À Brakelkring, avond 26

Door: C.A.A.M. Schulenburg-Heijboer

32. Over het vasten
Vasten is een oefening om God te zoeken. Het is geen stil zijn, maar een bezigheid, men is die hele dag geconcentreerd, en alleen met God in onderhandeling.

1. Het vasten bestaat in het zich onthouden van alles wat het lichaam verkwikt. Want men wil het in een staat van ingetogenheid, bedruktheid en zwakheid voor de dag brengen. Men onthoudt zich van spijs, sieraad, vermaak, werk en slaap, maar vooral moet men zich zorgvuldig wachten voor het bedrijven van de zonde.

2. Het vasten bestaat in het zich verootmoedigen naar ziel en lichaam. Ziel en lichaam zijn zo nauw verenigd, dat de slechte toestand van de ene een slechte toestand van het andere meebrengt. Het verootmoedigen bestaat in het belijden van de zonde, in het verklaren van de strafwaardigheid, in het bidden om genade en dat met geween, in het verbond vernieuwen met een hartelijk voornemen om uit de vorige zonden op te staan en godzalig te leven en in het geven van aalmoezen.

Het vasten duurt een etmaal. Er is een openbaar vasten en een individueel vasten. Een openbaar vasten is als de overheid of een synode een vastendag uitroept. Individueel vasten kan met bepaalde hartsvrienden, als vader met zijn gezin of als iemand persoonlijk voor zichzelf een dag afzondert. Men moet er op uit zijn om het vasten voor anderen te verbergen, volgens Mat. 6:15-18.

Allen die nauwgezet godzalig willen leven, en die het goede van Sion willen zien, moeten zich aansporen tot de beoefening van deze plicht. Als u werk maakt van persoonlijke vastendagen, dan zult u ondervinden dat de belofte waar zal zijn, en aan u vervuld zal worden: ‘Uw Vader .. zal het u .. vergelden’, Mat. 6:18. De Heere zal tonen dat het Hem aangenaam is. Hij zal uw licht vermenigvuldigen, uw hart versterken in het geloof en u zult na verloop van tijd merken dat u dichter bij God bent.

33. Over het waken
Er is een geestelijk waken en een lichamelijk waken. Het geestelijk waken is een zorgvuldige bedachtzaamheid en waakzaamheid over onze ziel, opdat die niets kwaads overkomt.

De geestelijke waker heeft betrekking op verschillende voorwerpen, zoals:

1. De geestelijke invloeden van de Heilige Geest van licht, troost, kracht, waardoor het geestelijke leven in de ziel versterkt wordt. Hij bidt er om, en onder het bidden, en na het bidden is hij waakzaam of de Heere iets geeft.

2. Alles wat uit de ziel uitgaat, gedachten en woorden en daden, opdat de ziel niet gekwetst wordt door enige zonde, maar opdat het alles zou geschieden naar de wil van God, waardoor het geestelijk leven meer sterkte krijgt.

3. Alles wat zijn hart binnenkomt, opdat er geen vijand insluipt om zijn leven te beschadigen. Hij kent de vijanden, de duivel, de wereld en het vlees.

Een aansporing om te waken: “Waakt, staat in het geloof, houdt u mannelijk, weest sterk”, 1 Kor. 16:13, want wij van nature zeer slaperig, de vijanden zijn wakker en onvermoeid in het bespringen en verzuimen nooit een gelegenheid om ons een voordeel af te nemen.

Als men geestelijk wil waken, gebruik dan middelen die men tot lichamelijk waken gebruikt. Wees sober en matig, zoek gezelschap bij u te hebben wat met u wil waken, vraag de Heere om u wakker te maken, vrees God en legt u niet lui en gemakkelijk neer, maar houdt u bezig met iets te doen. Zo is het ook hier: als men bezig is het met het lezen van Gods Woord, met bidden, zingen en met lust het werk van de Heere te doen, dan zal men geestelijk waken, al heeft men kleine kracht.

Daarnaast is er een godsdienstig waken wat een buitengewone godsdienstige oefening is, waarin men zich de hele nacht of een gedeelte daarvan onthoudt van de slaap, en die tijd doorbrengt en zich geheel overgeeft tot bidden, lezen, en peinzen, om het vlees met zijn begeerlijkheden te kruisigen en in het geestelijke te groeien. De lezer wordt hiertoe aangespoord naar het voorbeeld van de Heere Jezus en de heiligen.

34. Over de eenzaamheid
Eenzaamheid is een afzondering voor een tijd van elk gezelschap van mensen, om zich te ernstiger en te vrijer bezig te houden in oefeningen om God te zoeken.

Men moet altijd streven naar een eenzame gesteldheid van het hart, zodat men eenzaam kan zijn temidden van het gevoel van de wereld en de omgang met mensen, dat wil zeggen los en ontslagen te zijn van alles wat op de wereld is, zoals eer van mensen, hun liefde, de rijkdommen, wellusten, etc. Zoals David: “Ik stel de HEERE gedurig voor mij” (Ps. 16:8) of Asaf: “Maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen” (Ps. 73:28).

Het is een bijzonder middel tot groei in de godzaligheid dat men soms een buitengewone tijd neemt waarin men enige uren, of enige dagen zich geheel afzondert van het gezelschap van mensen.

Kinderen van God, zoek het aangezicht van uw Vader in het verborgene, en neem soms tijd, en zoek eenzame plaatsen om daar te worstelen, te bidden, te wenen, te roepen, te wachten op de vertroostingen van de Heere, want:

1. Zo deed de Heere Jezus, Die ons een voorbeeld heeft nagelaten, omdat wij in Zijn voetstappen zouden wandelen.

2. Het is nodig ons telkens te herstellen van die wanstaltige gesteldheid die wij in het aards gewoel steeds oplopen.

3. Men is dikwijls al doende toegesloten. Het hart is hard, de ogen weigeren tranen, men wordt lusteloos en dof. Maar als men dan eens een bepaalde eenzame plaats zoekt, dan krijgt het hart dikwijls ruimte, het wordt week, men kan zijn nood vertrouwelijker klagen.

4. De Heere is zo goed, dat Hij Zijn kinderen in die eenzaamheid op een bijzondere wijze voorkomt. De Heere ondersteunt in stilte, en doet worstelen, en op dat worstelen ontmoet men de Heere soms op bijzondere wijze.

Eis geen zware arbeid van uzelf, maar kom klein, leeg, onbekwaam, uitziende naar de Heilige Geest, dat Die u zou leren bidden. Pas op voor andere gedachten en pas speciaal op voor uw boezemzonde. Houd u gedurig bezig met bidden, met danken, met wachten, met lezen, met zingen, al is het niet met het gevoel, al wil het hart niet mee, de Heere zal behagen hebben in uw pogingen en zal u een zegen geven.

35. Over de geestelijke overdenking
Geestelijke overdenking is een godsdienstige oefening, waarin een godzalige met een van de aarde afgetrokken en tot de hemel verheven hart God en de dingen van God, die hem tevoren bekend waren, herdenkt en die met zijn gedachten beschouwt, om daardoor verder ingeleid te worden in de kennis van de goddelijke verborgenheden, ontstoken te worden in de liefde, vertroost en tot een levendige activiteit opgewekt te worden.

Soms komt de Heere iemand voor, zonder dat men er zich toe gezet heeft. Als de ziel die openbaring verneemt, dan laat zij zich stil inleiden, volgt zacht en werkt daarmee. Soms neemt men zich voor, zich in overdenking bezig te houden.

De verstandigen brengen zich zó de volmaaktheden van God in gedachten, Zijn werkingen in de natuur en in de genade, en Zijn handelingen met hen, alsof zij ze in een boek lazen, en laten zich daardoor dan bewerken. Dan redeneren zij daarover in een heilige samenspraak met God. Dan danken zij, dan bidden zij, dan verblijden zij zich daarover.

Het voorwerp van deze overdenking zijn: Goddelijke zaken die hij tevoren gekend had. Het geestelijk overdenken is een werk van Gods Geest. De gelovige is uit zichzelf daartoe niet bekwaam. God geeft eerst leven in de ziel. Dat leven wekt de Heere telkens op, om voedsel te begeren en te zoeken.

Het doel en de bedoeling van de overdenking is de opbouw en de groei van het geestelijk leven. Het doel is zich aan God te gewennen en met God gemeenschap te hebben, omdat daarin de zaligheid van de ziel is en zich te verlustigen en te vermaken in God, in Wiens aangezicht verzadiging van vreugde is.

36. Over het zingen
Zingen is een godsdienstige oefening, waarin men met een gepaste stembuiging God bidt, dankt en looft. De stem op zich is God niet aangenaam, maar de beroering van het hart over de geestelijke zaken, die men zingend de Heere voorlegt. De stem en de melodie daarvan is een middel om onze harten en het hart van hen die ons horen te vergeestelijken en hemelwaarts te verheffen.

Het zingen is al van het begin van de wereld door de schepselen gedaan. De engelen verheerlijkten God over de schepping, toen de kinderen Israëls uit Egypte droogvoets door de zee waren gegaan, loofden zij de Heere met gezang. David heeft niet alleen zelf gezongen, maar hij wekt gedurig iedereen tot zingen op, en heeft zijn psalmen ook overgegeven om in de tempel gezongen te worden.

Het zingen is geen onbelangrijke zaak:

1. God wil op die wijze door u gediend worden.

2. God heeft het in de natuur van de mens ingeschapen om te zingen, zoals te zien is bij jonge kinderen. Ook de vogels in de natuur loven zo hun Schepper.

3. Het is engelen werk. Het is het werk van de kerk op aarde en in de hemel: “En zij zongen een nieuw lied, zeggende: Gij zijt waardig het boek te nemen, en zijn zegels te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie (Openb. 5:9).

4. God heeft er bijzonder behagen in dat Zijn kinderen Hem met zingen loven.

5. Het zingen beweegt het hart, dat in het bidden dikwijls onbewogen blijft.

37. Over de geloften
Een gelofte is een verplichting aan God om een persoonlijke goede zaak, die in onze macht is, uit vrije wil te doen of te laten tot dankbaarheid of tot bevordering van onze geestelijke welstand.

Er ligt in de mens een verplichting om in alles wat hij heeft en doen kan, voor God te zijn omdat Hij God, en de mens het schepsel is. Als iemand in het genadeverbond treedt, dan verbindt hij, die toch al verbonden was, met goedkeuring, genoegen en gewillig zichzelf om eeuwig eigendom van de Heere te zijn, en om door de Geest van God naar Zijn wil geleid te worden.

Een gelofte die men doet is (1) aan God, (2) over een goede zaak, (3) van een persoonlijke zaak, die wij in haar aard en omstandigheden kennen en waarvan wij verzekerd zijn, dat wij die mogen en kunnen doen, (4) het moet een zaak zijn die in onze macht is en (5) we mogen de gelofte niet doen door bij wijze van spreken met God koopmanschap te drijven.

Beloften moeten geschieden uit dankbaarheid aan God of de beloften moeten geschieden tot bevordering van onze geestelijke welstand.

Als men dan in alle omstandigheden een goede gelofte afgelegd heeft, dan moet men goed opletten dat men die ook betaalt: “Doet geloften en betaalt ze de HEERE uw God” (Ps. 76:12).

38. Over de ondervinding
Ondervinding is een godzalige oefening, bestaande in een verzameling van velerlei opgemerkte gebeurtenissen, om die tot nut van zichzelf en van anderen te gebruiken.

God geeft niet alleen bevelen en beloften aan Zijn kinderen, waarop men met grote aandacht en met een gehoorzaam hart moet letten. Maar God openbaart Zich ook door velerlei werken. Hij redt Zijn volk en mensen persoonlijk meermalen op een opmerkelijke wijze. Zoals Noach in de ark, Daniël in de leeuwenkuil, etc. Dergelijke daden van God verzamelen de kinderen van God. Zij zoeken ze op, overdenken ze en maken er als het ware een register van.

De Heere wil dat Zijn volk een schat van ondervinding vergadert en die bij alle gelegenheden gebruikt. Deze schat van allerlei gebeurtenissen, oordelen, uitreddingen en vertroostingen van God wordt verzameld uit het Woord van God, uit de kerkelijke geschiedenissen en de ondervindingen van de godzaligen met wie u zelf omgaat en uit de geschiedenis van uw eigen leven.

God bestraft het scherp als wij zijn weldaden vergeten. Het vergeten van Gods werken komt voort uit de zonde, namelijk uit: (a) Onachtzaamheid. Men laat God werken en kastijden en zegenen, maar men geeft er geen acht op. (b) Ongeloof. Overkomt de mens kwaad, dan ziet hij naar de tweede oorzaken. Maar Gods hand, hoewel men het niet ontkent, merkt men niet op. (c) Vergeetachtigheid.

Streef er naar een schat van ondervindingen te vergaderen, want:

1. Dat leert de handelingen van God kennen, erkennen, en de Heere te danken en te verheerlijken.

2. Het maakt u bij uzelf klein als u aan de ene kant uw afkomst ziet, uw geringheid, zondigheid, en aan de andere kant de wonderlijke leidingen, bewaringen, uitreddingen, naar lichaam en ziel.

3. Het ontsteekt een sterk verlangen in de gelovigen naar die aangename staat, waarin men tevoren wel is geweest, met een weekheid van hart, terwijl men daar nu zo ver vandaan is, en die verlangde staat nu mist.

4. Het ondersteunt in tijden van benauwdheid, en het is soms een middel tot herstel. Men denkt: de Heere verandert niet, Hij voleindigt dat goede werk, dat hij in iemand begonnen is.

5. Het doet vertrouwen op de Heere, en in vertrouwen bemoedigt het werk dat te doen staat uitvoeren.

6. De ondervinding wekt allerlei geestelijke deugden op het gebied van geloof, hoop, liefde, het gebed, lijdzaamheid, heiligheid.

Let daarop nauwkeurig op alles, onthoud alles, schrijf het op, herdenk het dikwijls, vertel het anderen, gebruik het vorige dagelijks tot nu van u en anderen.

39. Over de liefde tot de naaste
Liefde is een verblijdende gesteldheid van het hart van de kinderen van God, door God gewerkt, waardoor hun hart is uitgestrekt in verlangen naar een nauwe gemeenschap met de naasten, om zowel voor hen als voor zichzelf het beste te zoeken.

De liefde tot zijn naasten was in de menselijke natuur in Adam ingeschapen, en na de val heeft God ze opnieuw aan Zijn volk bevolen, zowel in de wet vanaf de Sinaï afgekondigd, waarvan de tweede tafel was: “Gij zult uw naasten liefhebben als uzelf” als door de profeten en de apostelen. Het is de Heere Jezus Zelf, Die ons met liefhebben is voorgegaan, Die het gebiedt.

U bent in een rampzalige staat als u niet lief heeft. Dat betekent dat u (1) niet uit God bent, (2) geen christen bent, geen deel aan het lijden van Christus, zonder enige belofte, zonder God en zonder hoop. (3) Al uw doen deugt niet, omdat het zonder liefde is.

De gelovigen worden opgewekt om lief te hebben:

a. Laat de liefde bij u beginnen, en wacht niet tot een ander u voorgaat
b. Zoek geen wederliefde
c. Hoogacht wat in een ander genade is of schijnt te zijn
d. Het struikelen en vallen van anderen moet uw liefde niet tegenhouden
e. Toon met uw gelaat en woorden, en gehele wandel veel liefde, ook al is het hart koeler.
f. Het licht en de genade, die in u is, laat die schijnen, zo klein als zij is, toon die, kom daarvoor uit, geen eer voor uzelf zoekend, maar omdat God het u gebiedt.
g. Bid veel tot de Heere, omdat de liefde van Hem is, en u ze uit uzelf en door uw eigen kracht niet kunt verkrijgen noch vermeerderen.

40. Over de nederigheid
Nederigheid is een lage hoedanigheid van het hart van een gelovige bij zichzelf, en jegens zijn naasten, ontstaande uit een recht oordeel van zichzelf, waardoor men zich niet verheft boven zijn staat, en door anderen niet boven zijn staat verheven wil worden.

Ware nederigheid is alleen te vinden in een gelovige. De nederigheid wordt door de Heere geleerd, Christus is het voorbeeld: Mat. 11:29: leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben, en nederig van hart. De nederigheid komt voor uit het hart en is een gemoedsgesteldheid.

Het voorwerp van de nederigheid is de mens zelf, en zijn naasten. Hij kent zichzelf, dat in hem niets voortreffelijks is, niets beminnelijks. De nederige heeft ook zijn naasten tot voorwerp. Hij erkent de wil van God dat hij zijn naasten zal liefhebben, daarom wil hij het ook doen. Hij ziet ook in zijn naasten voortreffelijkheid en beminnelijkheid.

De werkende oorzaak van de nederigheid is God. Zij ontstaat uit een juist oordeel over zichzelf. Zij erkennen dat hun grondslag in het stof is, en dat zij lemen hutten bewonen. Er zijn twee uitwerkingen: de nederige verheft zich niet boven zijn staat, en wil niet door een ander daarboven verheven worden.

Hoogmoed is een verschrikkelijke zonde en daarop volgen verschrikkelijke plagen. Zie er dan op toe, godzaligen, dat die zonde u niet aankleeft, maar tracht met uw hele hart naar nederigheid van binnen en van buiten.

1. U hebt in uzelf niets waarop u zich beroemen zou, maar alles wat verachtelijk maken kan, is in u.

2. Let op het bevel van God. God verbiedt u de hoogmoed, en gebiedt u nederigheid.

3. Uw naam en betrokkenheid op de Heere Jezus verplicht u tot nederigheid.

4. Nederigheid is het meest uitnemende sieraad.

5. De nederigheid is bijzonder gunstig. God gedenkt zulke mensen in genoegen om hen te helpen.

Verlangt u naar nederigheid, dan is het nodig die te leren. Drie boeken zijn er, waaruit men de nederigheid leert. Het eerste is de zonden. Het tweede is het kruis en het derde zijn de weldaden en zegeningen van God.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22