Lezing: Zo heilig als een vergeven zondaar kan zijn. Over het leven en werk van Robert Murray M‘Cheyne (1813-1843)

Geachte aanwezigen,

Van harte welkom op deze lezing van de leergang puritanisme en praktische vroomheid.[1] De term puritanisme heeft meerdere betekenissen.[2] Zo kan het doelen op de voltooiing van de reformatie van kerk en samenleving in Engeland, maar ook op de gebruiken en het gedachtegoed van de puriteinen. Voorbeelden van het gedachtegoed van de puriteinen zijn een strikte naleving van de zondagsheiliging, de nadruk op persoonlijke levensheiliging en het verlangen naar een zuivere kerk.[3] Ook de academische geleerdheid stond bij de puriteinen hoog in het vaandel. Dit is niet verwonderlijk, aangezien zij voorstonden dat de mens met lichaam en ziel en dus ook met het intellect de Heere de hoogste eer zou geven. In Engeland werd Cambridge University een centrum voor puritanisme, net als Harvard College en Yale College in Amerika.[4] De geestelijke invloed van de puriteinen was niet alleen tot zegen voor Engeland en Amerika, maar heeft ook een directe invloed gehad op de Nadere Reformatie in ons land.[5] Kort samengevat, waren de puriteinen christenen die deel uitmaakten van een religieuze hervormingsbeweging die in de zeventiende eeuw haar bloeiperiode kende binnen het Anglo-Amerikaanse protestantisme.[6]

Het puritanisme stamt dus uit de zeventiende eeuw, terwijl Robert Murray M‘Cheyne leefde in de negentiende eeuw. Vanuit chronologisch oogpunt bezien kunnen wij M‘Cheyne dus geen puritein noemen.[7] Vanuit theologisch oogpunt bezien, zo zal uit deze lezing blijken, is M‘Cheyne echter wel met recht een puritein te noemen.

Deze lezing heb ik de titel ‘Zo heilig als een vergeven zondaar kan zijn’ gegeven. Hopelijk zal u aan het einde van de lezing duidelijk zijn waarom ik hiervoor heb gekozen. Na de lezing heb ik nog een aantal gespreksvragen voor u geformuleerd, waarmee u nader kennis kunt maken met het werk van ds. R.M. M‘Cheyne.

Het leven en werk van R.M. M‘Cheyne
Er waren eens twee mannen op een winterse dag aan het werk naast een brandend vuur bij een steengroeve, toen ds. Robert Murray M‘Cheyne bij hen kwam staan. Kijkend naar het vuur sprak hij met de mannen over de toestand van hun ziel en trok hierbij lessen uit het brandende vuur. De mannen, die niet wisten dat M‘Cheyne predikant was, riepen hierop uit: ‘U bent geen gewone man!’. ‘O jawel’, zei ds. M‘Cheyne, ‘Ik ben maar een gewone man’.[8]

Wie ds. M‘Cheyne ontmoet in zijn preken, gedichten en liederen kan zich de reactie van deze twee mannen bij het vuur levendig voorstellen. L.J. van Valen merkt terecht op over M‘Cheyne dat de weinige jaren tussen zijn bekering en het uur van zijn heengaan werden gekenmerkt door een brandende liefde tot zijn Verlosser en tot zijn medezondaren. Niet alleen de innemende verschijning van M‘Cheyne, maar veel meer zijn gezalfde voordracht imponeerde de hoorders die de stampvolle St. Peter, de kerk waar M‘Cheyne predikant was, bevolkten.[9]

Wie was toch deze Robert Murray M‘Cheyne, die -naar de mens gesproken - slechts zeven en een half jaar predikant was en al op negenentwintigjarige leeftijd stierf, maar desondanks een onvergetelijke indruk heeft gemaakt op vele miljoenen christenen tot op vandaag de dag?

Op 21 mei 1813 werd Robert Murray M‘Cheyne in Schotland in de plaats Edinburgh geboren. Hij was de jongste zoon uit een gezin van vijf kinderen. Hij had twee broers, David en William en twee zussen, Elizabeth en Isabella. Isabella stierf negen maanden na haar geboorte. Zijn vader, Adam genaamd, was een bekende advocaat die veel aanzien genoot. De moeder van M‘Cheyne heette Lockhart. Volgens Andrew Alexander Bonar, die met M‘Cheyne een zendingsreis maakte en later een biografie over hem schreef, werd hij geboren in een geestelijk ontwakend klimaat. Al snel zou blijken dat de Heere de prediking van vrije genade in Schotland (en daarbuiten!) ook door de jonge M‘Cheyne zou laten voortzetten.

Zoals vaker blijkt uit de kerkgeschiedenis geeft de Heere hiervoor zowel natuurlijke als geestelijke gaven. Dit gold ook voor M‘Cheyne. Reeds op jonge leeftijd bleek hoe vriendelijk, zachtmoedig en leergierig hij was. Zo leerde hij spelenderwijs het Griekse alfabet op vierjarige leeftijd en leerde hij op vijfjarige leeftijd vele psalmverzen en Bijbelgedeelten uit het hoofd. Later zou hij zich ook bekwamen in de schilderkunst en zou blijken dat hij goed kon dichten.[10]

In 1821 startte M‘Cheyne, die toen acht jaar oud was, op de Latijnse school, waar hij zes jaar zou blijven. Aan het einde van zijn tijd op de Latijnse school schreef hij een gedicht met de titel: ‘Griekenland, het levend Griekenland niet meer’. En hoewel het leek of de jonge M‘Cheyne zeer gelovig was, keek hij later met afschuw terug op deze periode. Hij noemde het een tijd van goddeloosheid en uiterlijk vertoon met het hart van een farizeeër.[11] Misschien verklaart dit waarom M‘Cheyne in zijn preken zo vaak waarschuwt tegen uiterlijke godsdienst, waarbij het hart onveranderd blijft. Wie de schoonheid van Christus gezien heeft, kan en wil niet langer dezelfde blijven. M‘Cheyne schrijft hierover het volgende in een preek over Mat. 9:9: ‘Zo is het ook met u; als u een glimp van Hem hebt opgevangen, zult u niet te rade gaan met vlees en bloed. U zult alles vaarwel zeggen. Vaarwel, winsten der zonde, vermaken der zonde! In Christus zie ik een zoeter genot, een rijkere parel!’[12]

In 1827 startte M‘Cheyne zijn studie van de kunsten aan de universiteit in Edinburgh. Zijn vader vertelde later over deze tijd dat de jonge M‘Cheyne de eerste twee of drie jaar zich verder bekwaamde in het spreken in het openbaar, de dichtkunst en het vermaak van de gegoede klasse. Zijn vrije tijd vulde hij met kaarten, dansen en wereldse muziek. Het was wellicht de moeilijkste opgave voor M‘Cheyne om zijn zondige begeerten te beteugelen.[13] Er was duidelijk iemand op de been om hem van het belangrijkste doel van het leven, namelijk God eren, af te houden. Maar er was nog iemand op de been. Of beter gezegd op de knieën. Zijn negen jaar oudere broer David, die vurig bad voor de bekering van M‘Cheyne. Hij had ook de hoop dat de jonge Robert ooit predikant zou mogen worden.[14] Davids plotselinge overlijden in 1831 zette de jonge M‘Cheyne stil. Hij had gezien hoe de Heere Jezus een levende realiteit voor zijn broer was geweest en hij begon dit ook te zoeken. ‘Ik verloor mijn dierbare en liefhebbende broeder en begon een Broeder te zoeken, die niet meer sterft’.[15]

Kort na deze droevige periode zien we de eerste veranderingen in zijn leven komen. Zo schrijft hij in zijn dagboek: ‘Ik zal nooit meer kaartspelen’ (10 maart 1832), ‘Ik stop met dansen’ (10 april 1832), etc. M‘Cheyne kon niet meer met leegheid leven en zou de rest van zijn leven hier tegen waarschuwen in zijn preken. Zo ook in een preek over Rom. 8:35-37: ‘De wereld wordt aangetrokken door schoonheid, kleding of glinsterende juwelen. Is uw hart al getrokken tot Christus en Zijn goede zalf? Dit is het teken van allen die gegraveerd zijn in Christus' hart, ze komen tot Hem, Jezus is hen dierbaar’.[16] Anders gezegd, wie ooit het geloofsoog op Christus sloeg krijgt een hart wat op Hem aantrekt en het in leegheid niet meer kan vinden. Toch wil dit niet zeggen dat M‘Cheyne geen terugval in de zonde kende. Hij bleef een zondaar die elke dag opnieuw genade nodig had. Bonar schrijft hierover: ‘Achteraf gezien, komt het ons waarschijnlijk voor, dat de Heere hem op die wijze toeliet alle gebroken bakken te beproeven en het bittere van de zonden te smaken, opdat hij in later tijd, nadat hij bij de bron van het levende water verkwikt was, de wereldse mensen dit mocht aanzeggen en getuigen van de dierbaarheid en heerlijkheid die hij in Christus gevonden had’.[17]

In 1831 startte M‘Cheyne aan de Divinity Hall van de universiteit in Edinburgh. Dit was de plek waar de predikanten werden opgeleid. In deze periode was er een geestelijke bloeiperiode aan de universiteit, die later zou overslaan op de kerk van Schotland. Afgaande op zijn dagboek kunnen we vaststellen dat M‘Cheynes bevindelijke kennis van de Bijbel en zijn verlangen om in gemeenschap met God te leven groeide.[18] ‘Ik heb Edwards werken gekocht. Er was werkelijk niets in mij dat Hem ertoe zou bewegen mij te verkiezen. Ik was net zo goed als anderen een stuk hout wat reeds aangestoken was en wat voor eeuwig zou branden!’ (22 juni 1831) ‘Wat een belangrijke vraag: koop ik de tijd uit?’ (15 augustus 1831) ‘Het is vandaag de sabbat. Ik ben vroeg opgestaan om God te zoeken en ik heb Hem gevonden, Die mijn ziel liefheeft. Wie zou niet eerder willen opstaan om met Hem gemeenschap te hebben?!’ (23 februari 1832)

M‘Cheyne vulde zijn hoofd en hart met de werken van veel godvruchtige voorgangers uit het verleden, zoals Thomas Halyburton (1674-1712), Jonathan Edwards (1703-1758), David Brainerd (1718-1747), en velen anderen. Vooral de werken van Jonathan Edwards hebben M‘Cheyne gevormd. Na het bestuderen van een tekst van Edwards schrijft hij: ‘Hoe flauw flikkert mijn vonk van christelijk leven naast zulk een ster. Maar zelfs dit was aan een Ander licht ontleend, en diezelfde bron is nog geopend om mij te verlichten’.[19] M‘Cheyne worstelde om zekerheid en om meer gegrond te worden op de Rots der eeuwen, de Heere Jezus Christus. Heen en weer geslingerd tussen zijn eigen zondigheid en Gods rechtvaardigheid, had hij nog geen rust gevonden. Hij schrijft hierover: ‘Hoe heb ik het schepsel liefgehad boven de Schepper! […] En toch, waarom zou ik twijfelen, of God mij niet wil of kan helpen, van beide ben ik overtuigd, maar wellicht zijn mijn vorige zonden te verschrikkelijk en mijn ongeloof te hardnekkig. […] En schoon mijn gevoel en mijn zo licht ontvlambare geestdrift grote invloed op mij uitoefenen, geloof ik toch, dat mijn ziel in waarheid heilbegerig is en ernstig verlangt in alles vrede te hebben met God in Christus’.[20] De dag erna mag hij voor de tweede keer deelnemen aan het Heilig Avondmaal. Hij schrijft daarover: ‘Grote vrede. Zie terug, mijn ziel en beschouw de stemming, die nog voor twaalf maanden de uwe was. O, mijn ziel, verootmoedig u in het stof!’[21]

Zoals uit het voorgaande blijkt was M‘Cheyne gezegend met een goed verstand en met de gave om zijn gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Niet zonder reden is M‘Cheyne in ons land bekend geworden vanwege zijn prachtige liederen en gedichten waarvan er een aantal in het Nederlands zijn vertaald.[22] Op 18 november 1834 schreef hij zijn bekende levenslied: ‘Jehovah-Tsidkenu’, de Heere onze gerechtigheid. De titel van dit lied komt uit Jer. 23:6: In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID. In Nederland is dit indrukwekkende lied bekend geworden onder meerdere titels, zoals ‘Eens was ik een vreemd’ling’, ‘De Heere onze gerechtigheid’ en ‘Het wachtwoord der hervormers’.[23]

De aanleiding voor het schrijven van dit lied was een koortsaanval waarbij M‘Cheyne vreesde te moeten sterven. Dit wierp hem terug op zichzelf en uiteindelijk op de bedekkende gerechtigheid van Christus.[24] Het was goed tussen God en zijn ziel. De beleving hiervan vertolkte hij in versregels, zodat ook anderen hier troost uit konden ontvangen en zo gewezen werden op de Heere Jezus Christus, de Bron van zaligheid.

Op 1 juli 1835 werd M‘Cheyne bevestigd als een soort hulppredikant van de gemeente van Annan in het zuiden van Schotland. Hij noemde dit zelf een eer die met niets anders te vergelijken is. Op 24 november 1836 werd hij bevestigd als predikant van de gemeente in Dundee in het oosten van Schotland. Dit was een wat achtergesteld gebied van ongeveer 4.000 inwoners.[25] M‘Cheyne werd predikant in een nieuwgebouwde kerk, die de naam St. Peter had gekregen. Zijn intrededienst hield M‘Cheyne over Jes. 61:2-3: ‘De Geest des Heeren is op mij’. Om de herinnering aan deze dag te bewaren, maakte hij er een gewoonte van om elk jaar op de datum van zijn bevestiging over deze tekst te preken.[26]

Toen M‘Cheyne arriveerde in Dundee en zijn nieuwe werkveld overzag, merkte hij op: ‘Misschien zal de Heere deze wildernis van schoorstenen zo groen en mooi maken als de hof van Eden’.[27] Het zou spoedig blijken dat de Heere dit gebed zou gaan verhoren.

Het was in deze stad dat M‘Cheyne zich geplaatst wist door de Heere. Deze wetenschap bood hem vanaf het begin troost, want M‘Cheyne wist dat zijn boodschap niet met open armen door de inwoners van Dundee ontvangen zou worden. ‘Als het evangelie vleselijke mensen zou bevallen, zou het niet het evangelie zijn’, zo verklaarde hij.[28] De jonge predikant was er diep van overtuigd dat alleen de kracht van de Heilige Geest de mensen van hun schuld voor God zou kunnen overtuigen. Alleen een gebroken hart kan een gekruisigde Christus ontvangen. M‘Cheyne sprak de vrees uit dat velen in het toenmalige Schotland zorgeloos, onbekeerd en slapende de eeuwigheid binnengingen. Deze wetenschap verlamde M‘Cheyne echter niet, maar bracht hem op de knieën én op de kansel. Met betraande ogen riep hij het zijn gemeenteleden toe: ‘Elke dag brengt u dichter bij de troon van het oordeel. U mag dan wel slapen, maar de vloed komt dichterbij en brengt u dichter bij de dood, het oordeel en de eeuwigheid’.[29]

Het is ontroerend om te lezen hoe M‘Cheyne in zijn preken de Heere Jezus als het ware voor de ogen van de gemeenteleden schildert. ‘O, beangste zondaar, kom en werp een blik op Christus! Kom en zie een fontein, die 1900 jaar geleden op Golgotha tegen alle zonde en ongerechtigheid geopend is. ‘Ik kan niet, want mijn zonde is zeer groot.’ Zijt gij vol zonde en ongerechtigheid, niets dan zonde, één klomp zonde? Hier is een fontein voor u geopend, zie op een gekruisigde Christus en ween; zie op een gekruisigde Christus en wees blij. ‘Ik kan niet gewassen worden.’ Door op Hem te zien wordt gij gewassen. Zodra het oog op Hem ziet, dan vallen de zondige omkleedsels af. […] Houd uw oog op de fontein gevestigd en stel haar op prijs. Wat zijt gij veel aan Hem verschuldigd, Die u redde van het eeuwig verderf!’[30]

De gemeente in Dundee was gezegend met deze jonge predikant die overtuigd was van deze waarheden en een liefde voor verloren zielen had ontvangen. Dit lezen we ook duidelijk in zijn dagboek. ‘Ik was aan het wandelen in de velden, toen ik opeens met kracht het besef kreeg dat al de leden van mijn kudde straks in de hemel of in de hel zijn’.[31] Dit besef behoort tot een van de belangrijkste zaken die de Heere aan M‘Cheyne heeft geschonken. Toch is er nog een ander kenmerk waaraan wij de persoon en het werk van M‘Cheyne kunnen herkennen en dat is zijn sterke nadruk op persoonlijke heiligmaking. Een van zijn beroemdste uitspraken luidt dan ook: ‘Wees zo heilig als een vergeven zondaar kan zijn’. Wat M‘Cheyne onder persoonlijke heiligmaking verstaat, blijkt heel duidelijk uit een brief aan een collega predikant: ‘Uw eigen ziel is uw eerste en grootste zorg. Sta naar groei in persoonlijke heiligheid. Het zijn niet zozeer grote talenten die de Heere zegent, maar vooral een grote gelijkvormigheid aan Jezus. Een heilige dienaar is een machtig wapen in de hand van God. Een woord door u gesproken vanuit een rein geweten en vanuit een hart wat vol is met Gods Geest, is tienduizend keer zoveel waard als een woord wat in ongeloof en zonde gesproken is’.[32]

Dat M‘Cheyne niet alleen anderen, maar ook zichzelf voortdurend aanspoorde tot persoonlijke heiligmaking, blijkt duidelijk uit zijn dagboek: ‘Ik moet bidden voordat ik iemand anders ontmoet. Als ik lang slaap of mensen vroeg ontmoet, is het vaak elf of twaalf uur voordat ik in de binnenkamer ga. Dat is niet goed. Hierdoor verliest het gebed met het gezin haar kracht en zoetheid en ik kan hen die tot mij komen niet helpen. Het geweten voelt zich schuldig en de ziel hongerig. Ik ervaar dat het veel beter is om te beginnen met God, om Zijn aangezicht als eerste te zien en met mijn ziel dicht bij Hem te zijn voordat het dicht bij een ander is’.[33]

Zijn staan naar persoonlijke heiligheid bleef niet bij een vroom wensen, maar doortrok zijn dagelijks leven. M‘Cheyne was erop gebrand om haast en onrust te voorkomen, omdat hij had ervaren dat dit de kalme werking van de Heilige Geest in het hart verstoord. ‘De dauw komt alleen als de natuur in ruste is, wanneer alle bladeren stil zijn’, aldus M‘Cheyne. Om genoeg tijd en rust te hebben, stond M‘Cheyne vroeg op. Hij begon de dag meestal met het zingen van een psalm waarna hij drie hoofdstukken uit de Bijbel las. Hierna begon hij met het indelen van de dag. Het gebeurde wel dat hij gestoord werd tijdens zijn stille tijd, maar hij reageerde hier nooit gepikeerd op. In de eerste jaren in Dundee kwam het geregeld voor dat hij in de namiddag naar de ruïne van de kerk van Invergowrie reed, om daar een uur met de Heere door te brengen.

Dat dit streven naar persoonlijke heiligmaking niet ongezegend bleef blijkt wel uit het feit dat vrijwel direct de ritselingen van de Heilige Geest opgemerkt werden in de harten van veel gemeenteleden. Bij velen begon hun geweten te spreken en het gebed om meer ontdekkend licht en een krachtige doorwerking van Gods Geest klonk in veel huiskamers en vanaf de kansel.

Naast meditatie en gebed bleef M‘Cheyne ook ijverig studeren. Een predikant hoort binnen te zijn aan de studie, om vervolgens de mensen te kunnen voeden met wat hij in de binnenkamer heeft ontdekt. Waarmee vulde de jonge M‘Cheyne zijn hoofd en hart? Met de reformatoren en met de puriteinen. Mede om deze reden vinden we zoveel puriteins gedachtegoed bij hem terug.

Uiteindelijk begon het vroege opstaan en het harde werken hun tol te eisen. Toen men M‘Cheyne hier voorzichtig op wees, luidde zijn antwoord: ‘Een krijgsknecht van Christus moet zich aan ontbering weten te gewennen’.[34] Toch is M‘Cheyne niet overmoedig als het gaat over de hoeveelheid energie die dit werk van hem vroeg. ‘Zodra ik op de preekstoel sta, voel ik me zo sterk als een reus, maar zodra ik in mijn woning ben teruggekeerd, voel ik me zo zwak als een wilgentakje.’[35] Het preken was zijn liefste werk, maar het kostte M‘Cheyne veel.

Op dit punt van de lezing wil ik graag kort stilstaan bij de preken die M‘Cheyne heeft gehouden en waarvan er velen bewaard zijn gebleven. Prof. dr. S. van der Linde merkte over de preken van M‘Cheyne het volgende op: ‘Hoewel McCheyne een goed Hebraïcus was en voor de ontwikkeling van het kerklied van belang is geweest, dankte hij zijn roem vooral aan zijn kanselwerk’.[36] Hoewel M‘Cheyne vermoedelijk niet heel blij zou zijn met deze typering, is ze wel waar. Al tijdens zijn leven was hij bekend om zijn heldere, scherpe en bijzondere preken. Dit niet zozeer vanwege zijn stijl, maar des te meer vanwege de inhoud. Wie bekend is met de preken van M‘Cheyne weet dat hij soms scherp kan zijn. Zo zei hij eens in een preek over Joh. 16:8: ‘Als er een vrijstad is, moet er ook een Bloedwreker zijn. Als er een ark is, moet er een zondvloed komen. Als er een Christus is, moet er een hel voor de Christus-lozen zijn’.[37] En in een preek over Ps. 69:1-3: ‘Als u sterft zonder Christus, zult u geheel en eeuwig verlaten worden door God. U zult moe worden van het huilen, u zult een droge keel krijgen. De Vaderhand van God zal u niet bewaren. Geen vriendelijke zon zal over u opgaan. Geen regen zal er over u vallen. Geen vlees om u te voeden, geen druppel water om uw tong te koelen. Gods kinderen zien Zijn glimlach, Zijn armen om hen heen, maar u zult tevergeefs wachten op een vriendelijke blik. Zijn oog zal geen medelijden kennen, Zijn hand zal niet sparen’.[38]

Wat verder opvalt is dat het soms lijkt of M‘Cheyne maar weinig pastoraal is in zijn preken. Toch is dit niet zo. M‘Cheyne kan zeer invoelend en vertroostend spreken tegen mensen die worstelen met hun oude mens. Daarbij komt ook dat sommige prekenbundels niet de volledig uitgeschreven preken van M‘Cheyne bevatten, maar slechts samenvattingen, waardoor het onterecht lijkt alsof M‘Cheyne soms wat kort door de bocht is. Het is goed dat u hier rekening mee houdt bij het lezen en overdenken van zijn preken.

Wie zoekt naar de grondpatronen in de prediking van M‘Cheyne hoeft niet lang te zoeken. De warme, bevindelijke inhoud die hoofd en hart wil aanspreken en Christus zoekt te verheerlijken laat duidelijk zien dat M‘Cheyne in de lijn van de puriteinen staat.[39] De noodzaak van wedergeboorte, bekering en heiligmaking zijn terugkerende thema’s in zijn prediking. Dit blijkt duidelijk in een preek over 2 Kor. 5:14-15a: ‘Indien wij waarlijk geloven, heeft Zijn liefde ons de vrede aangebracht door de vergiffenis; en omdat wij vergiffenis en vrede bezitten, is ons de Heilige Geest gegeven. Wat nu te doen? Wel niets anders dan die waarheid diep in onze harten te prenten, de liefde Gods meer en meer voor ogen te houden, opdat wij daardoor gedrongen worden Hem lief te hebben, Die ons zo lief had, - Hem te leven, Die voor ons stierf en uit het graf verrees.’ M‘Cheyne vervolgt zijn preek door het wonder en de noodzaak van de heiligmaking uit te leggen. ‘Het is waarlijk bewonderenswaardig op te merken, hoe de weg, die de Bijbel inslaat om ons heilig te maken, zozeer past bij onze natuur. […] Ach, broeders, gij zijt op een droevige wijze verblind voor de toestand uwer bijzonder gevormde harten, zo gij niet weet dat liefde niet kan afgedwongen worden; niemand werd ooit door vrees en schrik tot liefde gedreven en daarom werd ook niemand door vrees en schrik tot een heilig leven gebracht. Maar driewerf geprezen zij onze God! Hij heeft een krachtiger weg met ons ingeslagen dan hel en verschrikking, een beweeggrond sterker dan zelfs een blik op die kwalen, Hij heeft een weg bedacht om ons tot heiligheid te trekken. Door ons op de liefde Zijn Zoons te wijzen, wekt Hij onze liefde op’.[40]

Rechtvaardigmaking en heiligmaking worden door M‘Cheyne dus dicht bij elkaar gehouden. Vermoedelijk is zijn nadruk op het streven naar een heilig leven na de wedergeboorte het meest typerende punt van zijn prediking. In deze lezing zal blijken dat M‘Cheyne’s leven en leer hierin overeenkomen. Wat hij op de kansel preekte, probeerde hij zelf in praktijk te brengen. Het bijzondere zit hem echter in het feit dat zijn nadruk op heiligmaking en zijn toegewijde leven mensen toen (én vandaag!) niet afstootte, maar juist aantrok! Waarom was en is dat zo? Ik denk omdat M‘Cheyne hierin Christus Zelf weerspiegelde. De heiligheid van de Zaligmaker stootte mensen niet af, maar trok juist mensen aan, die zelf deze heiligheid het meeste misten. Eigengerechtigde mensen gruwden van Hem, maar hoeren, tollenaren en zondaren werden door Zijn blinkende heiligheid en liefde aangetrokken. Hoewel Christus de Zon was en is, was M‘Cheyne een ster die iets van de heiligheid van zijn Meester weerspiegelde.

M‘Cheyne stond daarin ook dicht bij de mensen. In veel van zijn preken spreekt hij als het ware met zijn hoorders. Hoewel niet in elke preek, maar toch geregeld vertelt hij iets uit zijn eigen leven ter illustratie. Zo zei hij eens in een preek over 2 Kor. 5:14-15a: ‘Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij; dezelfde blik, die gij vol neerslachtigheid in uw hart sloeg, openbaarde ook ons dezelfde dingen in al hun ontmoedigende kracht. Ja, gedurig ontdekken wij dezelfde afzichtelijkheid in ons eigen hart. Maar wij hebben een bemoediging, die ons nimmer alleen laat. De liefde van de Zaligmaker, die Zijn bloed voor ons gaf, dringt ons’.[41]

M‘Cheyne wist er dus bevindelijk van dat het streven naar heiligmaking een voortdurende strijd betekent tegen de oude mens, de satan en de wereld. In een preek over Fil. 1:23 zegt hij hierover het volgende: ‘Zolang de gelovige in deze wereld is, zijn er veel dingen die de gang der heiligmaking belemmeren. Daar is het lichaam van zonde en dood. De gelovige verschilt geheel van de wereld. Hij haat alle zonde, strijdt tegen de zonde, bidt tegen de zonde; en toch heeft hij een lichaam der zonde en des doods. De zonde regeert niet in hem als een koning, maar woont in hem als een gehate gast. Dit moet natuurlijk de heiligmaking vertragen. […] Daarenboven keren zijn oude gewoonten telkens terug. Voordat hij een gelovige was, ging hij de paden der zinnelijkheid, der lusten, der hartstochten op. Soms ervaart hij thans dat hij als onweerstaanbaar wordt gedreven om daarop terug te keren’.[42]

Maar ondanks de onvolkomenheid aan deze kant van het graf, heeft M‘Cheyne tot het laatst van zijn leven opgeroepen tot het streven naar een heilig leven. De reden hiervoor was dat M‘Cheyne uit de Schrift en uit eigen ondervinding wist dat alleen een toegewijd leven een vruchtbaar leven is tot eer van God en tot heil van de naaste. Hierin ligt een belangrijke les voor christenen anno nu. Daarom nogmaals M‘Cheyne: ‘Wilt u heilig zijn? Dan verlangt God u te heiligen! Dan is Gods wil en uw wil één. Zeg dan: ‘Heilig mij; ik wil heilig zijn.’ Heiligheid is de helderste eigenschap des HEEREN. […] O, het is genoeg dat wij de voorgaande tijd des levens de wil des vleses volbracht hebben. Laat ons nu Gode leven. Laten wij onszelf plechtig aan Christus geven; geef uw wil en genegenheden aan Hem voor tijd en eeuwigheid.’[43]

Terug naar de levensbeschrijving van M‘Cheyne. Zoals gezegd noemde hij zichzelf een zwak wilgentakje als hij van de kansel kwam. Lichamelijk was de jonge M‘Cheyne niet sterk en door het vele werk putte hij zichzelf helemaal uit. Uiteindelijk begon het onafgebroken werken zijn tol te eisen. Tegen het einde van het jaar 1838 begon M‘Cheyne gezondheidsproblemen te krijgen. Zo werd hij regelmatig getroffen door vlagen van hartkloppingen. In eerste instantie had hij hier alleen last van als hij zich teveel inspande, maar langzamerhand ook als hij rustig zat te studeren.[44]

Uiteindelijk werd dit zo ernstig dat de dokters hem adviseerden om te stoppen met werken. Diepbedroefd keerde M‘Cheyne terug naar zijn ouderlijk huis in Edinburgh om daar tot rust te komen. Wat M‘Cheyne toen nog niet wist, is dat deze herstelperiode maar liefst een jaar zou duren. Omdat veel gemeenteleden bezorgd over hem waren en aangaven op de hoogte te willen blijven van zijn gezondheidstoestand, besloot M‘Cheyne om elke week een kort woord van vermaning te schrijven. Hij schrijft hierover het volgende in een brief, die hij schreef op 30 januari 1839: ‘Aangezien een aantal van u de wens te kennen heeft gegeven om bericht van mij te krijgen, en omdat Hij, Die mij eerst tot u gezonden heeft om van de Heere Jezus te getuigen, mij vele weken terugtrekt en nog steeds Zijn kwellende doch vriendelijke hand op mij legt, heeft het mij goedgedacht, niet zonder gebed, u van week tot week een kort woord van vermaning te schrijven. De Heilige Geest besture de pen, opdat het geschrevene tot uw troost en aanwas in de genade gezegend mocht worden!’[45]

Uiteindelijk schreef M‘Cheyne, naar alle waarschijnlijkheid, tien lange brieven aan zijn gemeente in Dundee. Het is ontroerend om deze brieven te lezen, want men kijkt hier de jonge predikant in het hart. En wat was daar te zien? In één woord: liefde. Liefde voor de Heere Jezus Christus. Liefde voor zijn gemeente in Dundee. Maar, zo bleek, ook liefde voor het joodse volk! In de zesde brief die M‘Cheyne aan de gemeente in Dundee schreef, maakt hij melding dat hij gevraagd is om mee te gaan op zendingsreis naar het beloofde land. De jonge predikant zou deel gaan uitmaken van een groep predikanten die onderzoek zouden gaan doen naar de toestand van het joodse volk in Palestina.[46]

M‘Cheyne schreef hierover het volgende op 6 maart 1839: ‘Ik voel me een stuk beter, maar het preken is mij nog steeds verboden. […] Met het oog op deze omstandigheden heeft de commissie die de belangen van de Joden behartigt, uitgaande van de Algemene Vergadering, vandaag besloten dat uw leraar, vergezelt door dr. Black van Aberdeen en mijn geliefde vriend Andrew Bonar van Collace, de komende zes maanden op reis zullen gaan, om persoonlijk onderzoek te doen naar de verloren schapen van het huis Israëls. Zij stelt voor dat wij zonder uitstel naar het Heilige Land zullen vertrekken, en dat wij via Smyrna, Constantinopel, Polen, Duitsland en Nederland weer zullen terugkeren’.[47]

Ontroerd door Gods kennelijke leiding en door zijn liefde tot de gemeente in Dundee schrijft M‘Cheyne deze brief en belooft de gemeente, zo God het wil en hij leeft, op de hoogte te houden van zijn reis door Palestina. In de negende en tiende brief heeft hij dit ook daadwerkelijk gedaan.

Maar, zo kan men zich afvragen, waarom vraagt men een zieke en overwerkte predikant mee op zendingsreis?! Het deputaatschap was onder andere van mening dat de reis naar en het klimaat in Palestina M‘Cheyne goed zou doen.[48]

Maar er was nog een andere, meer fundamentele reden waarom het deputaatschap bij M‘Cheyne uitkwam. Al enkele jaren had M‘Cheyne grote belangstelling voor het volk van de joden. Zo geloofde hij vast dat zij uiteindelijk zouden terugkeren naar hun eigen land en dat de Heere op Zijn tijd de joden tot de kennis van de ware Messias zal leiden. In een preek over Jes. 60:1 zei hij hierover het volgende: ‘Evenals de morgenzon die boven de heuvelen opgaat en de Olijfberg met schitterend goud bekleedt, daarna de puinhopen van Jeruzalem bestraalt en de heilige heuvelen doet opspringen van vreugde over haar liefelijke stralen, zo zal het ook zijn met het treurige land van Juda. Christus zal over dit land opgaan, de dag zal aanbreken en de Morgenster zal in hun harten opgaan. Christus zal in schoonheid en heerlijkheid verschijnen en het volk zal zich met vreugde onderwerpen aan Zijn toegerekende gerechtigheid. Zijn heerlijkheid en schoonheid zal over hen worden uitgespreid’.[49] Ook hierin blijkt M‘Cheyne in de theologische traditie van de puriteinen te staan. Wie zich verdiept in de hoop en de verwachting die de puriteinen hadden voor de zending in het algemeen en onder de joden in het bijzonder, staat versteld.[50]

Terug naar het deputaatschap van de Algemene Vergadering. Zij waren degenen die M‘Cheyne selecteerden voor de reis naar Israël. Samen met zijn goede vriend Andrew Bonar en dr. Alexander Keith, predikant in Kincardineshire en dr. Alexander Black, professor in de theologie in Marischal College in Aberdeen zouden zij op reis gaan naar Palestina.[51] De vier reisgenoten kregen de volgende opdracht mee: ‘Verzamel informatie over de joden, hun aantallen, toestand, wat er moet gebeuren door de christelijke kerk om aan hun geestelijk welzijn bij te dragen, of er een zendingsreis gemaakt kan worden naar het land en zo ja, naar welke plaatsen deze reis als eerste gemaakt zou moeten worden’.[52] Eigenlijk is de reis van M‘Cheyne dus een zendingsreis én een vooronderzoek te noemen.

Uiteindelijk zou het een memorabele reis worden waarvan wij, mede dankzij M‘Cheyne en Bonar, een gedetailleerd verslag bezitten. Door hun aantekeningen kunnen wij ons een goed beeld vormen van hun belevenissen. Zo was het een erg gevaarlijke reis! Op meerdere momenten was hun leven in gevaar. Toen het gezelschap op weg was naar Galilea, kwamen zij over een weg waar de dag ervoor een reiziger was gedood door Arabieren. Twee dagen later hoorden zij dat er een joodse man was gedood op slechts twee uur reizen van de weg waarop zij reden. Daarnaast had dr. Black een ongeluk gekregen, waarbij hij van zijn kameel was gevallen op de weg van Egypte naar Palestina. Achteraf zou blijken dat de Heere dit ongeluk tot grote zegen zou stellen. Dr. Black moest namelijk achterblijven in het plaatsje Pesth. Uiteindelijk zou dit de eerste stad worden waar de zending onder de joden vanuit Schotland begon.

Naast dit ongeluk, waar de andere reisgenoten erg van geschrokken waren, heerste de pest in die tijd in Egypte en Palestina en daarom moest het gezelschap meerdere keren in quarantaine. Daarnaast is M‘Cheyne zelf ook erg ziek geworden tijdens deze reis en moet hij zich, nadat hij zich terug had getrokken voor stille tijd, zo’n vijftien minuten met hand en tand verdedigen tegen twee mannen die hem wilden beroven en mogelijk nog erger. Door Gods bewarende hand overleefde hij deze aanval.[53]

Ook werd het gezelschap geregeld lastiggevallen of zelfs vervolgd door lokale autoriteiten en door religieuze leiders ter plaatse. Toch gingen allen met vreugde en met ingespannen krachten door. Hierbij kwam vooral de grote talenkennis van dr. Black van pas. Zo was hij naast het Engels, ook het Latijn, Frans, Italiaans, Duits, Jiddisch en Roemeens machtig.[54] Alle vier maakten ze geregeld gebruik van hun kennis van het Hebreeuws wat ze tijdens de studie theologie hadden geleerd. Al snel kwamen ze erachter, en dit behoorde ook tot hun latere aanbevelingen, dat het ook wel handig was om kennis te hebben van het Aramees en het Syrisch.[55] Uiteindelijk heeft deze reis van M‘Cheyne en zijn reisgenoten ertoe geleid dat er in 1885 Schotse zendelingen naar Palestina vertrokken.

Het voert te ver om de gehele reis te beschrijven, maar één gebeurtenis kan niet onvermeld blijven. Toen M‘Cheyne bij de berg aankwam waar Elia had gebeden, ervoer hij een diepe rust in zijn ziel. Zijn hoofd en hart werd gericht op de grote werken van de Heiland. De jonge predikant nam zich opnieuw voor om alleen uit Zijn verdiensten te putten. Het was hier dat hij inspiratie kreeg om over de wateren van Siloam te schrijven: ‘O, mocht ik evenals deze bron, het beeld mijns Heilands dragen, mij spieg’len in Zijn Levenszon, en van Zijn lof gewagen!’[56]

Hoewel M‘Cheyne gedurende acht maanden lang ver van zijn gemeente verwijderd was, was ze toch dichtbij. De jonge predikant droeg de gemeente in zijn hart. Het was voor hem een dagelijkse gebedszaak dat de HEERE door zou gaan met Zijn werk in de harten van de gemeenteleden. Toen M‘Cheyne bij een woeste vlakte nabij Kapernaüm stond zei hij: ‘Als u het heerlijke evangelie van de genade van God vertrapt, zal uw ziel verloren gaan. Ik vrees dat Dundee op een dag net zo’n huilende wildernis zal zijn als Kapernaüm nu is’.

Niet lang nadat de groep predikanten de terugreis had aangevangen, werd M‘Cheyne zeer ernstig ziek. Vermoedelijk kwam dit omdat hij in Beiroet op bezoek was geweest bij een jonge man uit Glasgow die een koortsziekte had.[57] Desondanks raadde een dokter M‘Cheyne aan om toch aan boord te gaan van het schip, omdat hij dacht dat de zeewind hem goed zou doen. Het tegendeel zou blijken, want toen het schip in Cyprus aankwam, nam de koorts zo toen dat M‘Cheyne zelfs enkele uren buiten kennis raakte. Dit moet de andere leden van het reisgezelschap met grote angst vervuld hebben. In deze ernstige omstandigheden komt op ontroerende wijze naar voren wat er in het hart van M‘Cheyne leefde, namelijk liefde en overgave. Hij werd niet opstandig, maar bad om herstel en als dat niet de weg van de Heere zou zijn, of Hij een nieuwe predikant aan de gemeente in Dundee zou willen schenken. Tegen veler verwachting in richtte de Heere M‘Cheyne weer op uit zijn ziekbed. Zijn diensttijd in het Koninkrijk van God hier op aarde zat er nog niet op.

De bewaring van M‘Cheyne was niet het enige wonder van de Heere. Tijdens de afwezigheid van M‘Cheyne had een andere jonge predikant van vierentwintig jaar oud, William C. Burns, tijdelijk het werk in de gemeente van Dundee op zich genomen. Het was onder zijn prediking dat op 23 juli de grote opwekking in Kilsyth plaatsvond. Dit was het begin van krachtige werkingen van de Heilige Geest in delen van Schotland. Toen Burns in augustus in Dundee begon met preken, herhaalde zich deze krachtige werking van de Heilige Geest. Tranen stroomden van de gezichten van velen. Sommige vielen op de grond en riepen huilend om vergeving. Vele weken werd er elke avond kerkdienst gehouden. De hand van de Heere was over Dundee en een grote, bevreesde mensenmassa vulde de kerk.[58]

Ondertussen was het reisgezelschap in Hamburg aangekomen. Hier wachtte hen een grote verrassing. Zij konden hun ogen bijna niet geloven toen ze in de kranten vernamen dat er een opwekking in Schotland gaande was en dat ook Dundee hierin was betrokken. Zonder dat zij dit wisten, had de Heere Zijn wijngaard bezocht. M‘Cheyne schrijft hierover: ‘Is het geen bijzondere aanleiding tot vreugde en erkentelijkheid in deze omstandigheid, dat God dit uitvloeisel van Zijn Geest in hetzelfde jaar geschonken had, als waarin de Schotse kerk de hand had uitgestrekt om vrede en heil aan Israël te verkondigen?’[59]

Hier is het even goed om pas op te plaats te maken. Want hier blijkt hoe de Heere de vruchten van de Geest heeft verheerlijkt in het leven van M‘Cheyne! Dag en nacht had de jonge predikant gesmeekt om een opwekking en de Heere gaf deze onder de bediening van een andere predikant. En in plaats van afgunstig te worden, looft en prijst M‘Cheyne de Heere! Zelfs Burns was hierdoor getroffen. Dit blijkt uit wat hij schrijft naar aanleiding van een brief die M‘Cheyne hem gestuurd had als reactie op de gebeurtenissen in Dundee: ‘Een brief van de geliefde Mr. MacCheyne ontvangen, geschreven in een geest van blijdschap vanwege het werk des Heeren. Dit toont de grote overwinning, zoals ik denk, van de Goddelijke genade over de natuurlijke jaloezie van het menselijke hart. O Heere, ik zou U met mijn gehele hart willen loven voor deze brief. Ik zou U willen smeken, dat wanneer Uw geliefde dienstknecht, de herder van dit volk, weer met hen verenigd is, dat hij de eer mag ontvangen om honderdvoudig meer zielen voor Christus te winnen dan ik in Uw oneindige en soevereine barmhartigheid gedaan heb. Amen’.[60]

Toen M‘Cheyne in november aankwam in Dundee, trof hij een compleet andere stad aan dan hij gewend was. Een diepe indruk van de eeuwigheid was in de gemeente neergedaald. In de eredienst ervoeren de gemeenteleden dat ze een ‘aanwezige God’ grootmaakten, zo schreef M‘Cheyne.[61] Onder tranen vertelde een zoekende ziel het volgende aan de jonge predikant: ‘Ik denk dat de hel mij wat verlichting zal geven van de toorn van God over mijn zonden’. En toen M‘Cheyne kort hierna een hagenpreek hield in Dundee en er een zware regenbui over de gemeente trok, bleven allen stokstijf staan totdat de preek voorbij was. Er lag beslag en de mensen lieten geen gelegenheid voorbijgaan om het Woord te horen. Het Woord wat spreekt van schuld, zonde én vergeving.

Maar hoe dankbaar M‘Cheyne ook was, hij wilde vruchten zien op de prediking. Tranen en berouw zijn niet genoeg. Een waar verlangen naar volledige heiligheid is het beste teken dat iemand wederom geboren is, aldus M‘Cheyne.[62] Het is vertroostend dat M‘Cheyne niet preekt dat iemand geheel heilig moet zijn om zeker te zijn van zijn staat. Integendeel, M‘Cheyne wist heel goed dat ook onze beste werken met zonden bevlekt zijn. Dit blijkt duidelijk uit een preek over Joh. 11:11-16: ‘Leer hieruit hoeveel zonde en zwakheid vermengd zijn met onze liefde en ijver, en hoezeer wij Iemand [JWJ: namelijk Christus] nodig hebben Die de ongerechtigheid van onze heilige zaken draagt’.[63]

Hoewel M‘Cheyne nog jong was, merkte hij dat zijn bediening op een einde aan ging lopen. Zou dit komen omdat hij tijdens zijn leven al zoveel in gebed voor de genadetroon in de hemel geknield had gelegen? ‘Ik verwacht niet lang te zullen leven. Een andere predikant zal deze kudde gaan leiden, een andere voorzanger zal de lofzang inzetten. Er is geen geloof, geen berouw, geen bekering in het graf. Nu is het nog genadetijd. Ach, mijn vrienden, in de hel wordt niet gepreekt. Gebruik elk moment om Hem te zoeken nu het nog kan!’[64]

In zijn laatste levensjaar preekt M‘Cheyne op indrukwekkende wijze over de eeuwige straf voor de onbekeerden. In de maand februari van het jaar 1843 maakte hij nog een reis door het Noordwesten van Schotland en preekte hij zevenentwintig keer in vierentwintig verschillende plaatsen. Vaak moest hij hiervoor door besneeuwd gebied trekken. Bij zijn terugkomst in Dundee was hij erg moe. Op 12 maart preekte hij voor het laatst in zijn geliefde gemeente over Rom. 9:22-23: ‘En of God, willende Zijn toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid; en opdat Hij zou bekend maken den rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, die Hij tevoren bereid heeft tot heerlijkheid?’ Met ernst en bewogenheid sprak M‘Cheyne over de soevereiniteit van God.

De dinsdag erna voelde hij zich ziek, maar ging toch voor in een trouwdienst. Daarna sprak hij nog voor een groep kinderen over de goede Herder. Dit was zijn laatste publieke verschijning. Die avond overviel de koorts hem. Na een week brandende koorts gehad te hebben, kreeg hij op dinsdag 21 maart een delirium. Hij begon te ijlen. Toch was het geen inhoudsloze wartaal. ‘U moet op tijd ontwaken, anders zult u ontwaken in de eeuwige straf’, zo riep de stervende M‘Cheyne uit. Toen bad hij met de laatste kracht die in hem was: ‘Deze gemeente, Heere, dit volk, deze gehele plaats!’

Op zaterdag 25 maart 1843 werd Robert Murray M‘Cheyne bevordert tot hoger heerlijkheid en kwamen de woorden van zijn lied ‘I am a Debtor’ eindelijk uit: Als ik voor Uw heil'ge troon, sta in 't bruidskleed van Uw Zoon; als ik U volmaakt mag zien, mateloos mijn liefde biên, dan eerst dank ik en erken, wat ik U verschuldigd ben.[65]


Gespreksvragen
1. Deze lezing over het leven en werk van Robert Murray M‘Cheyne heeft als titel: ‘Zo heilig als een vergeven zondaar kan zijn’. Waarom zou voor deze titel gekozen zijn? Probeer ook een andere titel voor deze lezing te bedenken die past bij het leven en werk van ds. R.M. M‘Cheyne.
2. Als u ds. R.M. M‘Cheyne een vraag zou kunnen stellen, hoe zou die dan luiden?
3. Lees de onderstaande uitspraken van M‘Cheyne. Wat zou hij hiermee bedoelen? Welke(n) spreekt u het meeste aan? Kunt u uitleggen waarom?

i. Voor elke blik die u op uzelf slaat, moet u er tien op Christus werpen.
ii. Een christen is een mens die het voor anderen gemakkelijk maakt om in God te geloven.
iii. Het is een zeker kenmerk van genade om naar meer te verlangen.
iv. Als ik Christus kon horen bidden voor mij in de kamer hiernaast, zou ik niet bang zijn voor een miljoen vijanden. Toch maakt afstand niet uit. Hij is aan het bidden voor mij.
v. Niemand kwam ooit tot Christus, omdat ze van zichzelf wisten dat zij een van de uitverkorene waren. Het is zeker waar dat God door Zijn goedertierenheid mensen verkiest tot het eeuwig leven, maar dit wisten zij niet totdat zij tot Christus kwamen. Christus nodigt nergens de uitverkorenen om tot Hem te komen. De vraag is niet: ‘Ben ik een van de uitverkorenen?’, maar: ‘Ben ik van het menselijk ras?’.
vi. Leef dichtbij God en alle dingen zullen u als klein voorkomen in vergelijking met de eeuwige realiteiten.
vii. Mijn mensen hebben het meest behoefte aan mijn persoonlijke heiligheid.
viii. Er zijn in Christus onbevattelijke oceanen van genade voor u. Duik en duik opnieuw en u zult nooit tot de bodem komen van deze diepten. Hoeveel miljoenen schitterende parels en edelstenen zijn er op dit moment verborgen in de diepe schuilhoeken van de oceaangrotten.
ix. U zult incomplete christenen zijn als u niet uitkijkt naar de tweede komst van de Heere Jezus.
x. Ik weet maar al te goed dat als Christus dichtbij is, de satan het meest werkzaam is.
xi. Vreugde groeit als u het verspreidt naar anderen.
xii. Ik word verleid om te denken dat ik nu een bevestigd christen ben, dat ik deze of die lust er al zo lang ondergehouden heb, dat ik niet bang hoef te zijn om mij in de buurt te begeven van de verleiding. Dit is een leugen van de satan. Dat zou hetzelfde zijn om te zeggen dat buskruit de eigenschap zou krijgen om tegen vuur te kunnen en niet te ontvlammen. Zolang het kruit nat is, kan het tegen een vonk, maar als het droog is ontploft het bij de eerste aanraking. Zolang de Heilige Geest werkzaam in mijn hart is, mij dood voor de zonden en ik, buiten mijn schuld, te maken krijg met verleiding, mag ik erop rekenen dat God mij er doorheen draagt. Maar als de Geest mij verlaat, ben ik droog buskruit. Hielden we hier maar meer rekening mee!
xiii. Zet uw hart niet op de bloemen van deze wereld. Ze zullen vergaan en afsterven. Prijs de Roos van Saron en de Lelie der dalen aan. Hij verandert niet! Leef dichter bij Christus, dan bij welke persoon dan ook op deze aarde en wanneer zij wegvallen heeft u Hem om lief te hebben en op te leunen.[66]

4. Lees het onderstaande lied ‘I am a Debtor’ van M‘Cheyne in de vertaling van ds. C.J. Meeuse.[67] Zet een uitroepteken bij wat u aanspreekt. Zet een vraagteken bij waar u een vraag over heeft. Bespreek dit vervolgens met de cursist naast u. Probeer ook een drietal lessen uit dit lied te halen.

1. Als de wereld hier vergaat
en haar zon ten onder gaat,
als wij in de heerlijkheid
zien Gods werken in de tijd,
dan eerst dank ik en erken,
wat ik U verschuldigd ben.

2. Als ik hoor der bozen beê:
'Bergen, dek ons voor het wee.';
als ik zie hun angst en schrik
in hun laatste ogenblik,
dan eerst dank ik en erken,
wat ik U verschuldigd ben.

3. Als ik voor Uw heil'ge troon
sta in 't bruidskleed van Uw Zoon;
als ik U volmaakt mag zien,
mateloos mijn liefde biên,
dan eerst dank ik en erken,
wat ik U verschuldigd ben.

4. Als ik 's hemels lofzang hoor,
als een donderstem in 't oor,
luid als waat'ren in hun gang,
zoet als zuiver harpgezang,
dan eerst dank ik en erken,
wat ik U verschuldigd ben.

5. Toon op aard' in duisternis
hoe Uw glans weerspiegeld is;
dat ik Uw vergeving smaak'
en Uw Geest mij krachtig maak',
geef dat ik ook nu erkenn',
dat ik dank verschuldigd ben.

5. Lees het onderstaande fragment van een preek van M‘Cheyne over 1 Tim. 1:16. Deze preek heeft hij gehouden tijdens een avondmaalszondag in de St. Peter te Dundee op 1 januari 1843. Aan het einde van de diensten van die betreffende zondag merkte M‘Cheyne op: ‘God weet of dit het laatste jaar van mijn bediening onder u zal zijn of niet’.[68] Op 25 maart 1843 werd M‘Cheyne bevorderd tot hoger heerlijkheid. Wat vindt u van dit gedeelte? Welke les(sen) haalt u uit dit fragment?

‘Mijn geliefde vrienden, als u Christus hebt aangenomen, verwelkomt Hij u nu aan Zijn tafel. Hij zegt: ‘Eet, vrienden, drinkt, en wordt dronken, o liefsten’ (Hoogl. 5:1c). En u behoort tot Hem te zeggen: ‘O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate Zijn edele vruchten’ (Hoogl. 4:16b). ‘Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben’ (1 Tim. 1:15). O broeders, deze zelfde woorden moeten op uw lippen zijn als u het brood en de wijn ontvangt. U moet aan uw zonden terugdenken: ‘Ik ben de voornaamste’. Zelfs aan de tafel in de hemel zullen wij terugdenken aan onze zonden, alhoewel wij daarover geen smart meer zullen hebben. Wij zullen aan Zijn beeld gelijkvormig zijn gemaakt. Des te meer behoren wij er dus op aarde aan terug te denken. Onthoud dat u de voornaamste bent.

Ik geloof dat als u God in waarheid volgt, u in uzelf meer zonden gezien hebt dan u ooit in een ander gezien hebt. O broeders, ik betuig u dat als ik de ernstigste gedachten heb over deze dingen, als ik de meeste gedachten heb over de hemel en over de hel, ik dan het duidelijkst de betekenis van deze woorden zie: ‘Ik ben de voornaamste’.

Merk bovendien op dat Paulus niet zegt: ‘Ik was de voornaamste’, maar ‘ik ben de voornaamste’. U had niet alleen zo’n natuur, maar u hebt hem nog steeds! U hebt de Heilige Geest niet alleen bedroefd, maar u bedroeft Hem nog steeds. O, dit bedroefde Paulus! Christus is echter in de wereld gekomen om zondaren zalig te maken. Dat is hetgeen het gebroken brood en de ingeschonken wijn te zeggen hebben: Hij is voor zondaren gestorven. Er gaat een roepstem van de avondmaalstafel uit, die zegt: Christus maakt zondaren zalig! Het gebroken brood en de ingeschonken wijn zijn levendige getuigen dat Hij gestorven is.

Het brood werd voor het eerst gebroken in de nacht dat Hij kwam om te sterven. O, Hij kwam niet als een koning in zijn wagen; Hij maakt ons zalig door Zijn dood. De sponde waarop Hij neerlag was een rotsgraf.[69] Dit is een getrouw woord, u kunt uw eeuwigheid erop wagen. Het is een woord dat nog nooit gefaald heeft wanneer iemand zich eraan vastklemde. Broeders, het is alle aanneming waardig; het is niet alleen getrouw, maar ook alle aanneming waardig. Uw eeuwig wel of wee hangt ervan af. Het is waardig om aangenomen te worden met de wil, met de genegenheden, met het gemoed en met de consciëntie. Jezus is in de wereld gekomen om een gerechtigheid uit te werken, en nu heerst Hij in de hemel. Hebt u dit getrouwe woord aangenomen? Dan bent u welkom, en de Heere ontmoete u en kome tot u in de breking des broods.[70]

6. Lees het onderstaande fragment van een brief die M‘Cheyne schreef aan iemand die de Heere Jezus zocht. Probeer een drietal lessen uit deze brief te trekken.

Geliefde vriendin, ik heb via N.N. van u vernomen, en heb voor u gebeden of uw oog op Jezus gevestigd mag zijn, en of uw ziel volkomen vrede mag smaken in Zijn bloed dat voor velen vergoten is. Ik heb ook mijn Vader gedankt dat Hij u zo heeft welgedaan. Voelt u zich gewillig om geheel ellendig, geheel doemwaardig in uzelf te zijn, en om Gods lieve Zoon uw enig schild en uw enige gerechtigheid te laten zijn? O, wees hier zeker van! Maakt u zich niet druk om hetgeen de mens van u denkt. Ik heb me er nooit druk om gemaakt of de mensen al dan niet geloven dat ik zalig zal worden. In de oordeelsdag zal het oordeel van mensen ons niet rechtvaardig stellen voor God. O nee! U moet in Jezus zijn, aan Zijn voeten zitten, Hem uw smetten laten afwassen en Hem uw schuldige ziel met Zijn Goddelijke gerechtigheid laten bedekken. Als u op de bodem van de zee lag, zou geen oog uw mismaaktheid kunnen zien; zo wordt u ook, als de oneindige oceaan van Immanuëls gerechtigheid over de ziel stroomt, als het ware in Christus verslonden.

De Vader moet Jezus zien in plaats van onze schuldige ziel. Verberg u achter Hem. Laat het oog van de Vader niet op u maar op Hem vallen. Dit is hetgeen Jezus wil. Hij is gestorven om een Schuilplaats te zijn voor mensen zoals u. Dit is hetgeen de Vader wil, want Hij wil niet dat enigen verloren gaan. Als de Vader u aanschouwt als een naakte, schuldige zondaar, dan moet u sterven; daar is geen ontkomen aan. Maar als Jezus voor u verschijnt, als u in Zijn wonden schuilt, gelijk de duif in de kloven van de steenrots, en u schuilt onder Zijn sneeuwwitte klederen, dan heeft de Vader u zelf lief, en dan komt u op uit de woestijn.

Dit is Christus’ heerlijkheid dat Hij zondaren rechtvaardigt die geen gerechtigheid hebben, en zielen heiligt die geen ingeschapen heiligheid hebben. Laat Jezus uw gehele schuld dragen. Bedenk dat Hij graag de enige steun van de ziel wil zijn. Hij is een Zaligmaker Die jaloers is op Zijn eer. Hij wil volkomen vertrouwd worden. Er is niets wat u wellicht ontbreekt of het is in Hem te vinden.

Ontbreekt het u aan liefde? Hij is de Fontein van liefde: alle beloften zijn in Hem ja en zijn in Hem amen. Moge de Geest uw ogen zalven om Hem meer en meer te aanschouwen, en uw hart vertederen om op Hem te leunen.

Vaarwel, geliefde ziel! De Heere verzadige u zachtjes, evenals Hij de bloemen door de stille dauwdruppels verzadigt.

Uw, R.M. M‘Cheyne[71]


Bibliografie
The Banner of Truth Magazine Issues 1-16. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2008.
Beeke, J.R. Zekerheid Van Het Geloof: Volgens De Puriteinen. Apeldoorn: De Banier, 2021.
Beeke, J.R., Jones, M. A Puritan Theology, Doctrine for Life. Grand Rapids, Michigan: Reformation Heritage Books, 2012.
Beeke, J.R., Op 't Hof, W.J., De Reuver, A. Reformatorische Spiritualiteit: Een Praktische Studie Naar De Gereformeerde Spirituele Erfenis. Kampen: De Groot Goudriaan, 2009.
Bonar, A.A. Uit Het Leven Van Ds. Robert Murray M'cheine, Predikant Te Dundee (Schotland). Utrecht: De Banier, 1964.
Bonar, A.A., M‘Cheyne, R.M. Mission of Discovery. The Beginnings of Modern Jewish Evangelism. Edited by A.M. Harman. Fearn: Christian Focus, 1966.
Bridge, W. A Lifting up for the Downcast. Puritan Paperbacks. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2001.
Christelijke Encyclopedie. Edited by G. Harinck. Vol. III, Kampen: J.H. Kok, 2005.
Den Ouden, J.C. Gelovig Kruisdragen: De Visie Van De Puriteinen Op Kruisdragen. Hersteld Hervormde Studies. Vol. 6, Houten: Den Hertog, 2010.
Dowley, T. The History of Christianity. Oxford: Lion, 1990.
Grosheide, F.W., Van Itterzon, G.P. (red.). Christelijke Encyclopedie. 6 vols. Vol. 4, Kampen: Kok, 1960.
Hellenbroek, A. Voorbeeld Der Goddelijke Waarheden, Uitgebreid. Utrecht: De Banier, 2008.
Jones, M. Knowing Christ. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015.
Kranendonk-Gijssen, J. Ik Voor U: Korte Meditaties Tot Zelfonderzoek En Onderwijs Voor De Week Van Voorbereiding Op Het Heilig Avondmaal. Apeldoorn: De Banier, 2011.
Lloyd-Jones, D.M. The Puritans: Their Origins and Successors: Addresses Delivered at the Puritan and Westminster Conferences 1959-1978. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2002.
M'Cheine, R.M. Uit De Nagelaten Geschriften Van Ds. Robert Murray M'cheine, Predikant Te Dundee (Schotland). Vol. II, Utrecht: De Banier, 1966.
M'Cheyne, R.M. De Bron Van Zaligheid: 64 Preken En 15 Bijbellezingen Door Hem in De Loop Van Zijn Herderlijke Bediening Gehouden. Dordrecht: J.P. v.d. Tol, 1966.
———. "Family Worship with M'cheyne." The Banner of Truth, April 2014.
———. Sermons of Robert Murray M'cheyne. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1986.
MacCheyne, R.M. Christus Ons Alles: Woorden Van Raad En Bestuur. Houten: Den Hertog, 1989.
———. De Blijdschap Van De Gelovige. Houten: Den Hertog, 1991.
———. Troost in Verdriet. Kampen: De Groot Goudriaan, 1993.
———. Zie, Ik Sta Aan De Deur En Ik Klop. Kampen: De Groot Goudriaan, 2000.
MacCulloch, D. De Geschiedenis Van Het Christendom. Houten: Spectrum, 2009.
McCheyne, R.M. De Ark Der Behoudenis: 37 Predikaties. Houten: Den Hertog, 2018.
———. Robert Murray Mccheyne: Brieven Van Een Herder. Houten: Den Hertog, 1999.
Murray, I.H. The Old Evangelicalism, Old Truths for a New Awakening. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2005.
———. The Puritan Hope: A Study in Revival and the Interpretation of Prophecy. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2009.
Robert Murray M'cheyne New Testament Sermons. Edited by M.D. McMullen. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2004.
Robert Murray M'cheyne Old Testament Sermons. Edited by M.D. McMullen. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2004.
Robert Murray M'cheyne Sermons on Hebrews. Edited by M.D. McMullen. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2004.
Van der zwaag, W. De Reformatie Der Puriteinen: Kerkhistorie Van Engeland Tussen Reformatie En Revolutie. Barneveld: Gebr. Koster, 2001.
Van Valen, L.J. Gedreven Door Zijn Liefde: Het Leven Van Robert Murray Maccheyne. Houten: Den Hertog, 1995.
———. In God Verbonden: Gereformeerde Vroomheidsbetrekkingen Tussen Schotland En De Nederlanden in De Zeventiende Eeuw, Met Name in De Periode Na De Restauratie (1660-1700). Apeldoorn: Labarum Academic, 2019.
Wessels, A. Naar Het Land Dat Ik U Wijzen Zal: Een Reis Door Israël Aan De Hand Van Oude Duitse Gravures Van Bijbelse Taferelen. Barneveld: Gebr. Koster, 2002.


[1] Het is terecht dat de termen puritanisme en praktische vroomheid in een zin genoemd worden, omdat deze zaken de prediking van de puriteinen kenmerkten, aldus J.R. Beeke. Bron: J.R. Beeke, Op 't Hof, W.J., De Reuver, A., Reformatorische spiritualiteit: Een praktische studie naar de gereformeerde spirituele erfenis (Kampen: De Groot Goudriaan, 2009), 165-68.
[2] Vermoedelijk is de term puriteinen, wat zoveel betekent als ‘zij die zuiverheid voorstaan’, in eerste instantie als scheldwoord gebruikt. Bron: D. MacCulloch, De geschiedenis van het Christendom (Houten: Spectrum, 2009), 575.
[3] Christelijke encyclopedie, ed. G. Harinck, vol. III (Kampen: J.H. Kok, 2005), 1487. Zie voor meer informatie over de puriteinen en hun gedachtegoed: D.M. Lloyd-Jones, The Puritans: Their Origins and Successors: Addresses Delivered at the Puritan and Westminster Conferences 1959-1978 (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2002), 258. W. Van der zwaag, De Reformatie der Puriteinen: Kerkhistorie van Engeland tussen Reformatie en Revolutie (Barneveld: Gebr. Koster, 2001). J.R. Beeke, Jones, M., A Puritan Theology, Doctrine for Life (Grand Rapids, Michigan: Reformation Heritage Books, 2012). M. Jones, Knowing Christ (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015). J.R. Beeke, Zekerheid van het geloof: volgens de puriteinen (Apeldoorn: De Banier, 2021). J.C. Den Ouden, Gelovig kruisdragen: De visie van de puriteinen op kruisdragen, vol. 6, Hersteld Hervormde Studies, (Houten: Den Hertog, 2010). W. Bridge, A Lifting up for the Downcast, Puritan Paperbacks, (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2001).
[4] Christelijke encyclopedie, III, 1488.
[5] Zie hiervoor ook: L.J. Van Valen, In God verbonden: Gereformeerde vroomheidsbetrekkingen tussen Schotland en de Nederlanden in de zeventiende eeuw, met name in de periode na de Restauratie (1660-1700) (Apeldoorn: Labarum Academic, 2019). T. Dowley, The History of Christianity (Oxford: Lion, 1990), 388-89.
[6] Christelijke encyclopedie, III, 1487.
[7] Zie: A Time-Line for Some of the Authors Quoted. Bron: I.H. Murray, The old Evangelicalism, Old Truths for a New Awakening (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2005).
[8] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 14. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2008), 90.
[9] R.M. MacCheyne, Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop (Kampen: De Groot Goudriaan, 2000), 7-8.
[10] R.M. MacCheyne, De blijdschap van de gelovige (Houten: Den Hertog, 1991), 7.
[11] A.A. Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland) (Utrecht: De Banier, 1964), 10.
[12] MacCheyne, De blijdschap van de gelovige, 53-54.
[13] L.J. Van Valen, Gedreven door Zijn Liefde: Het leven van Robert Murray MacCheyne (Houten: Den Hertog, 1995), 38. Hoewel M‘Cheyne hier tegen probeert te vechten, is het hem nog niet duidelijk dat hij ook hiervoor het verzoenende bloed van Christus nodig had.
[14] Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), 14.
[15] Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), 12.
[16] R.M. M'Cheyne, Sermons of Robert Murray M'Cheyne (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1986), 121.
[17] Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), 13.
[18] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 15. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 91.
[19] Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), 15.
[20] Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), 16.
[21] Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), 17.
[22] In totaal kon ik zo’n veertien Engelse liederen van M‘Cheyne achterhalen, waarvan er een aantal in het Nederlands zijn vertaald.
[23] De Nederlandse vertaling van dit bekende lied, is gemaakt door J.J.L. ten Kate. Hoewel de vertaling niet overal heel sterk is, vertolkt ze wel dezelfde geestelijke lading. Zie ook: A. Hellenbroek, Voorbeeld der Goddelijke Waarheden, uitgebreid (Utrecht: De Banier, 2008), 8.
[24] Van Valen, Gedreven door Zijn Liefde: Het leven van Robert Murray MacCheyne, 59.
[25] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 15-16. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 91-92.
[26] Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), 35.
[27] Robert Murray M'Cheyne New Testament Sermons, ed. M.D. McMullen (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2004), xi.
[28] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 16. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 92.
[29] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 16. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 92.
[30] R.M. M'Cheine, Uit de nagelaten geschriften van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), vol. II (Utrecht: De Banier, 1966), 104-05.
[31] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 16. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 92.
[32] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 16. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 92.
[33] www.mcheyne.info (geraadpleegd op 11 februari 2023).
[34] Bonar, Uit het leven van Ds. Robert Murray M'Cheine, predikant te Dundee (Schotland), 36.
[35] MacCheyne, De blijdschap van de gelovige, 9.
[36] F.W. Grosheide, Van Itterzon, G.P. (red.), Christelijke Encyclopedie, 6 vols., vol. 4 (Kampen: Kok, 1960), 528.
[37] M'Cheyne, Sermons of Robert Murray M'Cheyne, 96.
[38] Robert Murray M'Cheyne Old Testament Sermons, ed. M.D. McMullen (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2004), 23.
[39] Andere voorbeelden dat M‘Cheyne schatplichtig is aan de puriteinen is zien in zijn gewoonte om een persoonlijk verbond met de Heere te sluiten en dit meerdere malen in zijn leven te herhalen en zijn nadruk op het belang van huisgodsdienst. Zie hiervoor ook: R.M. M'Cheyne, "Family Worship with M'Cheyne," The Banner of Truth, April 2014, 8-14.
[40] R.M. M'Cheyne, De bron van zaligheid: 64 preken en 15 bijbellezingen door hem in de loop van zijn herderlijke bediening gehouden (Dordrecht: J.P. v.d. Tol, 1966), 44-45.
[41] M'Cheyne, De bron van zaligheid: 64 preken en 15 bijbellezingen door hem in de loop van zijn herderlijke bediening gehouden, 38.
[42] R.M. MacCheyne, Christus ons alles: Woorden van raad en bestuur (Houten: Den Hertog, 1989), 43-44.
[43] R.M. M‘Cheyne in een preek over Rom. 12:2a, aangehaald in: J. Kranendonk-Gijssen, Ik voor u: Korte Meditaties Tot Zelfonderzoek En Onderwijs Voor De Week Van Voorbereiding Op Het Heilig Avondmaal (Apeldoorn: De Banier, 2011), 80.
[44] R.M. McCheyne, Robert Murray McCheyne: Brieven van een herder (Houten: Den Hertog, 1999), 9.
[45] McCheyne, Robert Murray McCheyne: Brieven van een herder, 15.
[46] McCheyne, Robert Murray McCheyne: Brieven van een herder, 10.
[47] McCheyne, Robert Murray McCheyne: Brieven van een herder, 51. Uiteindelijk zou de terugtocht via Constantinopel, Oost-Europa en Noord-Duitsland verlopen. Bron: A. Wessels, Naar het land dat Ik u wijzen zal: Een reis door Israël aan de hand van oude Duitse gravures van Bijbelse taferelen (Barneveld: Gebr. Koster, 2002), 5.
[48] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 18. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 94.
[49] Aangehaald in: Van Valen, Gedreven door Zijn Liefde: Het leven van Robert Murray MacCheyne, 205.
[50] Zie hiervoor ook: I.H. Murray, The Puritan Hope: A Study in Revival and the Interpretation of Prophecy (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2009).
[51] Uiteindelijk zouden Keith en Black niet de gehele reis afmaken, omdat zij vanwege gezondheidsklachten eerder terugkeerden naar Schotland.
[52] A.A. Bonar, M‘Cheyne, R.M., Mission of Discovery. The Beginnings of Modern Jewish Evangelism, ed. A.M. Harman (Fearn: Christian Focus, 1966), 6.
[53] Bonar, Mission of Discovery. The Beginnings of Modern Jewish Evangelism, 8.
[54] Het Jiddisch is een Germaanse taal, die door ongeveer drie miljoen joden over de hele wereld gesproken wordt. Het Jiddisch wordt van rechts naar links geschreven, met het Hebreeuwse alfabet, maar is gebaseerd op Middeleeuwse Duitse dialecten. Jiddisch is taalkundig verder niet aan het Hebreeuws verwant.
[55] Bonar, Mission of Discovery. The Beginnings of Modern Jewish Evangelism, 15.
[56] Van Valen, Gedreven door Zijn Liefde: Het leven van Robert Murray MacCheyne, 222.
[57] Van Valen, Gedreven door Zijn Liefde: Het leven van Robert Murray MacCheyne, 226.
[58] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 18. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 94.
[59] Van Valen, Gedreven door Zijn Liefde: Het leven van Robert Murray MacCheyne, 229.
[60] Van Valen, Gedreven door Zijn Liefde: Het leven van Robert Murray MacCheyne, 247.
[61] Dat het besef dat God leeft en aanwezig is, belangrijk was voor M‘Cheyne blijkt uit dit fragment uit een preek over Hebr. 8:7-13: ‘Broeders, kunt u zeggen dat u God hebt ontmoet, dat u ervaren hebt dat Hij een grotere realiteit is dan het geschapene? Dit is een van de diepste en rijkste beloften van het nieuwe verbond: ‘Zij zullen Mij kennen’. Moge het zo zijn. Amen’. Bron: Robert Murray M'Cheyne Sermons on Hebrews, ed. M.D. McMullen (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2004), 120.
[62] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 19. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 95.
[63] R.M. MacCheyne, Troost in verdriet (Kampen: De Groot Goudriaan, 1993), 48.
[64] Murray, I.H. (ed.), The Banner of Truth Magazine, Issue 4, February 1957, 19. Aangehaald in: The Banner of Truth Magazine Issues 1-16, 95.
[65] M‘Cheyne stierf ongetrouwd, vermoedelijk was hij op dat moment verloofd met een zekere Jessie Thain. Er zijn zelfs vermoedens dat M‘Cheyne gedurende zijn leven twee keer verloofd is geweest. Toen M‘Cheyne begraven werd waren er ongeveer 7.000 mensen aanwezig. ‘When I visited the Puritan-minded Robert Murray M‘Cheyne’s (1813-1843) church in Dundee, Scotland, and its adjacent cemetery, I noticed a large flat stone which, though weathered, had one word written across it. I got down on my knees to trace with my finger the word: ETERNITY. Apparently, M‘Cheyne wanted every visitor to consider his eternal destiny while walking among the dead.’ Bron: Beeke, A Puritan Theology, Doctrine for Life, 856.
[66] Deze uitspraken zijn afkomstig van de website: www.mcheyne.info (geraadpleegd op 30 januari 2023) en vertaald door J.W.J. Treur.
[67] M‘Cheyne schreef dit lied in 1837. In totaal bevat het negen coupletten. Zie voor het gehele lied, in de originele taal, de website: www.mcheyne.info (geraadpleegd op 21 januari 2023). Zie voor de Nederlandse vertaling: www.elkzingzijnlof.nl (geraadpleegd op 21 januari 2023).
[68] R.M. McCheyne, De Ark der behoudenis: 37 predikaties (Houten: Den Hertog, 2018), 223.
[69] Een ander woord voor sponde is bed.
[70] Zie voor de gehele preek: McCheyne, De Ark der behoudenis: 37 predikaties, 223-38.
[71] Zie voor de gehele brief: McCheyne, Robert Murray McCheyne: Brieven van een herder, 102-04.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22