Beknopte theologie van Exodus

Introductie: Het Griekse woord ‘Exodus’ betekent ‘uitgang', ‘vertrek’ of ‘verlaten'.[1] Dit Bijbelboek gaat over de redding van de Israëlieten uit de slavernij in Egypte en hun vestiging in Kanaän als een volk. Als natie wordt zij geregeerd door Gods wetten en onder de voorwaarden van Zijn verbond. Het Bijbelboek beschrijft de periode tussen het sterven van Jozef (Ex. 1:6) en de ingebruikname van de tabernakel in het tweede jaar na de uittocht uit Egypte (Ex. 40:17).[2]


Na ongeveer vierhonderd jaar in Egypte is de familie van Jakob uitgegroeid van zeventig personen tot twee à drie miljoen leden. De angst van de farao, dat het volk een staatsgreep zou kunnen plegen, is dus niet geheel ongegrond. In dit tweede boek van Mozes lezen wij hoe God aan Israël genadig is en hoe het priesterschap en de eredienst vormkrijgen, die op hun beurt weer het fundament vormden voor de tempel, de synagoge en de kerk.[3]

Dat het Bijbelboek Exodus een vervolg is op het Bijbelboek Genesis blijkt wel uit het feit dat Gen. 46:47 spreekt over de zeventig zonen van Jakob en dat Ex. 1:5 verwijst naar de zeventig zonen van Jakob.[4] Op deze manier heeft Mozes beiden boeken aan elkaar willen verbinden. Waar de HEERE in Genesis de mensheid het bevel geeft om zich te vermenigvuldigen en de aartsvaders belooft om hen tot een groot volk te maken, lezen wij in Exodus hoe zowel dit bevel als deze belofte gestalte krijgen.

Exodus vormt hét voorbeeld van Gods reddend handelen in de levens van de uitverkorenen en is daarmee ook een voorbeeld voor al Gods reddende handelen tot op vandaag de dag. Het volk van de joden wordt gered uit Egypte en gebracht in het beloofde land. Deze twee zaken worden dicht bij elkaar gehouden in Exodus. Redden van en redden tot. Wij zouden dit het ‘exodusmotief’ kunnen noemen. Dit motief is kenmerkend voor het Bijbelboek: slavernij en vrijheid, rebellie (Sv.: murmureren) en geloof, de tirannie van de farao en het Koningschap van de HEERE.[5] Overigens komt dit exodusmotief vaker voor in het Oude en Nieuwe Testament. Zo kan het verwijzen naar de verlossing van de knellende macht van het Assyrische of Babylonische rijk of heeft het een eschatologische betekenis.[6] De rode draad is telkens dat God reddend gaat handelen en dat niets of niemand Hem kan stoppen.

Het exodusmotief laat dus zien waar het volk van gered wordt, maar ook waartoe het gered wordt. Zo valt het op dat er twee vormen van dienstbaarheid voorkomen in het Bijbelboek Exodus. De eerste vorm is de harde slavendienst in Egypte (Ex. 2:23-25) en de tweede vorm is de liefdevolle onderwerping aan God, omdat Hij hen uit Egypte, uit het diensthuis heeft uitgeleid (Ex. 20:2).[7] Anders gezegd, het eerste deel gaat over Gods redding en het tweede deel gaat over de reactie op deze redding, namelijk het leven volgens het verbond wat God met het volk heeft opgericht.[8] Dit laatste onderstreept de HEERE op ontroerende wijze in Ex. 19:4-6a: Gijlieden hebt gezien, wat Ik den Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen, en u tot Mij gebracht heb. Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn; en gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn.

Dit motief zorgt er voor dat Exodus een Bijbelboek is van hoogte- en dieptepunten. We lezen van Israëls vreugde na de verlossing en van haar opstand tegen God. Israël belooft God gehoorzaam te zijn, waarop de eerste ongehoorzaamheid volgt. Hoewel de HEERE belooft de Aanwezige te zijn, veronachtzaamt het volk deze belofte vanwege de afwezigheid van Mozes, de vertegenwoordiger van God.[9] Het volk ontvangt manna in de woestijn om vervolgens te klagen over de eenzijdigheid van dit voedsel. Men wil weten Wie de HEERE is, maar men is zo bevreesd door Gods verschijning dat ze smeken dit nooit meer mee te hoeven maken. Hierin is Israël ook een afspiegeling van het leven van de gelovige. Ook Gods kinderen zijn dikwijls niet op hun plaats en leren door de Heilige Geest zichzelf in te lezen in de hardnekkigheid van het verbondsvolk in de woestijn. Maar ze leren ook dat Gods barmhartigheid en genade onbevattelijk groot zijn! Anders zou er nooit iemand in het beloofde land, ofwel op de nieuwe aarde, aankomen.

Auteur: Mozes is de auteur van het Bijbelboek Exodus. Dat hij de pen ter hand heeft genomen was een uitdrukkelijk bevel van de HEERE (Ex. 17:14, 25:9 en 34:27-28). Mede door zijn uitstekende opleiding aan het hof van de farao beschikte Mozes over de vaardigheid om alles ordelijk op schrift te stellen.[10]

Mozes was een zoon van Amram en Jochebed. Het gezin behoorde tot de stam van Levi. Zij leefden onder moeilijke en zware omstandigheden in Egypte.[11] De bevoorrechte positie van de Israëlieten onder Jozef was tot een einde gekomen, omdat er een farao op de troon was gekomen die Jozef niet gekend had (Ex. 1:8). Deze farao is vermoedelijk Thoetmosis I.[12] Eerst werd geprobeerd om Israëls kracht te breken door harde slavendienst. De Israëlieten werden gedwongen om mee te werken aan grote staatsprojecten, waaronder de steden Pitom en Raamses (Ex. 1:11). Later werd het afschuwelijke moordbevel gegeven dat alle pasgeboren zonen in de Nijl verdronken moesten worden.[13] Moet u zich eens proberen voor te stellen wat dat betekent. Je eigen kind, direct na de geboorte, gaan verdrinken in de Nijl. Herodes zou later zijn soldaten hiervoor de opdracht geven, maar de farao gaf dit bevel aan de joden zelf (Ex. 1:22).[14] Achter dit vreselijke bevel, gaat de duivel zelf schuil die strijdt tegen het vrouwenzaad.[15] U begrijpt dat de blijdschap van Amram en Jochebed om de geboorte van Mozes een bittere bijsmaak had…

Als Mozes geboren wordt, verbergt zijn moeder Jochebed hem drie lange, bange maanden. Ze zijn hierin God meer gehoorzaam dan de farao. Dit blijkt uit Hebr. 11:23: ‘Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang van zijn ouders verborgen, overmits zij zagen, dat het kindeken schoon was; en zij vreesden het gebod des konings niet’. Amram en Jochebed werden dus niet alleen gedreven door ouderliefde, maar ook door het geloof. Ze hebben de schoonheid van Mozes vermoedelijk opgemerkt als een teken van Gods gunst en zorg.[16] De Heere zal voorzien! Ook hier schittert Gods zorg voor Zijn volk. Terwijl de Israëlieten zuchten onder de slavernij is God reeds bezig met de verlossing van het volk voor te bereiden. Amram en Jochebed raken in verwachting van een kindje. Wat ze niet konden vermoeden is dat zij de vader en moeder mochten worden van de verlosser van het volk. ‘En een man van het huis van Levi ging, en nam een dochter van Levi. En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij schoon was, zo verborg zij hem drie maanden. (Ex. 2:1-2) Mozes was niet het eerste kindje van Amram en Jochebed. Mirjam en Aäron waren de oudere broer en zus van Mozes.[17]

Mozes, de man Gods. Middelaar van de Sinaï.[18] Met Elia mocht hij verschijnen aan de Heere Jezus tijdens de verheerlijking op de berg. In de hemel wordt zijn lied gezongen. ‘En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!’ (Openb. 15:3)

Het is hierbij opvallend dat Mozes niet alleen het volk uit Egypte mag leiden, maar dat zijn leven een voorafschaduwing is wat Israël gaat overkomen. Zijn redding uit het water is een voorafschaduwing van de redding van het volk van het water. Zijn ontsnapping na de dood van een Egyptenaar is een prelude op de vlucht van het volk na de dood van velen Egyptenaren (Ex. 2:11-15, 12:29-39), de veertig jaar dat Mozes in de woestijn moest leven, wijst heen naar de veertig jaar dat het volk door de woestijn moest trekken. De ontmoeting van de HEERE bij de brandende braambos wijst heen naar de ontmoeting tussen het volk en de HEERE bij de berg Sinaï (Ex. 19-24).[19]

Maar voordat dit zo is, moet Mozes nog door een diepe weg gaan. Eerst moet hij nog in een biezen kistje gelegd worden. Jochebed kon hem niet langer in huis houden (Ex. 2:3). Maar de liefde is vindingrijk! Ze maakt van papyrusriet een kleine ark.[20] Deze maakt ze waterdicht en draagt het naar de Nijl. ‘Nog één blik en dàn…, ja, het moet… Jochebed gaat heen. Zij heeft gedaan wat zij kon en geeft het nu over aan de Heere.’[21] De zus van Mozes, Mirjam, moet maar achterblijven om te zien wat er zal gebeuren (Ex. 2:4). De gedachte achter deze handeling van Jochebed is dat ze het kind als het ware in de hand geeft van God Die macht heeft over het water.[22] De Egyptenaren dachten dat de Nijl zelf een god was. Jochebed wist wel beter.

En dan komt de redding. De dochter van de farao, haar naam was Hatsjepoet, arriveert.[23] Ze komt om zich te baden en ziet het kistje in het midden van het riet. In tegenstelling tot haar ontaarde vader, heeft zij liefde voor dit kindje. De vader moordt, de dochter ontfermt zich.[24] Wat zorgt de Heere toch wonderlijk voor Mozes. ’s Morgens was hij in levensgevaar, ’s avonds ligt het kindje opnieuw aan de borst van zijn moeder. Gods voorzienigheid schittert in de vindingrijkheid van Jochebed, in de bewaring van het kind in het riet, in het huilen van de kleine Mozes, in het medelijden van de prinses en in de tijdige tussenkomst van de slimme Mirjam.[25]

Farao’s bevel werkt het tegenovergestelde uit! Had hij zijn gebod niet uitgevaardigd, dan was Mozes niet in de Nijl gelegd en ook niet door zijn dochter uit het water gehaald.[26] Dan was hij niet aan het koninklijke hof gekomen, waar hij een uitmuntende opleiding ontving die hem later van pas zou komen bij leiden van de Israëlieten.[27] Maar voordat Mozes naar het hof zal gaan, wordt hij opgevoed door zijn eigen moeder. Als met de moedermelk drinkt hij de liefde voor het volk van de joden in.[28] Mozes ontving zijn naam van de prinses, maar zijn opvoeding van zijn moeder. De naam Mozes klinkt als het Hebreeuwse werkwoord mashah, wat ‘uit trekken’ betekent. De naam lijkt ook verwant met het gebruikelijke Egyptische woord voor ‘zoon’. Omdat de dochter van de farao wist dat hij van joodse origine was, kan het zijn dat ze bewust een naam heeft gekozen die recht deed aan zijn afkomst én toekomst.[29]

Hoe oud Mozes geweest is toen zijn moeder hem bij het hof bracht – zal er toen geen zwaard door haar ziel gegaan zijn? – kunnen we niet uit de tekst opmaken.[30]

Deze zaken vinden allemaal plaats in de eerste veertig jaar van zijn leven. Het leven van Mozes is in te delen in drie perioden van veertig jaar. De eerste veertig jaar leeft, leert en werkt hij aan het hof van farao. In de veertig jaar die hierop volgen werkt Mozes als schaapherder bij zijn schoonvader Jethro. Hierop volgt de laatste, meest belangrijke periode van zijn leven, namelijk als leider van het joodse volk om het te brengen door de woestijn naar Kanaän (Ps. 77:20).[31] Amenhotep II is de -vermoedelijke- farao die regeerde tijdens de uittocht uit Egypte. Zijn eerstgeboren zoon werd niet zijn opvolger, want die was gestorven tijdens de tiende plaag (Ex. 12:29). Thoetmosis IV volgde hem op, maar hij had grote moeite om zijn koningschap te legitimeren.[32] Het Egyptische volk leefde dus nog lang in onrust en onzekerheid als gevolg van de straffende hand van God.

Datering: Het dateren van de exodus is nog niet zo eenvoudig. We weten niet met volle zekerheid welke farao er regeerde tijdens de uittocht van het volk van de Israëlieten. 1 Kon. 6:1 is een Bijbeltekst die helpt om de exodus historisch te plaatsen: Het geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste jaar, na den uitgang der kinderen Israëls uit Egypte, in het vierde jaar van het koninkrijk van Salomo over Israël, in de maand Ziv (deze is de tweede maand), dat hij het huis des HEEREN bouwde.

Over het algemeen wordt aangenomen dat het vierde regeringsjaar van koning Salomo plaatsvond in 966 v. Chr. Telt hierbij 480 jaar op en men komt op een datering van de exodus zo rond 1446 v. Chr.[33]

Het Bijbelboek Exodus schreef Mozes tijdens de veertigjarige reis van het volk Israël door de woestijn, tussen 1446-1406 v. Chr.[34]

De structuur van Exodus:

Israël in Egypte (1:1-13:16)
I. Het nageslacht van Israël, de vervolging en de verlosser (1:1-2:25)
II. De roeping van de verlosser, zijn opdracht en gehoorzaamheid (3:1-7:7)
III. De tien machtige daden en de exodus: het bewijs van de aanwezigheid van de HEERE (7:8-13:16)
Israël in de woestijn (13:17-18:27)
Israël bij de Sinaï (19:1-40:38)
I. De komst van de aanwezigheid van de HEERE en het sluiten van het verbond (19:1-24:18)
II. Aanwijzingen van de HEERE voor de eredienst (25:1-31:18)
III. De eerste ongehoorzaamheid van Israël en de nasleep hiervan (32:1-34:35)
IV. Israëls gehoorzaamheid aan de geboden van de HEERE (35:1-40:38)[35]

De brandende braambos (Ex. 3:1-22): Mozes was veertig jaar als herder in dienst van zijn schoonvader Jethro, de priester van Midian, toen er opnieuw een wonder in zijn leven gebeurde. Op een dag zoals alle anderen, leidt hij de schapen tot Horeb, de berg van God (Ex. 3:1). En dan, voor Mozes totaal onverwacht, heeft hij een ontmoeting met de Engel des HEEREN, Die tot hem spreekt vanuit een brandende braambos. Zo kan de HEERE nog steeds werken, als wij plotseling een ontmoeting met Hem hebben door Zijn Woord en Geest. Als onze aandacht gegrepen wordt en wij niet anders meer kunnen dan eerbiedig luisteren naar de levende God.

Mozes ziet plotseling een brandende braambos. Dat deze in brand stond was niet opvallend, dat gebeurde wel meer in de woestijn. Het bijzondere zat hem in het feit dat het braambos niet verteerd werd door het vuur. Mozes maakt hier bijna een fout door te komen vanuit nieuwsgierigheid en niet vanuit eerbied.[36] Daarom waarschuwt de HEERE hem. Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, om te bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, en zeide: Mozes, Mozes! En hij zeide: Zie, hier ben ik! En Hij zeide: Nader hier niet toe; trek uw schoenen uit van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig land. (Ex. 3:4-5)

Wat hier gebeurd is niet primair een ontdekking of de uitkomst van een zoektocht, maar openbaring! Mozes ontmoet hier geen vlam, maar een Persoon en daarom moest hij zijn schoenen van de voeten doen. Hierin ligt ook een les voor ons. Ook wij dienen met eerbied Gods Woord te bestuderen en te bidden om een persoonlijke ontmoeting met Dezelfde God Die eens aan Mozes verscheen.

God openbaart hier aan Mozes in eerste plaats Zijn heiligheid. Daarom dient Mozes zijn schoenen van de voeten te doen. Hij is een heilig God en een verterend vuur buiten Christus.

Maar de HEERE openbaart hier meer. Hij openbaart ook Zijn genade en mededogen. En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord, vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend. (Ex. 3:7)

De HEERE gaat Zijn volk bevrijden. Dat is het goede nieuws, het Evangelie, wat Hij aan Mozes bekend maakt! Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honing. (Ex. 3:8a)

God openbaart Zich en maakt bekend wat Hij gaat doen. Mensen die gebonden zijn, verlossen. Zo werkt de HEERE vandaag de dag nog steeds.

Mozes zag een brandende braambos die niet verteerd werd. De HEERE laat hier op indrukwekkende wijze zien dat Hij wil wonen te midden van een zondig volk, zonder dat zij verteerd wordt.[37] Hoe dat kan? Omdat de hitte van Gods toorn over de zonde eeuwen later zou ontbranden op Golgotha.

Mozes ontmoet hier de levende God, Die hem naar Egypte stuurt om de Israëlieten uit Egypte te voeren. Hierop volgen een aantal vragen en bezwaren van Mozes. Een van de vragen luidt welke naam Mozes mag noemen als de Israëlieten vragen welke God hem gestuurd heeft. Het indrukwekkende antwoord van de HEERE luidt: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden! (Ex. 3:14)

A. van de Beek schrijft hierover het volgende: ‘God poneert zichzelf: ‘Ik ben.’ Alle spreken over God begint bij en door God zelf. […] Er is geen twijfel mogelijk. Dat is het grote verschil tussen de zelfopenbaring van Israëls God en de moderniteit. De eerste begint met fundamenteel vertrouwen, de tweede met fundamentele twijfel’.[38]

Het gouden kalf en Mozes als type van Christus (Ex. 32:30-33:15): In Ex. 24 lezen wij dat Mozes de opdracht krijgt om samen met Aäron, Nadab en Abíhu (de twee zonen van Aäron) en zeventig oudsten de berg Sinaï te beklimmen. Op veilige afstand van de top moeten ze knielen voor de HEERE. Mozes krijgt daarna de opdracht om verder omhoog te klimmen.[39] Hij verblijft vervolgens veertig dagen en veertig nachten op de top van de berg.[40]

Terwijl Mozes daar is, geeft God hem de opdracht om de tabernakel te maken en omschrijft precies hoe deze eruit moet zien en waarvan deze tabernakel gemaakt moet worden. Ook geeft de HEERE aan Mozes de twee stenen tafelen van de wet, beschreven door God Zelf.

Maar terwijl de Heere tot Mozes spreekt, is het volk bezig om het verbond te breken (Ex. 24:7). Het duurt zo lang, Mozes is vast gestorven en wie zal er nu voor ze zorgen?! Er moet een afgodsbeeld komen en Aäron moet hiervoor gaan zorgen. Of Aäron geprotesteerd heeft? We lezen er niets van. Aäron maakt het afgodsbeeld en beschaamt daarmee het vertrouwen van Mozes en zondigt, samen met het volk, ernstig tegen de HEERE, Die had verboden dat men afgodsbeelden zou maken en aanbidden (Ex. 20).

Het gouden kalf wat Aäron maakte was zeer waarschijnlijk een tweedimensionale afbeelding van een kalf. Het kalf werd in Egypte als god vereerd, dus dit was niet nieuw voor het volk.[41] Als het volk verder kon reizen, zou deze afbeelding voor het volk uitgedragen worden, zodat iedereen wist dat de Israëlieten niet vogelvrij waren, maar beschermd werden door deze god. Liever had men dus een gouden afbeelding die hen verder leidde, dan de levende God, Die hen had gered van de vreselijke slavernij in Egypte.[42] Aangrijpend!

De HEERE zegt hierop tegen Mozes dat Hij het volk wil vernietigen. Mozes werpt zich hierop voor de HEERE neer en smeekt Hem om het volk te sparen. Eerbiedig wijst Mozes de Heere God op het verbond wat de HEERE met Abraham, Izak en Jakob gesloten heeft. De HEERE betoont hierna Zijn grote barmhartigheid en vernietigt het volk niet.

Hierna daalt Mozes de berg af en keert samen met Jozua, die halverwege op hem wachtte, terug tot het volk. Dan ziet Mozes het volk dansen en feestvieren voor het gouden kalf.[43] In heilige toorn gooit hij de twee stenen tafels kapot op de grond. De boze en verdrietige Mozes ondervraagt hierop Aäron en geeft de stam van Levi de opdracht om de mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan de afgoderij te doden.[44] Drieduizend Israëlieten vinden die dag de dood als straf op hun zonden.[45]

Direct de andere dag maakt Mozes zich klaar om de berg opnieuw op te klimmen, maar niet voordat hij eerst het volk heeft toegesproken: ‘Misschien zal ik een verzoening doen voor uw zonde’ (Ex. 32:30b). Hoewel Mozes dit niet hoefde te doen gaat hij terug naar God om te proberen verzoening tot stand te brengen. Maar hoe het zal aflopen? Mozes weet het niet.

Dan komt Mozes bij de HEERE terug op de berg. Eerlijk en zonder omhalen belijdt hij de grote zonde van het volk. Mozes smeekt de HEERE om het volk te vergeven. ‘Nu dan, indien Gij hun zonde vergeven zult!’ En Mozes zegt er nog iets bij: ‘Doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt’. HEERE, als U dit lastige, goddeloze, ongehoorzame, ontevreden volk niet wilt vergeven, delg mij dan maar uit Uw boek.

Maar dat is voor Mozes toch niet erg? Als hij sterft, mag hij voor altijd bij de HEERE zijn. Nee, dat zegt Mozes niet. HEERE, als U het volk niet wilt vergeven, delg mij nu uit Uw boek. Dat wil zeggen: HEERE, werpt U mij maar in de buitenste duisternis, in de hel waar ik voor altijd gescheiden zal zijn van U.

Ziet u achter Mozes, de Meerdere Mozes staan? Ook Hij bood Zich aan voor doodschuldige zondaren. Hij onderging het kruis en ging onder aan het kruis. De hel bliksemde leeg op Golgotha, waardoor er redding mogelijk is voor een ieder die schuilt bij dit kruis.

Mozes moest terug naar het volk. Hij mocht het volk vertellen dat de HEERE, uit louter genade, barmhartigheid en zondaarsliefde het verbond met Abraham, Izak en Jakob laat voortbestaan (Ex. 33:1). Maar er is ook droevig nieuws. De HEERE zal niet langer met het volk optrekken. Dat zou voor het volk te gevaarlijk zijn. Met eerbied gesproken, de HEERE beschermt het volk tegen Zijn eigen toorn tegen de zonde. ‘Want gij zijt een hardnekkig volk; dat Ik u op dezen weg niet vertere.’ (Ex. 33:3b) In plaats daarvan zal er een engel voor het aangezicht van het volk gaan.

Het volk Israël wist heel goed dat een engel machtig genoeg is om hen te leiden en beschermen. Ze horen nog die Egyptische vrouwen huilen en schreeuwen, nadat hun eerstgeborenen door de verderfengel waren gedood.[46] Wie de bescherming van een engel krijgt hoeft niet te vrezen. Beter een engel mee, dan helemaal alleen de woestijn door te moeten zonder bescherming.

En neemt het volk hier genoegen mee? Nee. Gode zij dank niet! Het volk reageert niet opgelucht, maar verslagen. Ze leggen hun sieraden van zich af als teken van hun berouw over de zonde en blijven waar ze zijn.[47] Het volk wil, kan en durft de verre reis niet aan zonder dat de HEERE met hen meegaat.[48]

Opnieuw gaat Mozes de HEERE aanroepen en smeken om het volk niet te straffen door niet met hen op te trekken. Een engel is niet genoeg. ‘Nu dan, ik bidde, indien ik genade gevonden heb ik Uw ogen, zo laat mij nu Uw weg weten en ik zal U kennen, opdat ik genade vinde in Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk is’. HEERE, gaat toch met mij en met dit volk mee. Dit volk is toch van U. Liefdevol klinkt daarop het antwoord van de HEERE: ‘Zou Mijn aangezicht moeten medegaan om u gerust te stellen?’ Toen zeide hij (Mozes) tot Hem: Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons vanhier niet optrekken.

Met eerbied gesproken, Mozes kon, mocht en wilde niet genoegen nemen met een engel. Nee, de HEERE moest Zelf mee, anders moest het volk maar blijven waar ze was. Liever een leven in de woestijn, dan een reis en het beloofde land zonder God.

Dit gebed, deze geloofsbelijdenis, deze hartenkreet van Mozes vormt één van de parels van het Bijbelboek Exodus. ‘Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons van hier niet optrekken.’ Wat is het nodig dat de HEERE ook met ons meegaat door de reis van dit leven. Zonder Zijn gunst en nabijheid kunnen, mogen en moeten wij niet verder leven. En wat een goed nieuws, wat een Evangelie, dat wij dat ook niet hoeven. Want wie op de HEERE vertrouwt, u mag ook zeggen wie in Hem gelooft, ziet zich omringt door Zijn weldadigheid. Dan weten wij niet hoe de toekomst eruit zal zien. Dan kan de weg voor ons onbekend zijn, maar zolang wij dagelijks de HEERE vragen om ons voor te gaan met Zijn heillicht, zodat wij onze treden gaan zetten in Zijn spoor, dan zal onze voet niet uitglijden. Dan zal het ons, wat er ook gebeurt, in de diepste zin van het woord: welgaan.

De verschijning van de HEERE aan Mozes (Ex. 33:18-34:9): In deze perikoop geeft de Heere God een van de rijkste openbaringen van Zichzelf. Op de menswording van Christus na is dit misschien wel het hoogtepunt van Gods Zelfopenbaring in heel de Bijbel. Niet zonder reden komt het Oude Testament meerdere malen op deze openbaring terug (Ps. 103:8, Joël 2:13, Nah. 1:3).[49]

Nadat Mozes heeft gevraagd aan God om Zijn heerlijkheid te mogen zien, zegt God dat Mozes omhoog moet klimmen op een rots. Dan zal de HEERE Mozes in een kloof zetten en met Zijn hand bedekken. Anders zou Mozes deze ontmoeting met Gods heerlijkheid niet overleven (Ex. 33:20-23).

De HEERE nu kwam nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam des HEEREN. Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid. Mozes nu haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich. En hij zeide: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk; doch vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot een erfdeel! (Ex. 34:5-9)

Deze indrukwekkende en majestueuze Zelfopenbaring van God is een verhoring van het gebed van Mozes om Gods heerlijkheid te mogen zien. Nadat de HEERE Zijn Naam geproclameerd heeft, openbaart Hij dat Hij barmhartig en genadig is. Hij is lankmoedig. In het Hebreeuws staat hier een woord wat letterlijk ‘lang van neusgaten zijn’ betekent. Dat betekent dat de HEERE niet gereed staat om bij het minste of geringste een oordeel te voltrekken. Daarom zegt de Bijbel verschillende keren dat God tot ‘toorn verwekt’ werd door Zijn volk, maar niet één keer dat Hij ‘tot liefde verwekt’ of ‘tot barmhartigheid verwerkt’ werd. Dane Ortlund zegt hierover terecht:

‘Zijn toorn moet uitgelokt worden; Zijn barmhartigheid is als een boordevol vat dat op het punt staat over te stromen. Wij zijn geneigd te denken dat God Zijn toorn heeft opgekropt, als een strakgespannen veer, en dat het vat van Zijn barmhartigheid maar langzaam voller wordt. Het tegendeel is waar.’[50]

‘Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden’, betekent dat de HEERE tot in duizend generaties tot in duizend geslachten zal tonen (Deut. 7:9). Dit betekent dat de HEERE nooit met Zijn toewijding aan het verbond zal stoppen om Christus’ wil.

‘Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid.’ Ook deze woorden zijn troostrijk voor de gelovigen. De HEERE is een God van recht. Zonde en schuld kunnen niet ongestraft blijven. Opnieuw Dane Ortlund: ‘Zijn verbondsliefde stroomt duizend generaties door, maar generatiezonden bezoekt Hij tot aan de derde of vierde generatie. […] Zijn barmhartigheden reizen door duizend generaties heen, ver, vér na de derde of vierde generatie’.[51]

Mozes kon het aangezicht van de HEERE niet zien. Dat zou hem verteren. Eeuwen later zou het wel mogelijk zijn voor zondige mensen om de HEERE te zien en in leven te blijven. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. (Joh. 1:14) De Heere Jezus kwam naar deze aarde om in vlees en bloed te doen wat God in het Oude Testament alleen in de wind en een stem had gedaan.[52]

Exodus en het Nieuwe Testament: In het Nieuwe Testament wordt er vaak naar de exodus verwezen.[53] Dit om het reddende handelen van God in de heilsgeschiedenis te belichten. Ook worden er elementen uit de exodus aangehaald die heenwijzen naar de Persoon en het werk van de Heere Jezus. Zo wijst Stefanus heen naar de exodus om daarmee aan te tonen hoe ondankbaar veel joden zijn tegenover God (Hand. 7:35-43). Ook de apostel Paulus verwijst in Handelingen naar de exodus om daarmee Gods trouw te benadrukken (Hand. 13:17-18). Dit doet hij opnieuw in 1 Kor. 10:1-6, waar hij vooral de christenen wil waarschuwen om niet in zonden en afgoderij te leven.

En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee; En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben; En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus. Maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen. En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben. (1 Kor. 10:1-6)

Ook Mattheüs verwijst naar de exodus als hij uitlegt dat er een analogie is tussen de exodus van het volk en het Kind wat door God uit Egypte wordt geroepen (Mat. 2:15, zie ook Hos. 11:1). Wat het volk Israël laat liggen en waarin het zondigt, volbrengt de Heere Jezus. Markus vergelijkt de verzoeking van de Heere Jezus in de woestijn met de veertig jaar waarin het volk Israël rondzwierf (Mar. 1:12-15).[54]

Belangrijke lessen uit Exodus:

1. De HEERE is aanwezig in het midden van het volk
Gods Zelfopenbaring aan Mozes dat Hij de HEERE is en dat Hij in het midden van het volk wil wonen en werken vormt de belangrijkste theologische boodschap van het Bijbelboek Exodus (Ex. 3:14).[55] De HEERE belooft met het volk te zijn, hen te bevrijden en in het beloofde land te brengen. De HEERE is namelijk ook aanwezig in Egypte en heeft daar het volk zien lijden (Ex. 3:7-10). Hieruit blijkt Zijn alomtegenwoordigheid en almacht.

De openbaring van God aan Mozes in Ex. 3 en 4 laat zien dat de HEERE met Mozes zal zijn. Het is in deze kernhoofdstukken dat de HEERE openbaart Wie Hij Is en wat Hij gaat doen (Ex. 3:17, 19-22, 4:21-23). Daarom mag er met recht gezegd worden dat de Verbondsgod zegt wat Hij doet en doet wat Hij zegt. Hij is de Betrouwbare gebleken! Zijn Naam is een samenvatting van al Gods beloften.[56]

Hoewel Israël wel gehoord had van God, kende ze Hem niet meer uit eigen ervaring. Uit louter genade en liefde van Gods kant gaat Hij het volk een zesvoudige openbaring van Zijn Wezen geven. Zo maakte de HEERE Zich bekend als:

1. Verlosser, met als teken het paaslam (Ex. 12)
2. Aanvoerder, met als teken de wolk- en vuurkolom (Ex. 13:21)
3. Bevrijder, met als teken het scheiden van de Rode Zee (Ex. 14:19-22)
4. Heelmeester (Ex. 15:26)
5. Levensbron, met als teken de gave van manna en water uit de rots (Ex. 16:13-15, 17:1-7)
6. Overwinnaar (Ex. 17:8-16)[57]

2. Het verbondsvolk
God verkiest de joden als Zijn verbondsvolk en wil door hen als HEERE erkend en gediend worden. Daarom verlost de HEERE hen uit Egypte. En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal u tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleidde van onder de lasten der Egyptenaren. (Ex. 6:6) Hier ligt ook een indrukwekkende link met het Bijbelboek Genesis. Waar God in Gen. 1 en 2 de mensheid schiep om in vrijheid en vrede met Hem te leven, lezen we in Gen. 3 dat de mens in opstand komt tegen God en de gemeenschap met de Schepper vernietigd wordt. Alle harmonie, schoonheid en heiligheid wordt verbroken door een doelbewuste daad van de mens. In Exodus lezen we over hoe de HEERE de gemeenschap met Zijn volk gaat herstellen.[58] Waar in Genesis vooral individuen door de HEERE worden opgezocht, wordt in Exodus een geheel volk aangesproken en gered.

De HEERE geeft in Ex. 19:5-6 een ontroerende beschrijving aan dit volk: Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn; En gij zult Mij een priesterlijk koninkrijk, en een heilig volk zijn. Dit zijn de woorden, die gij tot de kinderen Israëls spreken zult.

De unieke verbondsrelatie tussen de HEERE en Israël gaf hen dus een eigen identiteit tussen alle andere volken. God eist van Zijn verbondsvolk om heilig en rechtvaardig te leven. Dit wordt kernachtig samengevat in de wetgeving op de Sinaï. Dit heilig en rechtvaardig leven had als doel om Gods heiligheid en rechtvaardigheid te weerspiegelen naar de andere volken.[59] Hierin ligt ook een belangrijke les voor de kerk anno nu!

Door de gang van Israël door de woestijn en de intocht in het beloofde land kreeg de wereld zicht op Gods wijsheid. Ook krijgt ze hiermee toegang tot Zijn zegen, want uit dit volk zal eens de meerdere Mozes geboren worden, Die als Herder de verloren schapen van Israël en de andere volken bijeen zal vergaderen (Joh. 10:16).[60]

3. De HEERE Zelf strijdt voor het verbondsvolk
De tien plagen laten de strijd tussen de HEERE en de farao van Egypte zien. Dit is ook een geestelijke strijd, waarbij de HEERE laat zien dat Hij machtiger is dan de afgoden van Egypte. Direct vanaf het begin is duidelijk Wie deze strijd zal winnen, doordat de slang van Aäron de slangen van de tovenaar opeet.[61] Dit was een duidelijke waarschuwing aan het adres van de farao. Een waarschuwing die hij negeerde. De afgoden van Egypte zijn toch wel sterker, zo dacht de farao. Dit zou een fatale misrekening blijken.[62] Dat de HEERE de staf van Aäron laat veranderen in een slang is niet zonder reden. De slang was een belangrijk symbool van Egyptische macht. De farao’s droegen een staande cobra op hun kronen.[63]

Hierop brandt de strijd tussen de HEERE en de farao los. De eerste plaag, waarbij het water in bloed werd veranderd, zich, niet zonder reden, tegen de Nijl. De Egyptenaren zagen deze rivier als een godheid, die ze vereerden onder de naam Hapi (Ex. 7:14-25). Bij de negende plaag werd de zon verduisterd. Blijkbaar was de HEERE machtiger dan Amonre, de Egyptische god van de zon.[64] Bij de tiende plaag stierven de eerstgeborenen in Egypte, maar de HEERE ging Zijn volk voorbij als er bloed aan de deurposten was gesmeerd.[65] Het bloed van het paaslam moest door de vader van het gezin, met een bundeltje hysop, een soort heidestruik, aan de beide zijposten en de bovendorpel van het huis gestreken worden. Deze straf voor de Egyptenaren was een heenwijzing naar het verzoenend bloed van de Heere Jezus Christus. Wie in Hem gelooft, is veilig voor het laatste oordeel wat aanstaande is.

Ds. I. Kievit zei hier eens het volgende over: ‘Met rode letters werd als het ware voor het huis geschreven: hier is de poort van de dood. Wie hier binnentreden zijn kinderen des doods, kinderen van bloedschuld. Wier eigen bloed verdiende vergoten te worden. Maar, nu wordt de bewoner juist door dit bloed verschoond, omdat hij wordt beschouwd als te zijn gestorven in het lam. Daarom is achter dit bloed bevrijding en door dit bloed vrede. Het verderf moet voorbijgaan, want het heeft zijn eis gehad’.[66]

4. Gered tot eer en verheerlijking van God
De HEERE heeft Zijn eer op het oog in Wie Hij Is en in wat Hij doet. De exodus was tot Zijn eer. Hiervan getuigt ook Ps. 106:7-8: Onze vaders in Egypte hebben niet gelet op Uw wonderen; zij zijn der menigte Uwer goedertierenheid niet gedachtig geweest; maar zij waren wederspannig aan de zee, bij de Schelfzee. Doch Hij verloste hen om Zijns Naams wil, opdat Hij Zijn mogendheid bekend maakte.

De HEERE geeft Mozes de opdracht om aan farao bekend te maken dat het volk Hem moet eren. Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao, en spreek tot hem: Alzo zegt de HEERE, de God der Hebreeën: Laat Mijn volk trekken, dat het Mij diene. (Ex. 9:1) Hierop verhardde de farao zichzelf en verzette zich tegen deze boodschap. Toch wordt ook hierdoor God geëerd. Tot driemaal toe belooft God dat Hij Zich zal verheerlijken door farao heen. Maar waarlijk, daarom heb Ik u verwekt, opdat Ik Mijn kracht aan u betoonde, en opdat men Mijn Naam vertelle op de ganse aarde. (Ex. 9:16) En Ik zal Farao's hart verstokken, dat hij hen najage; en Ik zal aan Farao en aan al zijn heir verheerlijkt worden, alzo dat de Egyptenaren zullen weten, dat Ik de HEERE ben. En zij deden alzo. (Ex. 14:4) En Ik, zie, Ik zal het hart der Egyptenaren verstokken, dat zij na hen daarin gaan; en Ik zal verheerlijkt worden aan Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagens en aan zijn ruiters. (Ex. 14:17)

Deze belofte is uitgekomen! Direct na de doortocht door de rode zee verheerlijkt het volk de HEERE (Ex. 15).

Toen zong Mozes en de kinderen Israëls den HEERE dit lied, en spraken, zeggende: Ik zal den HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen. De HEERE is mijn Kracht en Lied, en Hij is mij tot een Heil geweest; deze is mijn God; daarom zal ik Hem een liefelijke woning maken; Hij is mijns vaders God, dies zal ik Hem verheffen! De HEERE is een krijgsman; HEERE is Zijn Naam! Hij heeft Farao's wagens en zijn heir in de zee geworpen; en de keure zijner hoofdlieden zijn verdronken in de Schelfzee. De afgronden hebben hen bedekt; zij zijn in de diepten gezonken als een steen. O HEERE! Uw rechterhand is verheerlijkt geworden in macht; Uw rechterhand, o HEERE! heeft den vijand verbroken! En door Uw grote hoogheid hebt Gij, die tegen U opstonden, omgeworpen; Gij hebt Uw brandende toorn uitgezonden, die hen verteerd heeft als een stoppel. En door het geblaas van Uw neus zijn de wateren opgehoopt geworden; de stromen hebben overeind gestaan, als een hoop; de afgronden zijn stijf geworden in het hart der zee. De vijand zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen, ik zal den buit delen, mijn ziel zal van hen vervuld worden, ik zal mijn zwaard uittrekken, mijn hand zal hen uitroeien. Gij hebt met Uw wind geblazen; de zee heeft hen gedekt, zij zonken onder als lood in geweldige wateren! O HEERE! wie is als Gij onder de goden? wie is als Gij, verheerlijkt in heiligheid, vreselijk in lofzangen, doende wonder? Gij hebt Uw rechterhand uitgestrekt, de aarde heeft hen verslonden! Gij leidde door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert hen zachtkens door Uw sterkte tot de liefelijke woning Uwer heiligheid. De volken hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom heeft de ingezetenen van Palestina bevangen. Dan zullen de vorsten van Edom verbaasd wezen; beving zal de machtigen der Moabieten bevangen; al de ingezetenen van Kanaän zullen versmelten! Verschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid van Uw arm zullen zij verstommen, als een steen, totdat Uw volk, HEERE! henen doorkome; totdat dit volk henen doorkome, dat Gij verworven hebt. Die zult Gij inbrengen, en planten hen op den berg Uwer erfenis, ter plaatse, welke Gij, o HEERE! gemaakt hebt tot Uw woning, het heiligdom, hetwelk Uw handen gesticht hebben, o HEERE! De HEERE zal in eeuwigheid en geduriglijk regeren! Want Farao's paard, met zijn wagen, met zijn ruiters, zijn in de zee gekomen, en de HEERE heeft de wateren der zee over hen doen wederkeren; maar de kinderen Israëls zijn op het droge in het midden van de zee gegaan. (Ex. 15:1-19)

Na deze verheerlijking van de HEERE trekt het volk verder de woestijn in. Na drie dagen reizen door de woestijn Sur heeft het volk dorst. Dan arriveren ze in Mara, maar daar is het water niet drinkbaar. In plaats van op de HEERE te vertrouwen murmureert het volk. Door een wonder wordt het water drinkbaar en trekt het volk verder naar de oase in Elim (Ex. 15:27). Nadat het volk deze plaats verlaten heeft komen zij in de woestijn Sin. Deze is gelegen tussen Elim en Sinaï. Hier murmureert het volk opnieuw. Ditmaal om eten. Hierop mag het volk opnieuw getuige zijn van de heerlijkheid van de HEERE, waarna Hij hen belooft manna en kwartels te geven. Daarna zeide Mozes tot Aaron: Zeg tot de ganse vergadering der kinderen Israëls: Nadert voor het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft uw murmureringen gehoord. En het geschiedde, als Aaron tot de ganse vergadering der kinderen Israëls sprak, en zij zich naar de woestijn keerden, zo ziet, de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de wolk. (Ex. 16:9-10)

Ook bij de berg Sinaï mag het volk iets van de heerlijkheid van de HEERE zien. Hier ontvangen zij de woorden van het verbond waarmee zij tot eer en verheerlijking van Gods heilige Naam zouden kunnen leven. Toen Mozes op den berg geklommen was, zo heeft een wolk den berg bedekt. En de heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinaï, en de wolk bedekte hem zes dagen, en op den zevenden dag riep Hij Mozes uit het midden der wolk. En het aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, op het opperste diens bergs, in de ogen der kinderen Israëls. (Ex. 24:15-17)

Hierna volgt de verdrietige en beschamende verering van het gouden kalf. De HEERE is hier vertoornt over, omdat het volk wat Hij gered had tot Zijn eer, Hem de eer niet geeft. Mozes smeekt of de HEERE het volk niet wil vernietigen, door te wijzen op het verbond.[67] Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid. (Ex. 32:13)

Hierna klimt Mozes op tot de berg en vraagt aan de HEERE of hij Zijn heerlijkheid mag zien (Ex. 33:18). Als Mozes vervolgens terugkomt bij het volk, straalt hij iets van deze heerlijkheid uit. En het geschiedde, toen Mozes van den berg Sinaï afging (de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, als hij van den berg afging), zo wist Mozes niet, dat het vel zijns aangezichts glinsterde, toen Hij met hem sprak. Als nu Aaron en al de kinderen Israëls Mozes aanzagen, ziet, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom vreesden zij tot hem toe te treden. (Ex. 34:29-30)

De laatste hoofdstukken van het Bijbelboek Exodus bevatten gedetailleerde instructies voor de bouw van de tabernakel. De Israëlieten waren gered om de HEERE groot te maken op de manier zoals Hij dat wil. Dit geldt voor alle gelovigen van alle tijden en plaatsen! De HEERE wilde het volk bij de tabernakel heiligen door Zijn heerlijkheid. En daar zal Ik komen tot de kinderen Israëls; opdat zij geheiligd worden door Mijn heerlijkheid. (Ex. 29:43) Anders gezegd, door de HEERE te verheerlijken en te eren komt het schepsel tot zijn ware bestemming. De tabernakel en later de tempel, die de hemel op aarde vertegenwoordigden, wijzen heen naar het samenvloeien van hemel en aarde in het Nieuwe Jeruzalem (Openb. 21-22).[68]

Het Bijbelboek Exodus is een lofzang op Gods reddende genade. Dit is evangelie! De Israëlieten werden niet uit Egypte gered, omdat ze een zondeloos en voorbeeldig leven leidden, maar vanwege de eer en heerlijkheid van de HEERE! Laten wij daarom meebidden met Ps. 106, ook wel de ‘exodus psalm’ genoemd: Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit de heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid loven, ons beroemende in Uw lof. Geloofd zij de HEERE, de God Israëls, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid; en al het volk zegge: Amen, Hallelujah! (47-48)[69]

5. De wetgeving op de Sinaï
Het joodse recht is het oudste nog levende recht dat wij tegenwoordig nog kennen. De kern daarvan vormen de Tien Geboden en de vijf boeken van Mozes.[70] Exodus laat duidelijk zien dat de Tien Geboden een goddelijke oorsprong hebben. Ze zijn door de HEERE Zelf op twee stenen tafelen gegrift en aan Mozes gegeven (Ex. 32:16, 34:28). De beide tafels zijn later in de ark van het verbond gelegd (Deut. 10:2, 1 Kon. 8:9). J.J.H. Post spreekt daarom terecht over de Tien Geboden als de grondwet van het joodse volk.[71]

6. De HEERE vraagt ongedeelde liefde
Nadat het verbondsvolk in Ex. 32 het gouden kalf had aanbeden en zich had verlaagd tot het heidendom van de omliggende volken, was hun verbintenis met de HEERE onder druk komen staan. Nadat Mozes zich als middelaar tussen de HEERE en het volk had opgeworpen, vernieuwde God het verbond en verzekerde de joden van Zijn blijvende aanwezigheid tijdens hun reis naar het beloofde land. Als een teken van deze verbondsvernieuwing gaf God aan Mozes de opdracht om twee nieuwe stenen tafels te maken. Toen Mozes dit gedaan had klom hij opnieuw de berg Sinaï op, waar de Heere Zich op een heerlijke wijze openbaarde. Hierbij toont de Heere Zijn heiligheid en Zijn trouw aan het verbond.

In Ex. 34:12-17 vertelt de Heere wat Hij van Zijn verbondsvolk verwacht: Wacht u, dat gij toch geen verbond maakt met den inwoner des lands, waarin gij komen zult; dat hij misschien niet tot een strik worde in het midden van u. Maar hun altaren zult gijlieden omwerpen, en hun opgerichte beelden zult gij verbreken, en hun bossen zult gij afhouwen. (Want gij zult u niet buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is IJveraar! een ijverig God is Hij!) Opdat gij misschien geen verbond maakt met den inwoner van dat land; en zij hun goden niet nahoereren, noch hun goden offerande doen, en hij u nodigende, gij van hun offerande ete. En gij voor uw zonen vrouwen neemt van hun dochteren; en hun dochteren, haar goden nahoererende, maken, dat ook uw zonen haar goden nahoereren. Gij zult u geen gegoten goden maken.

Deze geboden zijn erop gericht om Israël te beveiligen tegen de zogenaamde natuurreligies van de volken rondom. De joden gingen het beloofde land tegemoet wat vol was van afgodendienst. Zonder ervaring in de landbouw was de verleiding groot om zich te voegen naar de gebruiken van Kanaän, inclusief het aanroepen van de afgoden die konden helpen bij de groeien van de gewassen. Uit opgravingen van een grote hoeveelheid afbeeldingen van Astarte uit de Late Bronstijd in Palestina, blijkt hoe vaak het volk met deze vruchtbaarheidsriten in aanraking moet zijn gekomen en hoe groot deze verzoeking dus was.[72]

De verering van het gouden kalf liet zien hoe geneigd Israël was om zich in te laten met de afgodsdiensten van de omliggende volken. Om die reden openbaart God dat Hij de heidense samenlevingen en de afgoden waarop deze samenlevingen gebaseerd waren zou uitdrijven. Zie, Ik zal voor uw aangezicht uitdrijven de Amorieten, en de Kanaänieten, en de Hethieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten. (Ex. 34:11) De boodschap hiervan is helder: hoe kan Israël, die in een verbond staat met God Die hen zo geholpen heeft, een ander verbond maken met de volken die door de Heere verdreven zijn?! Dit is onbestaanbaar! Hij is een jaloers God (Sv. IJveraar) en wil het ongedeelde hart van Zijn verbondskinderen. Er zijn twee soorten jaloersheid. In de gevallen mens kan jaloersheid egoïstisch en irrationeel zijn, maar bij God is jaloersheid pure liefde. Gods liefde is niet zonder voorwaarden, maar vraagt gehoorzaamheid, geloof en wederliefde.

Ex. 34:12-17 laat duidelijk het gladde ijs zien waarop iemand zich begeeft die de afgoden niet radicaal afwijst. Eerst lezen we van wederzijds belang, dan van een uitnodiging voor een afgodendienst, dan van een uitnodiging om samen offervlees te eten en tot slot om te trouwen met de Kanaänieten. Dit zal als resultaat hebben dat het verbondsvolk helemaal assimileert en uiteindelijk verdwijnt.[73] Wat een belangrijke les ligt hierin voor alle gelovigen van alle eeuwen!

7. De exodus en de Heere Jezus
De heerlijkheid van de tabernakel vormde het hoogtepunt van de exodus, maar niet het hoogtepunt van Gods heilsplan. De heerlijkheid van de tabernakel was een voorafschaduwing van de heerlijkheid die God in Christus wil geven aan zondige mensen. Het Bijbelboek Exodus is in haar geheel een heenwijzing naar de Heere Jezus Christus. Hij is de Middelaar tussen God en de mensen. Hij is hét Paaslam, hét offer voor de zonden. Hij is de Weg uit het Egypte van de zonde, Die ons wil dopen in de zee van Zijn genade. Hij is hét Brood in de woestijn, Die ons dagelijks geestelijk manna wil schenken. Hij is hét Offer, door Wie wij de Heere de eer kunnen brengen die Hem toekomt. Hij is hét Licht, de Bron van ons geestelijk leven. Hij is hét wasvat voor de reiniging van onze zielen. Hij is de grote Hogepriester, Die gebeden offert aan de Vader. Zijn bloed is gesprenkeld over het verzoendeksel, waardoor er vrede kan zijn met de levende God.

Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst; en de heerlijkheid des HEEREN vervulde den tabernakel. Zodat Mozes niet kon ingaan in de tent der samenkomst, dewijl de wolk daarop bleef, en de heerlijkheid des HEEREN den tabernakel vervulde. (Ex. 40:34-35)

Deze heerlijkheid des HEEREN die de tabernakel vervulde was Christus Zelf! In Christus woont de volheid van God (Kol. 1:19, Hebr. 1:3a). Het is deze Jezus Die onder ons gewoond, letterlijk getabernakeld, heeft. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. (Joh. 1:14) De Heere Jezus is de tabernakel van de gelovigen en Hij is vol van de heerlijkheid van de Vader. Tijdens Zijn omwandeling op aarde konden mensen niet altijd Zijn heerlijkheid zien, omdat Hij deze verborg achter Zijn mensheid. Toch konden Zijn volgelingen zo nu en dan stralen van deze heerlijkheid zien. Deze stralen waren te zien door Zijn wonderen en Zijn woorden. Hierdoor kon men Zijn macht en waarheid zien. Op de berg van de verheerlijking zagen sommigen van Zijn discipelen Zijn hemelse heerlijkheid.

En na zes dagen nam Jezus met Zich Petrus, en Jakobus, en Johannes, zijn broeder, en bracht hen op een hogen berg alleen. En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen werden wit gelijk het licht. En ziet, van hen werden gezien Mozes en Elias, met Hem samensprekende. En Petrus, antwoordende, zeide tot Jezus: Heere! het is goed, dat wij hier zijn; zo Gij wilt, laat ons hier drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en een voor Elias. Terwijl hij nog sprak, ziet, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en ziet, een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem! (Mat. 17:1-5)

Toch was het pas aan het kruis, waar de volheid van Christus’ heerlijkheid werd getoond toen Hij stierf voor de zonden van Zijn volk. De heerlijkheid van God in de tabernakel van Christus’ lichaam. Daarom riep Thomas het uit, toen hij de heerlijkheid van God in de Persoon van Christus zag: Mijn Heere en mijn God! (Joh. 20:28b)

De Bijbel belooft dat Hij op een dag zal terugkomen in heerlijkheid. En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid. (Mat. 24:30) Dan is een tabernakel niet langer nodig, want de Heere Jezus zal ons meenemen in Zijn heerlijkheid op de nieuwe aarde. Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, Die ons leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. (Kol. 3:4)

Wie door het Paaslam is bevrijd uit het Egypteland van de zonde, wordt door de aardse woestijn met al haar beproevingen en tranen heengeleid.[74] Dan geldt voor elke dag de belofte van de Heere Jezus, Die als de grote vuur- en wolkkolom, ons voorgaat: En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen. (Mat. 28:20)

8. Zichtbare prediking
De Israëlieten hadden zowel gesproken als geschreven openbaringen van God. Mozes gaf mondeling de woorden van God door, die later werden opgeschreven (bijv. Ex. 17:14, 34:27-28). In toevoeging op deze mondelinge en geschreven openbaringen, was de tabernakel visuele openbaring waarmee de HEERE tot het volk sprak. Dit gold ook voor de offerdienst. Het volk kon zo zien, horen, proeven, ruiken en tasten dat de HEERE goed is. De tabernakel wordt daarom ook wel een voortzetting van de Godsopenbaring op de Sinaï genoemd. Het Heilige der heiligen was een voortzetting van de plek waar Mozes God ontmoette op de berg. Het Heilige wees heen naar de plek waar zowel Mozes als de oudsten van het volk mochten komen. De rest van het volk stond aan de voet van de berg, wat gesymboliseerd werd door de binnenplaats van de tabernakel waar het volk de offers kon brengen.[75]

Gespreksvragen

1. Ds. G. Boer schreef eens het volgende: ‘De Exodus is het grondpatroon waarlangs God Zijn volk de eeuwen door heeft uitgeleid uit het machtsbereik van de satan, uit de zuigkracht van de wereld en niet te vergeten ons eigen goddeloze ik’.[76] Wat zou ds. Boer hiermee bedoelen?
2. Ds. W. van Gorsel schreef eens het volgende: ‘In de geestelijke strijd delven we voortdurend het onderspit. Staan we machteloos. Net als Israël. Het volk kan de zee niet droogleggen. Het kan de bergen niet slechten. Het kan het leger van Egypte niet uitschakelen’.[77] Wat zou ds. Van Gorsel hiermee bedoelen? Probeer Ex. 14:13-14 in uw antwoord mee te nemen.
3. Bisschop J.C. Ryle schreef eens het volgende: ‘Christus te volgen is ons geheel en al aan Hem over te geven als onze enige leidsman en Zaligmaker, en ons aan Hem in alle dingen, zowel leer als praktijk, te onderwerpen. ‘Volgen’ is slechts een ander woord voor ‘geloven.' Het is dezelfde daad van de ziel alleen uit een verschillend oogpunt gezien. Gelijk Israël op geheel zijn reis de wolk- en vuurkolom volgde, voortging wanneer deze voortging, stilstond wanneer deze stilstond, niets vragende, maar voortgaande in het geloof, - zo moet een mens met Christus handelen. Hij moet ‘het Lam volgen waar Hij gaat’ (Openb. 14:4).’[78] Wat vindt u van dit citaat? Wat spreekt u aan in dit citaat? Waar heeft u vragen over?
4. Lees de volgende Bijbelteksten: Mat. 19:16-22, 26:17-29, Joh. 1:29,36, 6:33, Hand. 7:17-44, Rom. 3:24-25, 9:15-18, 13:8-10, 1 Kor. 5:7, 10:1-13, Hebr. 3:7-9, 11:23-29, 1 Pet. 1:19, 1 Joh. 2:2, Openb. 15:2-3. Welke lijnen naar en lessen uit het Bijbelboek Exodus worden hier getrokken?
5. Welke overeenkomsten en verschillen kunt u ontdekken tussen de redding van Mozes in het biezen mandje en de redding van Noach en zijn familie?
6. Waarom zou de dochter van farao medelijden hebben gehad met een Hebreeuwse baby?
7. Op wat voor manieren heeft Mozes’ opleiding aan het hof van farao hem voorbereidt voor zijn taak als leider van het volk?
8. Lees Ex. 2:15-17. In Ex. 2:17 komt voor het werkwoord ‘redden’ (Hebr. yâsha`) voor. We lezen in deze perikoop dat Mozes bij een waterput zat. In de Bijbel speelt de waterput vaker een belangrijke rol. Kunt u hier een aantal voorbeelden van noemen? Wat gebeurde er in de voorbeelden die u kunt bedenken?
9. Lees Ex. 3. Waarom was het zo belangrijk op dit punt in Mozes’ leven en bediening dat de HEERE Zich bekendmaakte als de God Die een verbond had gesloten met Abraham, Izak en Jakob?
10. Welk verband is er tussen de Verbondsnaam van de HEERE en de ‘Ik ben’ uitspraken van de Heere Jezus?
11. Er zijn vele wonderen en tekenen verricht in Egypte. Waren de woorden van Mozes en Aäron niet genoeg?
12. Lees Ex. 6:6-7. Dit is een samenvatting van het evangelie. Kunt u uitleggen waarom?
13. Lees Ex. 7:8-11. Hoe kwam het dat de wijzen en tovenaars van Egypte ook wonderen konden verrichten?
14. Lees Ex. 10:16. De farao geeft toe dat hij gezondigd had tegen de HEERE en tegen Mozes en Aäron. Wat ontbrak aan deze schuldbelijdenis?
15. Het Pascha had ook een didactische functie richting de kinderen. Welke les ligt hierin als het gaat over de viering van het Heilig Avondmaal?
16. Vergelijk Ex. 15:11 met Job 38:1-11 en Jes. 40:25-31. Wat leren deze verzen over Wie en hoe de Heere is?
17. Lees Ex. 18:2-4. Welke lessen liggen er in de namen van Mozes’ zonen?
18. De HEERE geeft de wet nadat Hij het volk van de Israëlieten uit Egypte had bevrijd. Welke geestelijke lessen liggen hierin?
19. Lees Ex. 23:20-23. Over Wie gaat dit tekstgedeelte? Wat voegt Jes. 63:8-9 toe aan deze belofte van de HEERE dat Hij voor Israël zal zorgen?
20. Lees Ex. 26:36. Waar wees het gordijn voor het Heilige der heiligen heen?
21. Lees Ex. 33:18-23 en 1 Kon. 19:8-18. Welke overeenkomsten zijn er tussen deze perikopen?
22. Lees Ex. 34:33-35. In 2 Kor. 3:7-18 wijst de apostel Paulus heen naar het glinsterende gezicht van Mozes. Welke boodschap wil Paulus in dit gedeelte overbrengen?
23. Lees Ex. 34:6-7. D. Ortlund schreef naar aanleiding van deze tekst het volgende: ‘Het christenleven is, in zekere zin, een lange reis van tientallen jaren waarin we afrekenen met onze natuurlijke veronderstellingen over Wie God is, terwijl deze langzaam vervangen worden door Gods eigen volhardende boodschap over Wie Hij is. Dit gaat niet vanzelf. Pas na veel preken en veel lijden gaan we geloven dat Gods hart barmhartig, genadig en geduldig is’.[79] Wat zou Ortlund hiermee bedoelen?


Bibliografie
Aebi, E. Korte Inleiding Tot De Bijbelboeken. Culemborg: Internationale Bijbelbond, 2002.
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015.
Bloom, J. Things Not Seen: A Fresh Look at Old Stories of Trusting God's Promises. Wheaton: Crossway, 2015.
Boer, G. Door Het Geloof...: Preken over Hebreeën 11. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1974.
Calvin, J. Commentary on the Four Last Books of Moses. Vol. I, Michigan: Baker Book House, 2009.
Carson, A. The History of Providence, as Manifested in Scripture. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2012.
De Boer, P.A.H. (red.). Zoals Er Gezegd Is over De Uittocht. Phoenix Bijbel Pockets. Vol. 5, Zeist: W. de Haan, 1962.
Dempster, S.G. Dominion and Dynasty: A Biblical Theology of the Hebrew Bible. New Studies in Biblical Theology. Vol. 15, Downers Grove: InterVarsity Press, 2003.
DeYoung, K. Woorden Om Te Leven: De Tien Geboden Voor Vandaag. Heerenveen: Groen, 2019.
Dillard, R.B., Longman III, T. Inleiding Op Het Oude Testament. Heerenveen: Groen, 2002.
Douma, J. Mozes De Man Gods. Kampen: J.H. Kok, 1923.
Dumbrell, W.J. Covenant and Creation: An Old Testament Covenant Theology. Milton Keynes: Paternoster, 2013.
Durham, J.I. Exodus. Word Biblical Commentary. Vol. 3, Nashville: Thomas Nelson, 1987.
English Standard Version Study Bible. Wheaton: Crossway, 2008.
Harman, A.M. Exodus: God's Kingdom of Priests. Focus on the Bible. Fearn: Christian Focus, 2017.
Henry, M. Matthew Henry's Commentary on the Whole Bible, Genesis to Deuteronomy. Vol. 1, Peabody: Hendrickson Publishers, 2009.
Keil, C.F., Delitzsch, F. The Pentateuch. Commentary on the Old Testament. Vol. 1, Michigan: William B. Eerdmans, 1980.
Kievit, I. De Waarheid Van De Verzoening En Verlossing. Putten: Van Horssen, 2003.
Laniak, T.S. Shepherds after My Own Heart: Pastoral Traditions and Leadership in the Bible. New Studies in Biblical Theology. Vol. 20, Illinois: InterVarsity Press, 2006.
Lloyd-Jones, D.M. Old Testament Evangelistic Sermons. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013.
Mackintosh, C.H. Aantekeningen Op Exodus. Aalten: Uit het Woord der Waarheid, 1970.
Meeuse, C.J. Psalmen En Enkele Gezangen. Nieuwdorp: Ripe Publishing, 2011.
Nelson's Complete Book of Bible Maps & Charts: Old and New Testaments. Nashville: Thomas Nelson, 1996.
Ortlund, D.C. Zachtmoedig En Nederig Van Hart: De Liefde Van Christus Voor Zijn Kinderen. Apeldoorn: De Banier Uitgeverij, 2021.
Ortlund Jr, R.C. God's Unfaithful Wife: A Biblical Theology of Spiritual Adultery. New Studies in Biblical Theology. Vol. 2, Downers Grove: InterVarsity Press, 2016.
Post, J.J.H. Gerechtigheid En Recht: Bijbelse Kernbegrippen Juridisch Belicht. Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2020.
Provan, I., Long, V.P., Longman III, T. A Biblical History of Israel. Louisville: Westminster John Knox Press, 2003.
Ryken, P.G. Exodus: Saved for God's Glory. Preaching the Word. Wheaton: Crossway Books, 2005.
Ryle, J.C. John 1:1-10:30. Expository Thoughts on the Gospels. Vol. III, Grand Rapids: Baker Books, 2007.
Van de Beek, A. Ego: Een Cultuuranalyse Van Het Ik. Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2022.
Van Gorsel, W. De Goede Keus: Vier Overdenkingen over Hebreeën 11. Houten: Den Hertog, 2011.
———. Verlost Uit Het Diensthuis: Negen Overdenkingen over Exodus 3-20. Houten: Den Hertog, 1997.
Van Mourik, J. Het Beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament. Cursus Godsdienst Onderwijs (Cgo). Apeldoorn: De Banier, 2021.
VanGemeren, W.A. New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis. Vol. 4, Michigan: Zondervan, 1997.
Vriezen, Th.C., Van der Woude, A.S. De Literatuur Van Oud-Israël. Wassenaar: Servire, 1989.
Waltke, B.K., Yu, C. An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic Approach. Michigan: Zondervan, 2012.


[1] Nelson's Complete Book of Bible Maps & Charts: Old and New Testaments, (Nashville: Thomas Nelson, 1996), 21.
[2] C.F. Keil, Delitzsch, F., The Pentateuch, vol. 1, Commentary on the Old Testament, (Michigan: William B. Eerdmans, 1980), 415.
[3] J.I. Durham, Exodus, vol. 3, Word Biblical Commentary, (Nashville: Thomas Nelson, 1987), xix.
[4] B.K. Waltke, Yu, C., An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach (Michigan: Zondervan, 2012), 346.
[5] W.A. VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, vol. 4 (Michigan: Zondervan, 1997), 601-02.
[6] Durham, Exodus, 3, xxiv.
[7] A.M. Harman, Exodus: God's kingdom of priests, Focus on the Bible, (Fearn: Christian Focus, 2017), 27.
[8] Durham, Exodus, 3, xxiii.
[9] Durham, Exodus, 3, xx.
[10] J. Van Mourik, Het beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament, Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO), (Apeldoorn: De Banier, 2021), 20.
[11] Zie hiervoor ook Hand. 7:17-20: ‘Maar als nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, genaakte, wies het volk en vermenigvuldigde in Egypte; Totdat een ander koning opstond, die Jozef niet gekend had. Deze gebruikte listigheid tegen ons geslacht, en handelde kwalijk met onze vaderen, zodat zij hun jonge kinderen moesten wegwerpen, opdat zij niet zouden voorttelen. In welken tijd Mozes werd geboren, en was uitnemend schoon; welke drie maanden opgevoed werd in het huis zijns vaders’.
[12] Van Mourik, Het beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament, 20.
[13] J. Douma, Mozes de man Gods (Kampen: J.H. Kok, 1923), 8.
[14] J. Calvijn is van mening dat dit bevel aan de Egyptenaren gericht is. Zij zouden maar al te graag als beulen willen optreden, aldus de reformator. Bron: J. Calvin, Commentary on the Four Last Books of Moses, vol. I (Michigan: Baker Book House, 2009), 38. M. Henry is dezelfde mening toegedaan. Bron: M. Henry, Matthew Henry's Commentary on the Whole Bible, Genesis to Deuteronomy, vol. 1 (Peabody: Hendrickson Publishers, 2009), 216.
[15] W. Van Gorsel, De goede keus: Vier overdenkingen over Hebreeën 11 (Houten: Den Hertog, 2011), 12.
[16] Douma, Mozes de man Gods, 9.
[17] Er zijn uitleggers die menen dat Mirjam ongeveer vijftien jaar oud moet zijn geweest, toen Jochebed en Amram opnieuw in verwachting raakten. Bron: Van Gorsel, De goede keus: Vier overdenkingen over Hebreeën 11, 11.
[18] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, (Apeldoorn: De Banier, 2015), 95.
[19] S.G. Dempster, Dominion and dynasty: A Biblical Theology of the Hebrew Bible, vol. 15, New Studies in Biblical Theology, (Downers Grove: InterVarsity Press, 2003), 94.
[20] Er zijn uitleggers die aannemen dat het mandje leek op een mandje waarin afgodsbeelden bewaard werden, zodat de vinder erdoor zou kunnen worden aangetrokken. Bron: P.A.H. (red.) De Boer, Zoals Er Gezegd Is Over De Uittocht, vol. 5, Phoenix Bijbel Pockets, (Zeist: W. de Haan, 1962), 63. Persoonlijk lijkt mij dit onwaarschijnlijk, omdat we lezen dat de vader en moeder van Mozes God meer gehoorzaam wilden zijn dan de farao en daarmee dus ook de afgoden van Egypte.
[21] Douma, Mozes de man Gods, 11.
[22] I. Provan, Long, V.P., Longman III, T., A Biblical History of Israel (Louisville: Westminster John Knox Press, 2003), 126.
[23] Van Mourik, Het beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament, 20.
[24] Douma, Mozes de man Gods, 11-12.
[25] Douma, Mozes de man Gods, 12.
[26] Douma, Mozes de man Gods, 12.
[27] ‘If compassion now touched her heart, why is she not contented with simply saving the child? Why does she adopt it as her own? Must compassion make her a mother? This might be whim or fancy, but it was the Lord’s doing, and it is wondrous in our eyes.’ Bron: A. Carson, The History of Providence, as manifested in Scripture (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2012), 67.
[28] Douma, Mozes de man Gods, 13.
[29] English Standard Version Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2008), 146. Er zijn overigens uitleggers die vermoeden dat de prinses niet verteld heeft over de joodse afkomst van Mozes. Zelf lijkt mij dit onwaarschijnlijk, aangezien de angst van Mozes na zijn doodslag van de Egyptenaar lijkt te wijzen dat de band met zijn ‘adoptie opa’ niet goed was. Wat kon het leven van een Egyptenaar de farao anders schelen? Het lijkt erop dat Mozes bang was dat de farao hem wilde straffen als voorbeeld voor de rest van de joden. Vermoedelijk vluchtte hij daarom direct naar het buitenland.
[30] Harman, Exodus: God's kingdom of priests, 59-60.
[31] G. Boer, Door het geloof...: Preken over Hebreeën 11 (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1974), 117. Voor een beschrijving van Mozes’ leiderschap zie: J. Bloom, Things Not Seen: A Fresh Look at Old Stories of Trusting God's Promises (Wheaton: Crossway, 2015), 45-48.
[32] Van Mourik, Het beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament, 20.
[33] Deze datum lijkt ook onderbouwd te worden door Richt. 11:26. Zie voor een verdere behandeling van de datering van de exodus: Provan, A Biblical History of Israel, 131-32.
[34] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, 94.
[35] Durham, Exodus, 3, vii-x.
[36] D.M. Lloyd-Jones, Old Testament Evangelistic Sermons (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013), 36.
[37] Van Mourik, Het beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament, 22.
[38] A. Van de Beek, Ego: Een cultuuranalyse van het ik (Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2022), 139.
[39] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, 136.
[40] Veertig is in de Bijbel het getal van de beproeving
[41] Dit was vermoedelijk een beeld van een stier, wat door Mozes spottend en denigrerend een gouden ‘kalf’ werd genoemd. Bron: Th.C. Vriezen, Van der Woude, A.S., De literatuur van Oud-Israël (Wassenaar: Servire, 1989), 169.
[42] Harman, Exodus: God's kingdom of priests, 337.
[43] ‘Wat een verschil met wat wij in Christus zien. Hij, Die in de schoot van de Vader is, kwam op deze aarde niet met de tafelen van de Wet in Zijn handen, maar met de Wet in Zijn hart. Hij kwam niet om de toestand van het volk te leren kennen, maar met een volmaakte kennis van die toestand. Ook kwam Hij niet om de herinnering aan het verbond uit te wissen en het oordeel uit te voeren, maar Hij maakte de Wet groot en heerlijk, en droeg in Zijn gezegende Persoon het oordeel van Zijn volk aan het kruis.’ Bron: C.H. Mackintosh, Aantekeningen op Exodus (Aalten: Uit het Woord der Waarheid, 1970), 221.
[44] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, 152.
[45] Zie ook: Deut. 9:15-21, Ps. 106:19-23, Hand. 7:38-43 en Rom. 1:22-23.
[46] Deze verderfengel was geen demon, maar een engel door God gezonden.
[47] Harman, Exodus: God's kingdom of priests, 356.
[48] ‘The reason for this is quite clear: without Yahweh’s Presence, Israel and Moses are not just certain to fail the destiny set before them; they cannot even begin it, because they will have lost their identity as “a special treasure,” Yahweh’s “own kingdom of priests and holy people” (Ex. 19:5-6). Bron: Durham, Exodus, 3, 447.
[49] Van Mourik, Het beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament, 26.
[50] D.C. Ortlund, Zachtmoedig en nederig van hart: De liefde van Christus voor Zijn kinderen (Apeldoorn: De Banier Uitgeverij, 2021), 141.
[51] Ortlund, Zachtmoedig en nederig van hart: De liefde van Christus voor Zijn kinderen, 143.
[52] Ortlund, Zachtmoedig en nederig van hart: De liefde van Christus voor Zijn kinderen, 146.
[53] Alleen uit de Bijbelboeken Jesaja en Psalmen wordt vaker geciteerd. Bron: Durham, Exodus, 3, xxiii.
[54] VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, 4, 604-05.
[55] Durham, Exodus, 3, xxi.
[56] Van Mourik, Het beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament, 24.
[57] E. Aebi, Korte inleiding tot de Bijbelboeken (Culemborg: Internationale Bijbelbond, 2002), 17-18.
[58] VanGemeren, New International Dictionary of Old Testament Theology & Exegesis, 4, 606-07.
[59] Dit blijkt ook duidelijk uit Deut. 4:5-8: Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen en rechten, gelijk als de HEERE, mijn God, mij geboden heeft; opdat gij alzo doet in het midden des lands, waar gij naar toe gaat, om het te erven. Behoudt ze dan, en doet ze; want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn voor de ogen der volken, die al deze inzettingen horen zullen, en zeggen: Dit grote volk alleen is een wijs en verstandig volk! Want wat groot volk is er, hetwelk de goden zo nabij zijn als de HEERE, onze God, zo dikwijls als wij Hem aanroepen? En wat groot volk is er, dat zo rechtvaardige inzettingen en rechten heeft, als deze ganse wet is, die ik heden voor uw aangezicht geef?
[60] T.S. Laniak, Shepherds after My Own Heart: Pastoral traditions and leadership in the Bible, vol. 20, New Studies in Biblical Theology, (Illinois: InterVarsity Press, 2006), 92-93.
[61] Waltke, An Old Testament Theology: An Exegetical, Canonical, and Thematic approach, 378.
[62] Uiteindelijk moet zelfs de farao belijden dat hij en zijn volk goddeloos zijn en dat de HEERE rechtvaardig is. Toen schikte Farao heen, en hij riep Mozes en Aaron, en zeide tot hen: Ik heb mij ditmaal verzondigd; de HEERE is rechtvaardig; ik daarentegen en mijn volk zijn goddelozen! Ex. 9:27 Helaas bleef hij zich in ongeloof en opstandigheid verzetten en boog hij niet voor de levende God.
[63] Provan, A Biblical History of Israel, 128-29.
[64] Sommige uitleggers leggen een verband tussen de tweede en vijfde plaag en de Egyptische goden Hekhet en Hathor, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. Bron: Provan, A Biblical History of Israel, 129.
[65] Van Mourik, Het beloofde Woord: Inleiding Op Het Oude Testament, 22.
[66] I. Kievit, De waarheid van de verzoening en verlossing (Putten: Van Horssen, 2003), 77-78.
[67] Ps. 106:24: ‘Nochtans heeft God hun nood aanschouwd, te allen tijde als zij benauwd aan Hem hun noden wilden klagen. Hij zocht dan oorzaak in ’t verbond en had uit goedheid een mishagen aan straf, waarom Hij redding zond’. Bron: C.J. Meeuse, Psalmen En Enkele Gezangen (Nieuwdorp: Ripe Publishing, 2011), 239.
[68] R.B. Dillard, Longman III, T., Inleiding op het Oude Testament (Heerenveen: Groen, 2002), 90.
[69] P.G. Ryken, Exodus: Saved for God's Glory, Preaching the Word, (Wheaton: Crossway Books, 2005), 27-29.
[70] In de Bijbel spreekt zelf nooit over de Tien Geboden. De Hebreeuwse aanduiding die wel drie keer in het Oude Testament voorkomt betekent letterlijk ‘tien woorden’ (Ex. 34:28, Deut. 4:13, 10:4). Daarom wordt voor Ex. 20 vaak de term ‘decaloog’ gebruikt, omdat deka het Griekse woord is voor ‘tien’ en logos ‘woord’ betekent. Bron: K. DeYoung, Woorden om te leven: De Tien Geboden voor vandaag (Heerenveen: Groen, 2019), 7.
[71] J.J.H. Post, Gerechtigheid en recht: Bijbelse kernbegrippen juridisch belicht (Utrecht: KokBoekencentrum Uitgevers, 2020), 97.
[72] Astarte was een Fenicische godin van de vruchtbaarheid, seksualiteit en oorlog.
[73] R.C. Ortlund Jr, God's Unfaithful Wife: A Biblical Theology of Spiritual Adultery, vol. 2, New Studies in Biblical Theology, (Downers Grove: InterVarsity Press, 2016), 27-32.
[74] Ryken, Exodus: Saved for God's Glory, 1154-64.
[75] W.J. Dumbrell, Covenant and Creation: An Old Testament Covenant Theology (Milton Keynes: Paternoster, 2013), 136-37. Aangehaald in: Harman, Exodus: God's kingdom of priests, 35.
[76] Boer, Door het geloof...: Preken over Hebreeën 11, 118.
[77] W. Van Gorsel, Verlost uit het diensthuis: Negen overdenkingen over Exodus 3-20 (Houten: Den Hertog, 1997), 52.
[78] J.C. Ryle, John 1:1-10:30, vol. III, Expository thoughts on the Gospels, (Grand Rapids: Baker Books, 2007), 76.
[79] Ortlund, Zachtmoedig en nederig van hart: De liefde van Christus voor Zijn kinderen, 145.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22