Meditatie: Exodus 2:1-10

Wie nadenkt over Gods voorzienigheid zal merken dat er geen Bijbelboek is waar Gods voorzienigheid niet in naar voren komt. Dit geldt ook zeker voor het Bijbelboek Exodus. Wij lezen met elkaar Exodus 2:1-10:

1 En een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van Levi.
2 En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij schoon was, zo verborg zij hem drie maanden.
3 Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en zij leide het knechtje daarin, en leide het in de biezen, aan den oever der rivier.
4 En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, wat hem gedaan zou worden.
5 En de dochter van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier; en haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen zij het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen, en liet het halen.
6 Toen zij het open deed, zo zag zij dat knechtje; en ziet, het jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes der Hebreeën!
7 Toen zeide zijn zuster tot Farao's dochter: Zal ik heengaan, en u een voedstervrouw uit de Hebreinnen roepen, die dat knechtje voor u zoge?
8 En de dochter van Farao zeide tot haar: Ga heen. En de jonge maagd ging, en riep des knechtjes moeder.
9 Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje en zoogde het.
10 En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot Farao's dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes, en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen.

Wat een dubbel gevoel moet dat zijn geweest. Dankbaarheid om opnieuw de kinderzegen te ontvangen en tegelijkertijd grote angst vanwege de dreiging van de farao. Want zijn bevel was duidelijk geweest: ‘Alle zonen, die geboren worden, zult gij in de rivier werpen, maar al de dochteren in het leven behouden’ (Ex. 1:22b). Wat een tranen en een leed moet dit veroorzaakt hebben, want denk maar niet dat het bij het doden van deze kleine jongetjes bleef. De ouders zullen hun zonen niet zonder slag of stoot hebben overgegeven aan de verdrinkingsdood. Blinde haat leidde tot moord. Hierbij waren kinderen het kind van de rekening. Er was ook toen niets nieuws onder de zon…

Het is in deze donkere tijd dat Amram en Jochebed een zoon van God ontvangen. Maar hun lieve kind opgeven aan de dood, dat konden ze niet. Niet in de eerste plaats omdat het hun kind was, maar omdat ze door het geloof zagen dat God iets met dit jongetje voorhad. Dat blijkt uit het feit dat er staat dat het kindje schoon, dat hij mooi, was (Ex. 2:2). De ouders hebben deze schoonheid van Mozes opgemerkt als een teken van Gods gunst en zorg.[1] Hebreeën 11:23 bevestigd dit: ‘Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang van zijn ouders verborgen, overmits -omdat- zij zagen, dat het kindeken schoon was; en zij vreesden het gebod des konings niet’. Amram en Jochebed werden dus niet alleen gedreven door ouderliefde, maar vooral door het geloof. De Heere zal voorzien! Daarom verbergt zijn moeder Jochebed hem drie lange, bange maanden. Toen ging het niet langer. Het kindje begon te hard te huilen. Het was niet meer te verbergen.

Maar achter dit worstelen van deze jonge ouders, is Gods voorzienigheid al aan het werk. Terwijl de joden zuchten onder de slavernij is de HEERE reeds bezig met de verlossing van het volk voor te bereiden. Amram en Jochebed kregen een kindje, maar wat ze niet konden bevroedden is dat zij de vader en moeder mochten zijn van de verlosser van hun volk. En toch, het moet nog door een diepe weg gaan. Gods voorzienigheid betekent niet dat de gelovigen moeilijkheden, verdriet en tranen bespaard worden. Het is door lijden tot heerlijkheid. God spaart niet voor kruis- en drukwegen, maar Hij belooft: Ik ben erbij! Daniël moest de leeuwenkuil in, de drie vrienden de brandende oven en Mozes het water. Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en zij leide het knechtje daarin, en leide het in de biezen, aan den oever der rivier (Ex. 2:4).

Het Hebreeuwse woord voor kistje (têvâh) is hetzelfde woord wat gebruikt wordt voor de ark van Noach (Gen. 6-8).[2] Deze ark was een symbool van het graf. Ik las in een commentaar dat het hart van de moeder als met een zwaard doorstoken werd bij het zien van haar geliefde kind, wat als het ware in een graf werd neergelegd.[3] En waar brengt ze hem dan? Naar de oever van de rivier. Naar die plek waar de kleine jongetjes een wrede dood vonden. Wat zal er door Jochebed heengegaan zijn? Ongetwijfeld een gebed: ‘Heere, wilt U in deze nood voorzien en voor mijn kind zorgen?’[4] En dat heeft de HEERE gedaan! Door Zijn voorzienigheid koos de dochter van de farao juist die plek uit om te baden. In de Nijl waarvan de Egyptenaren geloofden dat er bovennatuurlijke kracht vanuit ging.[5]

En dan ziet ze het. Een kistje! Snel stuurt ze een van haar dienstmeisjes erheen om het op te halen. En let dan op Gods wonderlijke voorzienigheid: Toen zij het open deed, zo zag zij dat knechtje; en ziet, het jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes der Hebreeën! (Ex. 2:6)

De dochter van de farao had het door. Dit is een kindje van de joden. Dit is een jongetje wat helemaal niet in leven mag zijn, laat staan blijven. Maar precies als zij het kistje opent, huilt het jongetje en stroomt barmhartigheid haar hart binnen.[6] In tegenstelling tot haar ontaarde vader, heeft zij liefde tot dit kind. De vader moordt, de dochter ontfermt zich.[7] Wat zorgt de Heere toch wonderlijk voor Mozes! Want de dochter van de farao laat het niet bij het redden van dit kleine jongetje, maar ze kiest ervoor om het kind te adopteren.[8] Waarom? Omdat de Heere dat zo in haar hart legde. Vanwege Zijn Vaderlijke voorzienigheid mocht en wilde de dochter van de farao de adoptiemoeder van Mozes worden.

We weten hoe de geschiedenis verder is gegaan. Hoe Jochebed op het juiste moment uit haar schuilplaats kwam en de dochter van de farao durfde aan te spreken. Hoe zij toestemming kreeg om haar moeder te halen en hoe de dochter van de farao het goed vond dat Jochebed, nota bene tegen betaling, en nu zonder vrees voor de soldaten van de farao, Mozes op mocht voeden. ’s Morgens had ze hem nog overgegeven in de hand van de HEERE, ’s avonds ligt het kindje opnieuw aan haar borst.

En de farao? Het bevel van deze machtige man werkt door Gods voorzienigheid het tegenovergestelde uit! Had hij dit moordbevel niet uitgevaardigd, dan was Mozes niet in de Nijl gelegd en ook niet door zijn dochter uit het water gehaald.[9] Dan was Mozes ook niet aan het koninklijke hof gekomen, waar hij een uitmuntende opleiding ontving die hem later van pas zou komen bij leiden van de Israëlieten door de woestijn (Hand. 7:22). Maar voordat Mozes naar het hof zal gaan, wordt hij opgevoed door zijn eigen moeder. Als met de moedermelk drinkt hij de liefde voor Israël en bovenal voor de God van Israël in.[10] Mozes ontving zijn naam van de prinses, maar zijn opvoeding van zijn moeder. Wonderlijke leiding van God! Nog voordat de Israëlieten riepen om verlossing, was de HEERE al bezig met het voorbereiden van de verlosser.

Hoewel Gods Naam niet genoemd wordt in Exodus 2:1-10, is Zijn Hand hier duidelijk te zien. Midden in een tijd van dood en wanhoop stuurde de levende God een kind die het Verbondsvolk zou gaan verlossen. Hij werd in een biezen kistje op het water gelegd. Levensgevaarlijk en toch zo veilig, omdat God erin voorzag. Door Gods voorzienigheid draaide de dochter van de farao het kistje niet om, maar drukte ze het kindje aan haar hart. Door Gods voorzienigheid kon Mozes opgroeien om op de tijd en wijze van de HEERE het volk van de joden uit Egypte te leiden. Door Gods voorzienigheid mocht Mozes leven en is hij op Zijn tijd thuisgehaald, waarna hij door de HEERE Zelf begraven is (Deut. 34:6). Door Gods voorzienigheid mocht Mozes eeuwen later, samen met Elia, verschijnen op de berg waar de Heere Jezus, de meerdere Mozes, verheerlijkt werd (Mat. 17:5). Deze meerdere Mozes werd ook ooit als klein Kindje geboren op deze aarde om Gods volk te redden. Deze meerdere Mozes werd geboren in een tijd waarin ook kleine kinderen gedood werden en ook Hij zou eens in een graf gelegd worden (Mat. 2:16). De meerdere Mozes, Die ook stierf op een berg, maar juist zo de weg heeft gebaand naar het hemelse Kanaän. En zou er, met eerbied gesproken, geen goddelijke barmhartigheid door het hart van God de Vader zijn gestroomd, toen Hij Zijn lieve Zoon opwekte op de paasmorgen?

Wat is Gods voorzienigheid een troost voor hen die geleerd hebben en telkens opnieuw weer leren dat Hij regeert. En wie wij ook zijn en wat wij ook meegemaakt hebben of nog meemaken, wie gelooft in de Heere Jezus Christus zal eens thuis komen om dan mee te mogen zingen met een schare die niemand tellen kan, waarvan wij lezen in Openbaring 15:3: ‘En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!’


Bibliografie
Carson, A. The History of Providence, as Manifested in Scripture. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2012.
Douma, J. Mozes De Man Gods. Kampen: J.H. Kok, 1923.
Durham, J.I. Exodus. Word Biblical Commentary. Vol. 3, Nashville: Thomas Nelson, 1987.
Harman, A.M. Exodus: God's Kingdom of Priests. Focus on the Bible. Fearn: Christian Focus, 2017.
Mackintosh, C.H. Aantekeningen Op Exodus. Aalten: Uit het Woord der Waarheid, 1970.


[1] J. Douma, Mozes de man Gods (Kampen: J.H. Kok, 1923), 9.
[2] A.M. Harman, Exodus: God's kingdom of priests, Focus on the Bible, (Fearn: Christian Focus, 2017), 58.
[3] C.H. Mackintosh, Aantekeningen op Exodus (Aalten: Uit het Woord der Waarheid, 1970), 13.
[4] Douma, Mozes de man Gods, 11.
[5] Harman, Exodus: God's kingdom of priests, 59.
[6] J.I. Durham, Exodus, vol. 3, Word Biblical Commentary, (Nashville: Thomas Nelson, 1987), 16.
[7] Douma, Mozes de man Gods, 11-12.
[8] A. Carson, The History of Providence, as manifested in Scripture (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2012), 67.
[9] Douma, Mozes de man Gods, 12.
[10] Douma, Mozes de man Gods, 13.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22