:1-16. Na de moord probeert Kaïn deze te verdoezelen door te liegen tegen God (Gen. 4:9). Waarom zou een mens proberen om zijn zonden te verduisteren? Waarom wil de Heere de zonden van de mens in het licht brengen?
20. Lees Luk. 11:49-51 en 1 Joh. 3:12. Wat leren deze teksten ons over Kaïn en Abel?

21. Lees de volgende teksten: Mar. 2:28, 4:36-41, 6:30-44, 45-51, Luk. 3:23-28, Joh. 1:1-2, 1 Kor. 8:6, Kol. 1:16-17. Welke lijnen zijn hier te trekken naar de schepping? Wat leren deze teksten over de Heere Jezus?
22. De schepping was en is een groot wonder. Dit geldt ook voor de herschepping van een mens. Lees de volgende teksten: 2 Kor. 4:6, 5:17, Éf. 2:10, 4:23-24, 5:8, Kol. 1:12-13, 2:13, 1 Pet. 2:9. Welke lijnen worden er getrokken tussen de schepping en de herschepping?
23. Lees 2 Pet. 3:4-7. Welke overeenkomsten en welke verschillen zijn er tussen de zondvloed toen en het laatste oordeel straks?
24. Welke overeenkomsten zijn er tussen de zondeval, de zondvloed en de toren van Babel?


Bibliografie
Aalders, G.Ch. Het Boek Genesis. Opnieuw Uit De Grondtekst Vertaald En Verklaard. Korte Verklaring     Der Heilige Schrift. Vol. 1, Kampen: Kok, 1985.
Aebi, E. Korte Inleiding Tot De Bijbelboeken. Culemborg: Internationale Bijbelbond, 2002.
Bakker, H.A., Kater, M.J., Van Vlastuin, W. Verantwoord Geloof: Handboek Christelijke Apologetiek.         Kampen: Summum, 2017.
Belcher Jr., R.P. Genesis: The Beginning of God's Plan of Salvation. Focus on the Bible. Fearn:                 Christian Focus, 2017.
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015.
Blocher, H. Original Sin: Illuminating the Riddle. New Studies in Biblical Theology. Vol. 5, Leicester:         InterVarsity Press, 1997.
Boer, G. Door Het Geloof...: Preken over Hebreeën 11. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1974.
———. Ik Ben De Alpha: Bijbellezingen over Genesis 1. Huizen: J. Bout, 1988.
Brown, A.G. This God Our God: Creator, Judge, Saviour. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013.
Calvijn, J. Institutie of Onderwijzing in De Christelijke Godsdienst, Vertaling: C.A. De Niet. Vol. 1,             Houten: Den Hertog, 2009.
Calvin, J. Commentary on the First Book of Moses Called Genesis. Vol. I, Michigan: Baker Book                 House, 2009.
Carson, D.A. Zo Is God: Waar Sta Ik in Gods Grote Verhaal? Franeker: Van Wijnen, 2012.
De Boer, P.A.H. (red.). Zoals Er Gezegd Is over De Vloed En De Toren. Phoenix Bijbel Pockets. Vol. 3,        Hilversum: De Haan N.V., 1966.
———. Zoals Er Gezegd Is over Het Paradijs. Vol. 2, Zeist: Standaard Boekhandel, 1962.
Dempster, S.G. Dominion and Dynasty: A Biblical Theology of the Hebrew Bible. New Studies in                Biblical Theology. Vol. 15, Downers Grove: InterVarsity Press, 2003.
Den Boer, C. Man En Vrouw in Bijbels Perspectief: Een Bijbels-Theologische Verkenning Van De     Man-Vrouw Verhouding Met Het Oog Op De Gemeente. Kampen: Kok, 1985.
DeYoung, K. Wat De Bijbel Werkelijk Leert over Homoseksualiteit. Apeldoorn: De Banier, 2016.
———. Woorden Om Te Leven: De Tien Geboden Voor Vandaag. Heerenveen: Groen, 2019.
Dillard, R.B., Longman III, T. Inleiding Op Het Oude Testament. Heerenveen: Groen, 2002.
English Standard Version Study Bible. Wheaton: Crossway, 2008.
Goligher, L. The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message. Bletchley: Authentic Media, 2006.
Henry, M. Matthew Henry's Commentary on the Whole Bible, Genesis to Deuteronomy. Vol. 1,                 Peabody: Hendrickson Publishers, 2009.
Johnson, D. The Universal Story: Genesis 1-11. Transformative Word. Bellingham: Lexham Press,             2018.
Keil, C.F., Delitzsch, F. The Pentateuch. Commentary on the Old Testament. Vol. 1, Michigan: William     B. Eerdmans, 1980.
Kohlbrugge, H.F. In Zijn Beeld. Kampen: De Groot Goudriaan, 2005.
Lloyd-Jones, D.M. Old Testament Evangelistic Sermons. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013.
Mangum, D., Custis, M., Widder, W. Genesis 1-11. Lexham Research Commentary. Bellingham:                 Lexham Press, 2012.
Mathews, K.A. Genesis 1-11:26. The New American Commentary. An Exegetical and Theological             Exposition of Holy Scripture. Vol. 1A, Nashville: Broadman & Holman Publishers, 1996.
McGrath, A.E. Geloof En Natuurwetenschap: Een Introductie. Kampen: Kok, 2001.
Murray, J. Collected Writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966, Volume 2: Select Lectures in Systematic     Theology. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2001.
Owen, J. The Death of Death in the Death of Christ. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2007.
Pascal, B. Pensées. Edited by A.J. Krailsheimer. London: Penguin, 1995.
Paul, M.J. Oorspronkelijk: Overwegingen Bij Schepping En Evolutie. Apeldoorn: Labarum Academic,     2017.
Provan, I., Long, V.P., Longman III, T. A Biblical History of Israel. Louisville: Westminster John Knox     Press, 2003.
Rehwinkel, A.M. De Zondvloed in Het Licht Van De Bijbel, De Geologie En De Archeologie.                     Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1972.
Roth, A.A. Oorsprong: Wetenschap En Bijbel Verenigd. Heerenveen: Groen, 2005.
Selderhuis, H.J. Calvijn: Handboek. Kampen: Kok, 2008.
Treur, J.W.J., "Lezing: Huwelijk, Echtscheiding En Single-Zijn Volgens 1 Korinthe 7," jwjtreur.blogspot.com, 2022.
———, "Schaamte in De Bijbel," jwjtreur.blogspot.com, 2016.
Van Genderen, J., Velema, W.H. Beknopte Gereformeerde Dogmatiek. Kampen: Kok, 1992.
Van Mourik, J. Het Beloofde Woord. Inleiding Op Het Oude Testament. Cursus Godsdienst Onderwijs         (Cgo). Hendrik-Ido-Ambacht: Tinto Media, 2020.
Van Woudenberg, R. Toeval En Ontwerp in De Wereld: Apologetische Analyses. Budel: Damon, 2003.
Van Woudenberg, R., Dekker, C., Van den Brink, G. (red.). Omhoog Kijken in Platland. Over Geloven         in De Wetenschap. Kampen: Ten Have, 2010.
VanGemeren, W.A. New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis. Vol. 4,             Michigan: Zondervan, 1997.
Vergunst, A.T. Brug Naar Genesis. Vol. 1, Apeldoorn: De Banier, 2012.
Vermij, R. Kleine Geschiedenis Van De Wetenschap. Amsterdam: Nieuwezijds, 2013.
Vriezen, Th.C., Van der Woude, A.S. De Literatuur Van Oud-Israël. Wassenaar: Servire, 1989.
Waltke, B.K., Yu, C. An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic Approach.         Michigan: Zondervan, 2012.
Wenham, G.J. Genesis 1-15. Word Biblical Commentary. Dallas: Word Books, 1987.


[1] J. Van Mourik, Het beloofde Woord. Inleiding op het Oude Testament, Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO), (Hendrik-Ido-Ambacht: Tinto Media, 2020), 14. R.B. Dillard, Longman III, T., Inleiding op het Oude Testament (Heerenveen: Groen, 2002), 61.
[2] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, (Apeldoorn: De Banier, 2015), 20.
[3] Th.C. Vriezen, Van der Woude, A.S., De literatuur van Oud-Israël (Wassenaar: Servire, 1989), 143. R.P. Belcher Jr., Genesis: The Beginning of God's Plan of Salvation, Focus on the Bible, (Fearn: Christian Focus, 2017), 49. Zie voor weer een andere driedeling: E. Aebi, Korte inleiding tot de Bijbelboeken (Culemborg: Internationale Bijbelbond, 2002), 14. G.J. Wenham, Genesis 1-15, Word Biblical Commentary, (Dallas: Word Books, 1987), xxi.
[4] I. Provan, Long, V.P., Longman III, T., A Biblical History of Israel (Louisville: Westminster John Knox Press, 2003), 108-09.
[5] W.A. VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, vol. 4 (Michigan: Zondervan, 1997), 663.
[6] English Standard Version Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2008), 47. Zie ook: D. Johnson, The Universal Story: Genesis 1-11, Transformative Word, (Bellingham: Lexham Press, 2018), 4-6.
[7] B.K. Waltke, Yu, C., An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach (Michigan: Zondervan, 2012), 174.
[8] Waltke, An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach, 175.
[9] A.A. Roth, Oorsprong: Wetenschap en Bijbel verenigd (Heerenveen: Groen, 2005), 376-78.
[10] ‘In ons natuurwetenschappelijk tijdperk zijn we geneigd de mens louter als een biologisch wezen te zien, maar de Bijbel confronteert ons met een andere visie op de mens als het keuze-wezen, dat verantwoording draagt voor de gehele kosmos.’ Bron: P.A.H. (red.) De Boer, Zoals er gezegd is over Het Paradijs, vol. 2 (Zeist: Standaard Boekhandel, 1962), 121.
[11] Zie voor een verdere studie naar de claims van evolutietheorieën: M.J. Paul, Oorspronkelijk: Overwegingen bij schepping en evolutie (Apeldoorn: Labarum Academic, 2017). H.A. Bakker, Kater, M.J., Van Vlastuin, W., Verantwoord geloof: Handboek Christelijke Apologetiek (Kampen: Summum, 2017), 383-442. R. Vermij, Kleine geschiedenis van de wetenschap (Amsterdam: Nieuwezijds, 2013), 205-38. A.E. McGrath, Geloof en Natuurwetenschap: Een introductie (Kampen: Kok, 2001), 123-221.
[12] R. Van Woudenberg, Dekker, C., Van den Brink, G. (red.), Omhoog kijken in platland. Over geloven in de wetenschap (Kampen: Ten Have, 2010), 171. Zie ook: R. Van Woudenberg, Toeval en ontwerp in de wereld: Apologetische analyses (Budel: Damon, 2003).
[13] Zie voor een verdere uitwerking van het auteurschap van Genesis: Bijbel met uitleg: Statenvertaling, 20. English Standard Version Study Bible, 36, 39. Belcher Jr., Genesis: The Beginning of God's Plan of Salvation, 16-20.
[14] Waltke, An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach, 175-76.
[15] Dit wordt ook wel ethisch monotheïsme genoemd.
[16] Waltke, An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach, 183-84.
[17] Waltke, An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach, 186-87.
[18] J. Van Genderen, Velema, W.H., Beknopte gereformeerde dogmatiek (Kampen: Kok, 1992), 294.
[19] D. Mangum, Custis, M., Widder, W., Genesis 1-11, Lexham Research Commentary, (Bellingham: Lexham Press, 2012), Gen. 1:1–2:3.
[20] Van Genderen, Beknopte gereformeerde dogmatiek, 296.
[21] Van Genderen, Beknopte gereformeerde dogmatiek, 297.
[22] J. Calvijn, Institutie of onderwijzing in de christelijke godsdienst, vertaling: C.A. de Niet, vol. 1 (Houten: Den Hertog, 2009), 192. Zie ook: H.J. Selderhuis, Calvijn: Handboek (Kampen: Kok, 2008), 260-63. K.A. Mathews, Genesis 1-11:26, vol. 1A, The New American Commentary. An Exegetical and Theological Exposition of Holy Scripture, (Nashville: Broadman & Holman Publishers, 1996), 164-72. Zie voor een andere visie op wat nu het beeld van God is: H.F. Kohlbrugge, In Zijn beeld (Kampen: De Groot Goudriaan, 2005), 20-21.
[23] J. Murray, Collected writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966, Volume 2: Select lectures in systematic theology (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2001), 6-7.
[24] Murray, Collected writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966, Volume 2: Select lectures in systematic theology, 8-10.
[25] Belcher Jr., Genesis: The Beginning of God's Plan of Salvation, 66.
[26] ‘De mens mag God vertegenwoordigen op aarde. Hij mag Gods heerlijkheid afstralen in het beheer van het geschapene. Daarin is hij onderscheiden van het dier. Daarin is de mens ook begiftigd met kwaliteiten, die hem in staat stellen om zijn roeping om koningskind te zijn te kunnen vervullen.’ Bron: C. Den Boer, Man en Vrouw in Bijbels Perspectief: Een Bijbels-theologische verkenning van de man-vrouw verhouding met het oog op de gemeente (Kampen: Kok, 1985), 39.
[27] K. DeYoung, Wat de Bijbel werkelijk leert over homoseksualiteit (Apeldoorn: De Banier, 2016), 13.
[28] K. DeYoung beschrijft dit glashelder in zijn boek Woorden om te leven: ‘Geen enkele relatie kan zo intiem, heerlijk, inspirerend en vreugdevol zijn als de huwelijksrelatie en geen enkele ervaring binnen die huwelijksrelatie kan zo intiem en krachtig zijn als seks. Dus spreekt het vanzelf dat dat duivel zijn zinnen op seks en het huwelijk heeft gezet. We moeten verwarring, misverstanden, verdraaiing en pijn verwachten, niet omdat seks en huwelijk slecht of niet de moeite waard zouden zijn, maar juist omdat het zulke goede gaven zijn’. Bron: K. DeYoung, Woorden om te leven: De Tien Geboden voor vandaag (Heerenveen: Groen, 2019), 109. Bovenstaande tekst is gedeeltelijk, bewerkt overgenomen uit: J.W.J. Treur, "Lezing: Huwelijk, echtscheiding en single-zijn volgens 1 Korinthe 7," jwjtreur.blogspot.com, 2022.
[29] L. Goligher, The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message (Bletchley: Authentic Media, 2006), 19.
[30] Goligher, The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message, 20.
[31] Goligher, The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message, 20.
[32] D.A. Carson, Zo is God: Waar sta ik in Gods grote verhaal? (Franeker: Van Wijnen, 2012), 45.
[33] Carson, Zo is God: Waar sta ik in Gods grote verhaal?, 48.
[34] J.W.J. Treur, "Schaamte in de Bijbel," jwjtreur.blogspot.com, 2016.
[35] D.M. Lloyd-Jones, Old Testament Evangelistic Sermons (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013), 9.
[36] ‘An expression like ‘cosmic tragedy’ is a more suitable expression than ‘fall’. The flagrant rebellion against the divine word by the pinnacle of creation, which has just been invested with the divine rule, is a heinous crime against the cosmos and its Creator.’ Bron: S.G. Dempster, Dominion and dynasty: A Biblical Theology of the Hebrew Bible, vol. 15, New Studies in Biblical Theology, (Downers Grove: InterVarsity Press, 2003), 66.
[37] Goligher, The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message, 22. Murray, Collected writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966, Volume 2: Select lectures in systematic theology, 69.
[38] Carson, Zo is God: Waar sta ik in Gods grote verhaal?, 50.
[39] Terecht noemt A.T. Vergunst dit een oorlogsverklaring van God aan de satan en de macht van de zonde in het hart van Gods kinderen. Zie ook: A.T. Vergunst, Brug naar Genesis, vol. 1 (Apeldoorn: De Banier, 2012), 80-81.
[40] Terecht noemde de puritein John Owen Christus ‘de dood van de dood’. Zie ook: J. Owen, The death of death in the death of Christ (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2007).
[41] H. Blocher, Original Sin: Illuminating the Riddle, vol. 5, New Studies in Biblical Theology, (Leicester: InterVarsity Press, 1997), 132-33.
[42] ‘Humans live to around a century when health is good. We now know that genetically-controlled reproduction of cells sets this limitation. Why is it that our cells just quit reproducing and allow our bodies to literally degenerate despite the fact that our environment and eating remain the same? […] Scientists will continue to puzzle about this genetic limitation on lifespan built into our biology, but the reason for this limitation is cryptically addressed in Genesis 6.’ Bron: Johnson, The Universal Story: Genesis 1-11, 68.
[43] ‘It was fitting that the small portion which God had adopted, by special privilege, to himself, should remain separate from others. It was, therefore, base ingratitude in the posterity of Seth, to mingle themselves with the children of Cain, and with other profane races; because they voluntarily deprived themselves of the inestimable grace of God.’ Bron: J. Calvin, Commentary on the First Book of Moses called Genesis, vol. I (Michigan: Baker Book House, 2009), 238. Zie ook: C.F. Keil, Delitzsch, F., The Pentateuch, vol. 1, Commentary on the Old Testament, (Michigan: William B. Eerdmans, 1980), 127-34. G.Ch. Aalders, Het boek Genesis. Opnieuw uit de grondtekst vertaald en verklaard, vol. 1, Korte verklaring der Heilige Schrift, (Kampen: Kok, 1985), 198-99.
[44] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, 30.
[45] A.M. Rehwinkel, De zondvloed in het licht van de Bijbel, de geologie en de archeologie (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1972), 258.
[46] Belcher Jr., Genesis: The Beginning of God's Plan of Salvation, 89-90.
[47] De Heere Jezus verwijst hier later na als Hij spreekt over het laatste oordeel (Mat. 24:37-41). Zie ook: A.G. Brown, This God our God: Creator, Judge, Saviour (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013), 55-67.
[48] ‘De familie, het gezin wordt als een eenheid opgevat en de redding van Noach betekent de redding van het menselijke leven op aarde.’ Bron: P.A.H. (red.) De Boer, Zoals er gezegd is over De vloed en de toren, vol. 3, Phoenix Bijbel Pockets, (Hilversum: De Haan N.V., 1966), 95.
[49] Goligher, The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message, 39. Zie ook: M. Henry, Matthew Henry's Commentary on the Whole Bible, Genesis to Deuteronomy, vol. 1 (Peabody: Hendrickson Publishers, 2009), 44.
[50] VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, 4, 642.
[51] Goligher, The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message, 41.
[52] Dempster, Dominion and dynasty: A Biblical Theology of the Hebrew Bible, 15, 73.
[53] Johnson, The Universal Story: Genesis 1-11, 89.
[54] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, 37.
[55] Wenham, Genesis 1-15, 239.
[56] Wenham, Genesis 1-15, 242.
[57] VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, 4, 672.
[58] Wenham, Genesis 1-15, li.
[59] Wenham, Genesis 1-15, lii.
[60] VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, 4, 664.
[61] Goligher, The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message, 38.
[62] Aebi, Korte inleiding tot de Bijbelboeken, 14.
[63] Van Genderen, Beknopte gereformeerde dogmatiek, 308.
[64] G. Boer, Ik ben de Alpha: Bijbellezingen over Genesis 1 (Huizen: J. Bout, 1988), 29.
[65] B. Pascal, Pensées, ed. A.J. Krailsheimer (London: Penguin, 1995), 34. Aangehaald in: Carson, Zo is God: Waar sta ik in Gods grote verhaal?, 64.
[66] Vergunst, Brug naar Genesis, 1, 90.
[67] Vergunst, Brug naar Genesis, 1, 92-93.
[68] ‘Als u nu eens bedenkt, dat toen God de dieren tot Adam en Eva, tot de mens bracht, zij trefzeker deze dieren bij hun namen noemden naar hun aard, precies in de roos geschoten, dan zeggen we: wat waren ze toen verlicht. Maar dan zeggen we ook: wat zijn ze daarna verduisterd, en wij er bij!’ Bron: G. Boer, Door het geloof...: Preken over Hebreeën 11 (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1974), 11.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22