Beknopte theologie van 1-3 Johannes

Auteur: Johannes, de zoon van Zebedeus en de broer van Jakobus, is de auteur is van 1-3 Johannes (Mar. 1:19-20). Hij schreef deze brieven uit vaderlijke bewogenheid aan zijn ‘geestelijke kinderen’. Hun staan in het geloof werd bedreigd door de lokstem van wereldgelijkvormigheid en de listen van dwaalleraren.

Naast de duidelijke overeenkomsten tussen de brieven en het evangelie naar de beschrijving van Johannes zijn er vele getuigen uit de Vroege Kerk die Johannes als de auteur van het evangelie en de brieven noemen, waaronder Papias (ca. 65-130 n. Chr.), Polycarpus van Smyrna (ca. 69-156 n. Chr.) en Ireneüs van Lyon (ca. 135-202 n. Chr.). Zowel 1-3 Johannes als het evangelie bevatten zinnen die typerend zijn voor de evangelist Johannes, de karakteriserende korte vocabulaire en het veelvuldig gebruik van contrasterende zaken, zoals ‘licht en duisternis’.

In 2 en 3 Johannes refereert Johannes naar zichzelf als ‘de ouderling’ (2 Joh. 1:1, 3 Joh. 1:1, verg. 1 Pet. 5:1). Ouderling kan hier duiden op het feit dat Johannes een leider is van de christelijke gemeente, maar het kan ook betekenen dat de schrijver al op leeftijd is.[1] Hoe dan ook, de overeenkomsten in stijl, vocabulaire, structuur en inhoud laten duidelijk zien dat het evangelie en de drie brieven dezelfde auteur hebben.[2]

Hierbij is het wel opvallend dat het evangelie en 1 Johannes een ander doel hebben. Het evangelie wil mensen bewegen tot het geloof en 1 Johannes wil de gelovigen bevestigen in hun staat.[3]

Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam. (Joh. 20:31)

Deze dingen heb ik u geschreven, die gelooft in den Naam des Zoons van God; opdat gij weet, dat gij het eeuwige leven hebt, en opdat gij gelooft in den Naam des Zoons van God. (1 Joh. 5:13)

Datering: Voor alle drie de brieven geldt dat ze hoogstwaarschijnlijk niet lang na het Johannesevangelie geschreven zijn. Daarom kunnen we aannemen dat ze tussen 85 en 95 n. Chr. geschreven zijn.[4] Vermoedelijk is Johannes omstreeks het jaar 98 n. Chr. gestorven.[5]

Historische achtergrond van de brieven: De brieven van Johannes zijn hoogstwaarschijnlijk gericht aan christenen die in Éfeze e.o. woonden. Uit 1 Johannes blijkt dat Johannes een nauwe band met de geadresseerden had. Maar liefst achtmaal noemt hij ze ‘kinderkens’ of ‘kinderen’.[6] Deze aanspraak had Johannes van zijn Zaligmaker de Heere Jezus Christus geleerd (Joh. 13:33, 21:5).[7] Nu mocht hij als geestelijke vader van de gelovigen in Éfeze e.o. hen met deze woorden aanspreken.

De apostel Paulus heeft in Éfeze gewerkt in de jaren 50 van de eerste eeuw (Hand. 19:10). Enkele jaren later kwam er een afval van het evangelie in de Romeinse provincie Azië. De vijandigheid tegen het evangelie nam toe in de jaren 60, door hen die populaire, heidense ideeën wilden vermengen met het christelijke geloof.

1 Johannes laat duidelijk zien dat er dwaalleraren waren die de gemeenten hadden geïnfiltreerd. De pastorale brieven (bijv. 1 Tim. 1: 3-11), het boek Openbaring (bijv. Openb. 2:2, 6, 15, 20, 24), 2 Petrus (2:1) en Judas (gehele boek) leggen allen de nadruk op groepen die een dwaalleer verkondigden. Dit is voor 1, 2 en 3 Johannes niet anders. Om de verkeerde invloed van de dwaalleraren tegen te gaan, schrijft Johannes deze brieven.

Structuur: 1 Johannes begint met een duidelijke proloog (1 Joh. 1:1-4). Daarna lijkt het boek in twee delen uiteen te vallen, door de signaalzin: ‘En dit is de verkondiging’ (1 Joh. 1:5, 3:11). Verder bevatten deze twee delen twee kernuitspraken met een daarop volgende vermaning. God is een Licht (1 Joh. 1:5) en daarom moeten de gelovigen in het licht wandelen. En God is liefde (1 Joh. 4:8,14) en daarom moeten de gelovigen in broederlijke liefde met elkaar samenleven. In 1 Joh. 5:14-21 begint de slotvermaning en afronding van de brief.[8]

In 2 Johannes laat de structuur duidelijk zien waar Johannes, geïnspireerd door de Heilige Geest, de nadruk op wil leggen. Wandelen in liefde en waarheid worden in deze brief aan elkaar verbonden. Genade, barmhartigheid, vrede zij met ulieden van God den Vader, en van den Heere Jezus Christus, den Zoon des Vaders, in waarheid en liefde. (2 Joh. 1:3) Dus geen kil navolgen en verdedigen van de christelijke leer, maar in navolging van Christus in liefde de waarheid onverbloemd en onvermengd vasthouden in afhankelijkheid van Hem. En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden van den beginne gehoord hebt, dat gij in hetzelve zoudt wandelen. (2 Joh. 1:6)

In tegenstelling tot 1 en 2 Johannes heeft 3 Johannes het meest duidelijk de vorm van een brief, zoals dat gewoon was in die dagen.[9] Zo is er een duidelijke adressering, middenstuk en slot.

De antichrist: Wie studie doet naar wat de Bijbel zegt over de eschatologie (=de leer van de laatste dingen) kan niet om de persoon en het rijk van de antichrist heen.[10] Zijn komst behoort tot de tekenen der tijden. Met de tekenen der tijden moeten wij denken aan oorlogen en geruchten van oorlogen, hongersnoden, aardbevingen, epidemieën, verdrukking, haat, afval, anarchie en een verkilling van de liefde.[11] Maar ook aan de wereldwijde verspreiding van het evangelie (Mat. 24:14), de bekering van Israël (Rom. 9-11) en de komst van de antichrist (1 Joh. 2:18-29).[12]

Maar waar hebben we het nu over als we spreken over ‘de antichrist’? Het is hierbij goed om te beseffen dat de Bijbel spreekt over antichristen in meervoud en de antichrist in enkelvoud. Dit doet de Schrift omdat er voor de komst van de antichrist (singularis) er velen antichristen (pluralis) zullen komen.[13]

De Bijbel spreekt over de antichrist (singularis), die zich aan het einde van de tijd zal openbaren, als de man der goddeloosheid, het kind der verdoemenis en de tegenstander die zich verheft tegen God en alles wat heilig is.[14] De antichrist zal God de vijandschap verklaren, Hem lasteren en vervloeken. De antichrist is niet iemand die zich uitgeeft voor Christus, ofwel een valse christus, maar hij zal zich tegenover én in de plaats van Christus stellen.[15] De antichrist zal een man van vlees en bloed zijn, die zeer begaafd, intelligent en op het eerste oog een heel prettig persoon zal zijn.[16] Zijn buitengewone intellectuele en retorische vaardigheid zal zijn duizenden verslaan (Dan. 7:20). Hij zal een religieuze uitstraling verbinden met politieke wereldmacht en geliefd zijn en aanbeden worden, omdat hij ‘veiligheid’, ‘vrede’ en ‘voorspoed’ aanbiedt.[17]

De antichrist zal politieke (Dan. 9:26), economische (Openb. 13:16-17, 18), diplomatieke (Dan. 9:27), militaire (Dan. 11:40-45) en geestelijke (2 Thess. 2:4) tactieken inzetten om de wereld naar een nieuwe orde te leiden (Openb. 13:5-8, 19:19).[18] Met behulp van satan zal de antichrist deze dingen kunnen doen.[19] De wereld zal zich vrijwillig aan hem onderwerpen, want hij zal in staat zijn om veel wereldproblemen op te lossen.

Op een bepaalde manier zal de antichrist zelfs op Christus lijken, want ook hij zal mensen hoop geven en als een verlosser aanbeden worden. Sterker nog, dit zal de antichrist op den duur afeisen van de mensheid. De christenen die dit weigeren zullen op tal van gebieden gediscrimineerd, gemarginaliseerd en vervolgd worden (Openb. 13). Net zoals God de Vader Zijn Zoon naar deze wereld gezonden heeft, zal ook de satan zijn ‘zoon’ naar deze wereld sturen.[20] Deze zoon van de satan zal alle tegenstand tegen Christus belichamen en een samenvatting van zijn alle verleidingen en verlokkingen voor de mensheid.[21]

Hét grote doel van de antichrist zal zijn om te bewijzen dat leven zonder Christus mogelijk is. Ja, dat Christus Zelf de vijand van het leven is en dat alles wat aan Hem herinnert vernietigd moet worden.[22] Het angstaanjagende is dat hij wereldwijd, ook in de kerk, aanhangers zal krijgen. Behalve onder degenen die geschreven staan in het boek van het Lam.[23]

Dat de antichrist nu nog niet gekomen is, komt omdat er iets is dat hem tegenhoudt.[24] M. van Reenen zegt hier het volgende over: ‘God houdt, door Zijn engelen, de behoudende krachten net zolang overeind tot het moment waarop de antichrist naar voren mag stappen, zodat iedereen kan zien hoe fundamenteel de verandering is. […] Het vrijlaten van de antichrist is het oordeel van God over de verdorven wereld. Als de mens dan zo graag de duivel tot zijn koning heeft, dan zal God op enig moment laten voelen wat het betekent als die koning écht zijn gang kan gaan (Openb. 20:3)’.[25]

In het Oude Testament staan verschillende typen en heenwijzingen naar de komst van de Heere Jezus Christus en Zijn rijk. Zo is bijvoorbeeld Jozef een type en Johannes de Doper de voorloper van de Heere Jezus. Ook van de antichrist staan er typen en heenwijzingen in het Oude Testament die ons iets leren over zijn persoon, rijk, werkwijze en doel (bijv. in Jes. 11:4 en Ez. 38, 39, Zach. 11:11-17, verg. NGB art. 36).[26] Zo laat Ezechiël bijvoorbeeld zien dat de antichrist de volken van deze wereld zal verenigen en benadrukt Daniël vooral zijn dictatoriale karakter.[27]

Ook in het Nieuwe Testament wordt op verschillen plaatsen verwezen naar de komst antichrist en zijn rijk. De Heere Jezus leerde al dat er na Zijn opstanding mensen zouden komen die Zijn discipelen zouden tegenstaan, zoals valse profeten en valse ‘christussen’ (Mat. 24:5, 11, 23-27).[28] Daarnaast spreken ook 2 Thess. 2:1-12 waar hij de man van wetteloosheid wordt genoemd en Openb. 13 waar hij het beest wordt genoemd, boekdelen.[29] Zeker het Bijbelboek Openbaring laat een imponerend en angstaanjagend beeld zien van de macht van de antichrist.[30] En hij is niet alleen. Openbaring spreekt over het beest, een draak en een valse profeet (Openb. 12-13, 19-20). Eigenlijk is dit een vuist van de duisternis tegen de Drie-enige God. De draak is hier het beeld van de satan, die aan het beest, de antichrist, zijn troon afstaat (Openb. 13:2). De satan stelt zich hiermee tegen God de Vader, Die ook de troon aan Zijn Zoon gegeven heeft. Het beest bouwt vervolgens een rijk als tegenhanger van het Koninkrijk der hemelen wat Christus bouwt. De antichrist stelt zich hiermee tegen God de Zoon. De valse profeet bewerkt op gemene en listige wijze de gedachten en harten van de mensen en is daarmee dus een tegenstander van de Heilige Geest.[31]

Het is overigens de apostel Johannes die als eerste Nieuwtestamentische auteur de termen antichristen en antichrist gebruikt (1 Joh. 2:18). Daarom heb ik ervoor gekozen om mij te beperken tot 1 Joh. 2:18-29, omdat hier voor het eerst het woord ‘antichrist’ wordt gebruikt.[32] Ik hoop dit Schriftgedeelte wat uitgebreider met u door te nemen.

18 Kinderkens, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat de antichrist komt, zo zijn ook nu vele antichristen geworden; waaruit wij kennen, dat het de laatste ure is.
Dit laatste uur wijst op de laatste periode van de wereldgeschiedenis. Deze fase is ingeluid met het sterven van Christus en zal door een periode van vijandigheid tegen de volgelingen van de Heere Jezus gaan en tot een voltooiing komen op de dag van de opstanding en het oordeel aan het einde van de wereldgeschiedenis (Dan. 8:19, 11:40-41 en 12:1).

‘Gelijk gij gehoord hebt’. Waarschijnlijk zinspeelt Johannes op een mondelinge traditie waarin sprake was van de komst van een antichrist aan het einde van de tijd. Net als de joden geloofden ook de heidenchristenen in een laatste machtsontvouwing van de antigoddelijke krachten in de wereld. In een laatste poging van de satan om de wereld te verleiden zijn kant te kiezen.[33]

Het is dus zaak om waakzaam te zijn! Maar Johannes komt, geïnspireerd door de Heilige Geest, met een onthutsende boodschap. Johannes constateert dat de gemeenten nú al door vele antichristen geteisterd worden.[34] Het kenmerk is dat ze het menszijn en daarmee het Messiasschap van de Heere Jezus ontkennen. Als het ware hoor je Johannes verzuchten: ‘Kan het nog erger?’. ‘Zijn dit echt alleen nog maar de voorlopers? Ze hebben al zoveel schade aangericht onder de gemeenteleden!’[35]

19 Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied, opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn.
Terwijl wij na twintig eeuwen misschien wel gewend zijn geraakt aan kerkscheuringen en verdeeldheid, hebben we in dit vers waarschijnlijk te maken met de allereerste afsplitsing uit de kerkgeschiedenis. Deze scheuring gaat in tegen het Hogepriesterlijk gebed uit Johannes 17. Desondanks ziet Johannes hier Gods hand in. Tijdens het aardse leven van de Heere Jezus heeft Johannes meerderenmalen meegemaakt dat heel wat ‘volgelingen’ de Heere Jezus uiteindelijk verlieten, omdat ze niet werkelijk in Hem geloofden.[36]

20 Doch gij hebt de zalving van den Heilige, en gij weet alle dingen.
21 Ik heb u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet weet, maar omdat gij die weet, en omdat geen leugen uit de waarheid is.
Johannes herinnert de lezers van de brief eraan dat de Heilige Geest in hen werkt en dat zij (mede) dankzij Hem de waarheid kennen. Hier denkt Johannes niet aan een subjectieve, innerlijke ervaring van de waarheid, maar aan de vervulling van de belofte van Christus dat de Geest de gelovigen als groep bij de waarheid zal bepalen (Joh. 16:13).[37]

‘Geen leugen uit de waarheid’ betekent dat waarheid en leugen wezenlijk verschillen, omdat ze uit verschillende bronnen komen (Joh. 8:44).[38]

22 Wie is de leugenaar, dan die loochent, dat Jezus is de Christus? Deze is de antichrist, die den Vader en den Zoon loochent.
Het Messiasschap van de Zoon werd in twijfel getrokken als Degene Die God de Vader op aarde had geopenbaard. Vandaar dat dus zowel de Vader als de Zoon geloochend werden.[39] Mensen die ontkennen dat de Zoon van God vlees is geworden zijn leugenaars. Je proeft hier als het ware de verontwaardiging en bezorgdheid van de apostel Johannes.

Het feit dat er gesproken wordt over dé leugenaar is waarschijnlijk om te onderstrepen dat het verwerpen van de leer dat de Zoon van God in het vlees gekomen is, dé grote dwaalleer, de aarts-leugen, is. De Naam Christus in 1 Johannes omvat de overtuiging dat de Heere Jezus de Goddelijke Zoon van God is. Wie Christus erkent, erkent daarmee dus ook dat Hij de Zoon van God is (1 Joh. 4:15). De dwaalleraren erkenden het bestaan van Jezus en men geloofde dat er een goddelijke Christus was, maar men wilde Jezus niet erkennen als de Christus.[40] Vermoedelijk geloofden de dwaalleraars in een geestelijke, niet-stoffelijke ‘Zoon van God’, Die neerdaalde op de mens Jezus bij Zijn doop en Hem verliet voordat Hij gekruisigd werd (verg. 1 Joh. 5:6). Dit was een ernstige dwaling die de gemeenten bedreigde!

Om deze reden is Johannes overduidelijk. De Heere Jezus Christus is Dezelfde Persoon Die naar deze aarde kwam om te lijden en te sterven voor zondaren.

Hieraan kent gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God. (1 Joh. 4:2) Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist. (2 Joh. 1:7)

23 Een iegelijk, die den Zoon loochent, heeft ook den Vader niet.
Wie ‘de Vader heeft’ is een erfgenaam van de zegeningen van de erfenis. Het leven wat een boetvaardige zondaar uit genade kan krijgen is een leven van gemeenschap (1 Joh. 1:3,6,7), met voorspraak bij de Vader (1 Joh. 2:1), met het gebod om lief te hebben (1 Joh. 2:7, 4:21), wat gezalfd is (1 Joh. 2:20), van vertrouwen (1 Joh. 2:28), van hoop (1 Joh. 3:3), van een delen in Gods liefde (1 Joh. 4:16), van geloof in Gods getuigenis (1 Joh. 5:10), van eeuwig leven (1 Joh. 5:12-13) en van verhoorde gebeden (1 Joh. 5:15). Deze zegeningen lopen de antichristen en hun volgelingen mis die de Zoon en Zijn Messiasschap verwerpen (1 Joh. 2:22-23).[41]

24 Hetgeen gijlieden dan van den beginne gehoord hebt, dat blijve in u. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, zo zult gij ook in den Zoon en in den Vader blijven.
25 En dit is de belofte, die Hij ons beloofd heeft, namelijk het eeuwige leven.
26 Dit heb ik u geschreven van degenen, die u verleiden.
27 En de zalving, die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar gelijk dezelfde zalving u leert van alle dingen, zo is zij ook waarachtig, en is geen leugen; en gelijk zij u geleerd heeft, zo zult gij in Hem blijven.
Met de zalving wordt de Heilige Geest bedoeld.[42] In het Oude Testament werden profeten, priesters en koningen gezalfd wanneer ze aan hun dienst begonnen. In het Nieuwe Testament worden de kinderen van God gezalfden genoemd. Het is de Heilige Geest Zelf Die leugens ontmaskert en de gelovige inzicht geeft in wat waar is.[43]

‘U hebt niet van node, dat iemand u leert.’ Hier zijn twee uitlegmogelijkheden. Het is niet nodig dat het basisonderwijs over Christus herhaald wordt of er is geen behoefte aan de nieuwe leer van de dwaalleraars.[44] De gelovigen moeten vasthouden aan het onderwijs van de Heere Jezus en Zijn oproep om getrouw te blijven (Joh. 15:1-8).[45]

Overigens betekent het deelhebben aan de zalving van de Heilige Geest niet dat iemand geen onderwijs meer nodig heeft (2 Pet. 3:18). D.M. Lloyd-Jones merkt hierover terecht op: ‘Het feit dat Johannes aan hen schreef is het bewijs dat ze onderwijs nodig hadden. […] Wat de apostel hier bedoelt, is dat de gelovigen geestelijke zaken kunnen verstaan, wat de natuurlijke mens niet kan’.[46]

28 En nu, kinderkens, blijft in Hem; opdat, wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in Zijn toekomst.
Johannes weet dat er geen afval der heiligen is, maar heeft zelf de macht van de boze aan den lijve ervaren. In Gethsémané was de briesende leeuw zo sterk, dat ook hij niet één uurtje met Christus had kunnen waken. Johannes vertrouwt zichzelf en zijn gemeenteleden niet, wanneer ze in eigen kracht staande willen blijven. Daarom: blijft in Hem. Blijft, want de strijd wordt niet minder naarmate de toekomst van Christus dichterbij komt, maar heviger![47]

29 Indien gij weet, dat Hij rechtvaardig is, zo weet gij, dat een iegelijk, die de rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is.
De Heere Jezus Christus is rechtvaardig. Wie bij Hem hoort, moet ook rechtvaardig handelen.[48] Ook hier geldt dat Gods kinderen aan hun vruchten herkend zullen worden (Mat. 7:20). Wie behoort tot het rijk van de antichrist zal daarentegen vruchten van duisternis voortbrengen.

We gaan dit eerste deel van de lezing samenvatten. Er zal dus een mens van vlees en bloed komen die zal blijken de antichrist te zijn. Hij zal werken aan zijn wereldwijde rijk en daarbij de onderdanen van het Koninkrijk der hemelen aanvallen en marginaliseren. Het zal een zware tijd voor de Kerk worden, zoals nog nooit eerder gezien is in de wereldgeschiedenis.

Zoals wij hebben kunnen horen, ligt de vorst der duisternis, de satan, te wachten tot hij zijn zoon der duisternis, de antichrist, zal kunnen sturen. De komst van de antichristen en van de antichrist is een getuigenis dat de wederkomst van Vorst Immanuël aanstaande is! Christus zal komen. En wie in Hem geborgen is, is veilig voor tijd en eeuwigheid. Hoe donker het ook zal worden op aarde, in het hart van een christen is er licht, omdat Christus hét Licht der wereld is.

Juist de duisternis van de antichrist zal de Kerk de diepte van Christus’ woorden leren verstaan toen Hij sprak: ‘Op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen (Mat. 16:18b, 28:20)’.

En wat gebeurt er dan als Christus terugkomt? Dan zal de Heere Jezus de antichrist doden, zo blijkt uit 2 Thess. 2:8: ‘En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst’.

Maar niet alleen de antichrist zal vernietigd worden, ook de satan en zijn rijk.[49] Het beest, de draak en de valse profeet, de tegenhanger van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zullen weggespoeld worden in de hel. Wat een triomf voor koning Jezus, Die ook deze overwinning heeft verworven op de kruisheuvel Golgotha!

En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt. (Openb. 19:20) En de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in den poel des vuurs en sulfers, alwaar het beest en de valse profeet zijn; en zij zullen gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid. (Openb. 20:10)[50]

Tot slot wil ik graag nog een belangrijk vraag met u bespreken: Hoe kunnen wij ons wapenen tegen de antichrist en antichristelijke machten? Dit is een terechte vraag. De antichrist heeft zich op dit moment nog niet geopenbaard. Maar dat betekent niet dat wij ons niet op zijn komst moeten voorbereiden. Bovendien, de demonen en satan werken onophoudelijk en de Bijbel is zonneklaar dat er een geestelijke strijd is om onze zielen en de koers van de wereldgeschiedenis (Éf. 6:12). De komst van de antichrist zal een verheviging en hoogtepunt van deze geestelijke strijd vormen.

Nu valt er veel te zeggen over de vraag hoe wij ons moeten wapenen tegen de antichrist en zijn rijk en ik roep u op om hier op een later moment meer studie naar te doen.[51] Voor nu zou ik graag één belangrijk wapen voor een christen willen noemen en dat is het wapen van aanbidding.

Graag wil ik aan de hand van Joz. 5:13-15 uitleggen wat ik hiermee bedoel.

Voorts geschiedde het, als Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen ophief, en zag toe, en ziet, er stond een Man tegenover hem, Die een uitgetogen zwaard in Zijn hand had. En Jozua ging tot Hem, en zeide tot Hem: Zijt Gij van ons, of van onze vijanden? En Hij zeide: Neen, maar Ik ben de Vorst van het heir des HEEREN: Ik ben nu gekomen! Toen viel Jozua op zijn aangezicht ter aarde en aanbad, en zeide tot Hem: Wat spreekt mijn Heere tot Zijn knecht? Toen zeide de Vorst van het heir des HEEREN tot Jozua: Trek uw schoenen af van uw voeten; want de plaats, waarop gij staat, is heilig. En Jozua deed alzo. (Joz. 5:13-15)

Het volk Israël is de rivier de Jordaan overgetrokken. De mannen zijn besneden en het Pascha is gevierd. Voor hen ligt Jericho. Men zou verwachten dat het volk Israël van Jozua gevechtsinstructies zou ontvangen om de strijd aan te vangen. Maar niets is minder waar. Terwijl Jozua zich innerlijk aan het voorbereiden is op de strijd, ziet hij plotseling een Man tegenover hem met een getrokken zwaard.[52] Jozua weet niet zeker of het een soldaat van Kanaän is of van Israël. Daarom vraagt hij bij wie Hij hoort: ‘Zijt Gij van ons, of van onze vijanden?’ En Jozua loopt op de Man af en is ongetwijfeld klaar om te vechten indien nodig. Maar het loopt anders. Op de vraag bij wie de Man hoort, klinkt Zijn antwoord: ‘Nee, maar ik ben de Vorst van het hier des HEEREN: Ik ben nu gekomen!’ Dat de Man met ‘Nee’ antwoordt, betekent niet dat Hij neutraal is, maar dat Jozua de verkeerde vraag stelt. Hij gaat er niet om voor Wie Die Man strijdt, maar het gaat erom Wie Jozua aanbidt.

Hierop maakt deze Man Zich bekend als de Vorst van het heir des HEEREN. Dit betekent dat Hij de aanvoerder van de troepen is. Het leger van de HEERE is hier geen verwijzing naar het leger van de Israëlieten, maar een verwijzing naar Gods leger van engelen.[53] De HEERE heeft een machtig, hemels leger die Zijn volk beschermt.[54] Deze Vorst van het heir des HEEREN zegt dat Hij nu gekomen is. Zijn komst betekent redding en laat zien dat achter de zichtbare strijd om Jericho een geestelijke strijd schuilgaat. Maar wat een wonder, Jozua hoeft de strijd tegen Jericho niet alleen te strijden.[55]

Als Jozua dit hoort valt hij op de grond en aanbidt de Vorst van het heir des HEEREN. Hier vraagt de aanvoerder van het leger van Israël aan de meerdere Legeraanvoerder: ‘Wat spreekt mijn Heere tot Zijn knecht?’ Het antwoord klinkt: ‘Trek uw schoenen af van uw voeten; want de plaats waarop gij staat, is heilig’.[56] Zo vlak voor de strijd maakt de HEERE Jozua klaar voor het gevecht door hem in aanbidding voor Hem te laten knielen. Om Gods volk in de strijd aan te voeren, moest Jozua dus Gods Aanvoerder van de strijd aanbidden. De les die hierin ligt, is dat aanbidding een mens voorbereid en geschikt maakt voor de geestelijke strijd.[57] Ook de strijd die er zal komen als de antichrist zich zal openbaren.

Wie de meerdere Jozua leert aanbidden weet zich gesterkt in de strijd tegen de verleidingen en verlokkingen. De antichrist zal immers een strijd leveren om de harten en zielen van mensen. Maar wie met hart en ziel het eigendom is geworden van de Heere Jezus zal deze listen doorzien. Voor hen zal het licht zijn in de duisternis, want zij hebben leren bidden met de woorden van Ps. 20:5, berijmd:

Behoud, o HEER, wil bijstand zenden,
Verlos, bewaar, verschoon.
Die Koning hoor', als w' in ellenden
Aanbidden voor Zijn troon.

Theologie van 1-3 Johannes:

Het overkoepelende theologische uitgangspunt van de Johannesbrieven komt overeen met de belangrijkste boodschap van het Nieuwe Testament, namelijk dat de Heere Jezus, Gods Zoon, gekomen is om te lijden en te sterven om zo verzoening aan te brengen voor de zonde. Op deze wijze heeft Christus een volk vrijgekocht, die Hem zullen leren kennen en het eeuwige leven met Hem zullen genieten. Zijn geboorte, bediening, kruisiging en opstanding zijn alleen vanuit dit theologische uitgangspunt van de verzoening door voldoening te begrijpen. De Johannesbrieven interpreteren het (eeuwige) belang van deze historische gebeurtenissen in het licht van dit theologische uitgangspunt.[58]

1. Geestelijke autoriteit
De eerste Johannesbrief begint met de verzekering dat Johannes geestelijke autoriteit heeft om deze brief aan de gelovigen in Éfeze e.o. te schrijven. Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des levens; (want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard.) Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap vervuld zij. (1 Joh. 1:1-4)

Deze ‘wij' die het Leven wat geopenbaard is, hebben gehoord, gezien en getast, hebben de geestelijke autoriteit om deze zaken te verkondigen. Johannes begint zijn brief met deze bevestiging, omdat er mensen waren, die niet met naam en toenaam worden genoemd, die niet tot de ‘wij’ van 1 Joh. 4:1-4 behoorden. Sterker nog, er is zelfs verwijdering gekomen tussen ‘wij’ en ‘zij', zo blijkt uit 1 Joh. 2:19: ‘Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied, opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn’. De groep predikte een andere interpretatie van Christus’ verzoenend lijden en sterven. Anders gezegd, ze predikten een dwaalleer.

De duidelijke claim dat Johannes vanuit apostolische autoriteit sprak, wekt het vermoeden dat deze dwaalleer een ongeautoriseerde en ongegronde claim van geestelijke autoriteit te berde bracht, die de autoriteit van de leer van de apostel verdacht maakten. Zijn positie werd dus aangevallen door hen die afgescheiden waren van de gemeente en Diotrefes (3 Joh. 1:9).

Dit gedeelte uit Gods Woord leert ons dat mannen die Gods Woord mogen prediken zich moeten realiseren dat deze geestelijke autoriteit niet op hun persoon gegrond is, maar op Hem, Wiens Woord ze moeten verkondigen.[59] De hoorders worden door de Johannesbrieven opgeroepen om zich te vergewissen dat de prediker die ze horen daadwerkelijk door God geroepen is en of hij het Woord van de opgestane Christus onverkort verkondigd.

2. Dwaalleer
Zoals hierboven vermeld, is Johannes dus aangevallen op zijn apostolische autoriteit en op zijn boodschap. Maar met welke dwaalleer had de christelijke gemeenten in Éfeze e.o. nu te maken? Dat is nog niet zo eenvoudig om te achterhalen. In ieder geval lijkt het er sterk op dat deze dwaalleraren meenden dat ze geen zonden hadden (1 Joh. 1:6,8,10). Johannes maakt hen onomwonden duidelijk dat dit een leugen is en dat ze zichzelf bedriegen en God tot een leugenaar maken(!) Leven in gemeenschap met God kan alleen door de reiniging met het bloed van Christus (1 Joh. 1:7). Hiervoor is belijdenis van de zonde nodig en in die weg wil de Heere vergeving en reiniging schenken. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid. (1 Joh. 1:9)

Daarnaast hielden ze er een andere interpretatie van Christus’ lijden en sterven én Persoon op na. De Heere Jezus zou niet de Christus zijn, aldus deze dwaalleraren (1 Joh. 2:2, verg. 4:2-4, 5:6). Johannes noemt deze dwaalleraren zelfs antichristen (1 Joh. 2:18,22). Het is hierbij goed om te beseffen dat het hier niet gaat om de joden die Christus niet als Messias erkenden, maar om een dwaalleer met docetische trekken.[60] Het docetisme (Gr. lijken of schijnen) leerde dat de Heere Jezus slechts een schijnbare lichamelijkheid bezat. Hij had dus niet een echt lichaam, dat leek alleen maar zo.

Het lijkt er dus op dat de dwaalleraren die de gelovigen in Éfeze e.o. lastigvielen stelden dat de Heere Jezus wel de Messias is, maar dat ze Zijn waarachtige menselijke natuur ontkenden.[61] In het kort kwam hun leer er op neer dat de ‘geest van de eeuwige Christus’ op Jezus van Nazareth kwam toen Hij door Johannes de Doper gedoopt werd. Deze geest zou Hem weer verlaten hebben voordat Hij stierf aan het kruis.[62]

Deze zelfverzonnen leer is levensgevaarlijk en verwerpelijk! Johannes roept de lezers van de brieven op om zich niet door de dwaalleraren te laten bedriegen. Hieraan kent gij den Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God; en alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van den antichrist, welken geest gij gehoord hebt, dat komen zal, en is nu alrede in de wereld. (1 Joh. 4:2-3)

Een andere tekst waaruit duidelijk blijkt dat Johannes de menswording van Christus wil verdedigen is 1 Joh. 5:6: ‘Deze is het, Die gekomen is door water en bloed, namelijk Jezus, de Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het, Die getuigt, dat de Geest de waarheid is’. Christus is niet alleen door het water gekomen, maar door het water en het bloed. Het bloed verwijst hier aan het lichaam van de Heere Jezus en Zijn dood aan het kruis. Wie dit ontkent, morrelt aan het verzoenend lijden en sterven aan het kruis.[63] En juist de verzoening door voldoening aan het kruis is de kernboodschap van de kerk (Luther)!

Uit 1 Joh. 2:18-19 blijkt dat de dwaalleraren in het verleden lid waren geweest van de gemeenten waaraan Johannes schrijft. Deze mensen hadden dus zijn prediking gehoord en kenden waarschijnlijk ook zijn evangelie.[64] Waarom deze dwaalleraren de gemeenten uiteindelijk hebben verlaten is niet meer met zekerheid te achterhalen. Misschien voelden ze zich er niet meer thuis.[65] Hoe het ook zij, het initiatief tot de afscheiding is van de kant van de dwaalleraren gekomen. Terugkijkend op deze gebeurtenis, stelt Johannes vast dat de dwaalleraren die de gemeente hebben verlaten nooit bij de gemeenten hebben gehoord. Zij zijn uit ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zo zouden zij met ons gebleven zijn; maar dit is geschied, opdat zij zouden openbaar worden, dat zij niet allen uit ons zijn. (1 Joh. 2:19) Het verlaten van de gemeenten is dus een uiterlijk teken van innerlijk vreemd staan tegenover de waarheid.[66]

Hoewel de dwaalleraren de gemeenten hadden verlaten, ijlde hun dwaalleer nog na. Vermoedelijk wilde Johannes met zijn brieven de overgebleven en slechte invloed van de dwaalleraars weg nemen.

3. Vrijmoedigheid
Het woord ‘vrijmoedigheid’ (Gr. Parrèsia) komt een aantal keer voor in de brief en beschrijft een belangrijke waarheid over het leven in gemeenschap met God de Vader en Christus.

En nu, kinderkens, blijft in Hem; opdat, wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en wij van Hem niet beschaamd gemaakt worden in Zijn toekomst. (1 Joh. 2:28)
Geliefden! Indien ons hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij vrijmoedigheid tot God. (1 Joh. 3:21)
Hierin is de liefde bij ons volmaakt, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben in den dag des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in deze wereld. (1 Joh. 4:17)
En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort. (1 Joh. 5:14)

Dit woord vrijmoedigheid heeft hier niet in de eerste plaats de subjectieve betekenis die wij er vaak aan geven. Het woord vrijmoedigheid drukt hier een objectieve waarheid uit en dit was voor de eerste lezers ook duidelijk. Het woord duidde in de Griekse wereld op spreekrecht voor de volksvergadering aan. Dit recht had iedere vrije burger.

In het geloof in de Heere Jezus heeft God de Vader deze vrijmoedigheid gelegd. In Hem hebben wij vrijmoedigheid om niet beschaamd gemaakt te worden bij de wederkomst, hebben wij vrijmoedigheid tot God, mogen wij weten dat we aan Hem gelijkvormig gemaakt zullen worden en mogen wij weten dat zo wij iets bidden naar Gods wil, Hij ons zal verhoren.[67]

Deze vrijmoedigheid zal tot troost geweest zijn voor de eerste lezers van de Johannesbrieven. Met zoveel bedreigingen van buitenaf en van binnenuit, zal hun geloof aangevochten geweest zijn. Het hebben van vrijmoedigheid is geen doel op zich, maar een aansporing tot bijvoorbeeld het bidden tot God. Dit is een belangrijk punt als wij kijken naar wie Johannes was. Hij behoorde tot de inner circle van de Heere Jezus. Hij had gezien en gehoord hoe de Heere Jezus een Man was van gebed (Joh. 11:22). Meerdere keren heeft Johannes uit Jezus’ mond gehoord dat de Vader zal verhoren omwille van Hem. En zo wat gij begeren zult in Mijn Naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde. Zo gij iets begeren zult in Mijn Naam, Ik zal het doen. (Joh. 14:13-14) Deze woorden lijken op de achtergrond te klinken van wat Johannes later zou schrijven in 1 Joh. 3:22: ‘En zo wat wij bidden, ontvangen wij van Hem, dewijl wij Zijn geboden bewaren, en doen, hetgeen behagelijk is voor Hem’.[68]

Wat een wonder, door Christus’ lijden en sterven, opstanding en hemelvaart heeft de gelovige toegang tot het aangezicht van God (Hebr. 10:19).

4. Eeuwig leven
Wie gelooft in de Zoon van God zal eeuwig leven. De nadruk op dit grote heilsgeheim, is karakteriserend voor Johannes (1 Joh. 2:25, 3:14-15, 5:11-13, 20, verg. Joh. 3:15-16, 4:14, 5:24, 28-29, 40, 6:40, 47, 54, 10:28, 11:25, 12:25, 17:2-3, 20:31). Het eeuwige leven, en hoe daar deel aan te krijgen, behoort tot het hart van Johannes’ evangelie en brieven.

De Heere Jezus beschrijft het eeuwige leven als het kennen van God. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtige God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. (Joh. 17:3) De Griekse woorden voor waarheid en kennen komen ongeveer 200 keer voor in Johannes’ evangelie en brieven. Johannes roept zijn lezers op om bij deze waarheid te leven, want de dwaalleer leidt niet tot het eeuwige leven in Christus. De Johannesbrieven laten dus duidelijk zien dat er geestelijke waarheid en geestelijke dwaalleer is en dat het verschil tussen beiden een verschil tussen leven en dood is.[69]

5. God is liefde
De Vader van de Heere Jezus is de God van liefde (1 Joh. 4:7-8). Zijn liefde is duidelijk zichtbaar geworden in het zenden van Christus. Gods liefde voor verloren zondaren dient weerspiegeld te worden in de liefde tussen christenen onderling (1 Joh. 4:9-12).[70] ‘Een iegelijk die liefheeft is uit God geboren en kent God’, aldus de apostel. Een verklaarder noemde dit de ultieme test van onze belijdenis. Een mens kan zeggen de rechte leer te volgen, maar als er geen liefde is, is iemand niet wederom geboren.[71] De mens die leert dat hij Gods genade onwaardig is en dat Christus voor hem gestorven is toen hij nog een zondaar was, zal anders naar zijn naaste gaan kijken.

Wij mensen hebben onze gedachten over wat liefde is en hoe dit tot uiting gebracht kan worden. De Bijbel openbaart ons waarom de Heere de God van liefde wordt genoemd en welke consequenties dit heeft voor de schepping en het schepsel (bijv. Hoogl. 8:5-14, 1 Kor. 13, etc.). Ook in 1 Joh. 4:7-21 ligt veel onderwijs als het gaat om liefde. Het is onder andere deze perikoop waardoor Johannes terecht de ‘apostel der liefde’ wordt genoemd. In 1 Joh. 4:7-21 gebruikt hij maar liefst zevenentwintig keer het woord liefde (Gr. Agape) of liefhebben(!) De bron van deze liefde is God Zelf. Daarom staat er twee keer in het midden van deze perikoop: God is liefde (vs. 8 en 16).[72] Wie iets van deze liefde geproefd heeft gaat het met Johannes mee belijden: ‘Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft’ (1 Joh. 3:1a).

7 Geliefden! Laat ons elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een iegelijk, die liefheeft, is uit God geboren, en kent God;
8 Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend; want God is liefde.
9 Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem.
10 Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden.
11 Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad, zo zijn ook wij schuldig elkander lief te hebben.
12 Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, zo blijft God in ons, en Zijn liefde is in ons volmaakt.
13 Hieraan kennen wij, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft.
14 En wij hebben het aanschouwd, en getuigen, dat de Vader Zijn Zoon gezonden heeft tot een Zaligmaker der wereld.
15 Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.
16 En wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft. God is liefde; en die in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem.
17 Hierin is de liefde bij ons volmaakt, opdat wij vrijmoedigheid mogen hebben in den dag des oordeels, namelijk dat gelijk Hij is, wij ook zijn in deze wereld.
18 Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde.
19 Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.
20 Indien iemand zegt: Ik heb God lief; en haat zijn broeder, die is een leugenaar; want die zijn broeder niet liefheeft, dien hij gezien heeft, hoe kan hij God liefhebben, Dien hij niet gezien heeft?
21 En dit gebod hebben wij van Hem, namelijk dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe. (1 Joh. 4:7-21)

In onze verworden wereld wordt liefde vaak uitgelegd in egoïstische en seksuele termen. 1 Joh. 4:7-21 tekent een compleet ander beeld. Woorden als ‘zelfopoffering’ en ‘bovennatuurlijk’ komen naar boven bij het lezen en overdenken van deze perikoop.

Mensen die geen christen zijn, kunnen soms een christen beschaamd doen staan als het gaat om liefhebben. Ook een niet-christen kan lief hebben als een gevolg van de algemene genade die God nog geeft in deze gevallen wereld. Toch mist menselijke liefde, hoe goed en nobel ook, haar doel als zij haar Schepper niet liefheeft boven alles (Mat. 22:36-38).

Door wedergeboorte krijgt een mens een nieuw hart. Zo wordt een geestelijk dood, egoïstisch hart verenigd met Gods liefdevolle hart en door heiligmaking gaat de gelovige iets van deze liefde uitstralen. Met eerbied gesproken, de gelovige gaat op Zijn Vader lijken (1 Joh. 3:1).

1 Joh. 4:10 is één van de meest belangrijke verzen uit de Bijbel. Het omschrijft een heilsgeheim waar wij alleen maar iets van de diepte van kunnen zien, maar wat wij nooit zullen kunnen bevatten. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden. (1 Joh. 4:10) De Heere God stuurde geen engel, Hij stuurde Zijn eigen Zoon. Hij stuurde Zijn Zoon niet om te leven, maar om te sterven. Zijn dood was niet de dood van een martelaar, maar een plaatsvervangend lijden en sterven onder de vloek van de zonde (1 Joh. 2:2).

In antieke, heidense godsdiensten moesten mensen offers brengen om een boze god tevreden te stellen. In het Nieuwe Testament brengt God Zelf het Offerlam mee, namelijk Zijn eigen lieve Zoon. Dit leert ons dat God de zonde haat. Het leert ons ook dat Gods zondaarsliefde onbevattelijk groot is. Het leert ons hoe Gods rechtvaardigheid en genade verheerlijkt kon worden aan het kruis. Hij leefde het leven wat wij geleefd zouden moeten hebben voor de zondeval. Hij stierf de dood die wij gestorven zouden moeten hebben na de zondeval. Bij de zondeval wilden wij als God zijn. Door Gods onbevattelijke liefde wilde Hij als ons worden. Om die reden kan God in het reine komen met een zondaar, niet vanwege zijn tranen, berouw, geloof of wat dat ook, maar vanwege de verdiensten van Christus.

Wie door het geloof in de Heere Jezus iets van deze liefde geproefd heeft, moet en wil gaan leven zoals Hij deed. Dat betekent dat wij God liefhebben boven alles en de naaste, of deze nu vriendelijk of vijandig is, liefhebben als onszelf.

Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, zo blijft God in ons, en Zijn liefde is in ons volmaakt. (1 Joh. 4:12) Het woord aanschouwd (Gr. theaomai) betekent bestuderen, van dichtbij zien. Geen mens heeft God in Zijn majesteit en heerlijkheid gezien. Dat zou onze dood betekenen. Ook Mozes op de berg Sinaï en Jesaja in de tempel zagen theofanieën, dat zijn visioenen van God. Er zijn ook uitleggers die menen dat Mozes en Jesaja iets van de tweede Persoon van de Triniteit hebben gezien. Hoe het ook zij, deze openbaringen konden ze, naar de mens gesproken, nog maar net verdragen, zo heilig is God (Ex. 33 en Jes. 6).

De apostel Johannes stelt dat niemand God in Zijn wezen kan zien, maar dat we wel iets van God kunnen zien door de levens van hen die Hem volgen. God is de bron van liefde, en Zijn volgelingen mogen drinken uit deze bron waardoor hun levens iets gaan weerspiegelen van deze liefde. Het is een teken van een waar geloof als wij ernaar verlangen dat God verheerlijkt wordt in onze levens en in die van anderen. Wij mogen iedereen deze God van liefde aanprijzen.[73] Laat het daarom dagelijks ons gebed zijn: Heere, mag ik Uw liefde proeven en weerspiegelen. Om Jezus’ wil.

Zijn liefde is in ons volmaakt. Dit betekent dat ik anderen lief kan hebben, omdat Hij in mij leeft door Zijn Heilige Geest. En deze liefde is in ons volmaakt, doordat deze liefde haar doel zal bereiken, namelijk dat ik anderen lief kan hebben, op dezelfde wijze als Hij mij liefheeft. Zo is God dus de bron, het onderhoud en de volmaking van deze liefde.

Het is Gods liefde die Zijn volk zekerheid geeft van Zijn aanwezigheid, van vrijspraak tijdens het laatste oordeel en de kracht om iets van Gods karakter te weerspiegelen in de wereld (1 Joh. 4:13-21).

6. God de Zoon
De Johannesbrieven zijn net als alle andere Bijbelboeken geschreven tot eer van de Drie-enige God en tot zaligheid van zondaren. Op indrukwekkende wijze wordt in de eerste Johannesbrief de grootheid en majesteit van de Heere Jezus voor ogen geschilderd. Door de Heere Jezus heeft God de Vader voor de gelovigen:

Het Woord des levens geopenbaard. Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des levens. (1 Joh. 1:1)

Het eeuwige leven geopenbaard. Want het Leven is geopenbaard, en wij hebben het gezien, en wij getuigen, en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven, Hetwelk bij den Vader was, en ons is geopenbaard. (1 Joh. 1:2)

Hen gereinigd. Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. (1 Joh. 1:7)

Hen een Voorspraak gegeven.[74] Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige. (1 Joh. 2:1)

Hun zonden verzoend. Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige. (1 Joh. 2:1) Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden. (1 Joh. 4:10)

Een voorbeeld gegeven om na te volgen. Die zegt, dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft. (1 Joh. 2:6)

De wedergeboorte mogelijk gemaakt. Indien gij weet, dat Hij rechtvaardig is, zo weet gij, dat een iegelijk, die de rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is. (1 Joh. 2:29)

De zonden weggenomen. En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij onze zonden zou wegnemen; en geen zonde is in Hem. (1 Joh. 3:5)

De werken van de boze verbroken. Die de zonde doet, is uit den duivel; want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. (1 Joh. 3:8)

Zijn Zoon geofferd. Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons gesteld heeft; en wij zijn schuldig voor de broeders het leven te stellen. (1 Joh. 3:16)

Het leven gegeven door Christus. Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. (1 Joh. 4:9)[75]


Gespreksvragen en stellingen:
1. Dwaalleer bedreigde de gemeenten waaraan Johannes zijn brieven schreef. Welke gevaren van binnenuit bedreigen de christelijke gemeenten anno nu?

2. Lees 1 Joh. 2:1-2. Wat bedoelt Johannes met de woorden ‘Indien iemand gezondigd heeft’? Wij belijden toch dat wij elke dag zondigen? (HC 5, vr. & antw. 13)

3. Lees het volgende, waargebeurde verhaal: ‘Jonge christenen zijn soms erg teleurgesteld als ze ontdekken dat hun ‘oude ik’ nog springlevend is. Een student die nog niet zo lang christen was en gedeprimeerd raakt, zei tegen een dominee: ‘Ik wil een betere christen zijn. Ik wil zonder zonde zijn’. De predikant begreep waarom de student zo gedeprimeerd was door de onvolkomenheid van zijn leven. Hij herinnerde hem aan wat Luther ooit zei: ‘Durf een zondaar te zijn. Laat Jezus alles voor u doen. Hij heeft het allemaal volbracht’.’[76] Wat zou Luther met deze uitspraak bedoelen?

4. Lees 1 Joh. 3. ‘Het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen’ (vs. 2) Toch zijn Gods kinderen duidelijk te herkennen. Hoe?

5. Lees 1 Joh. 3:10-18. Johannes beschrijft het duidelijke contrast tussen Gods kinderen en kinderen van de duivel (vs. 10). Wat zijn volgens Johannes de duidelijkste verschillen?

6. Lees 1 Joh. 3:22. Welke lessen over het gebed liggen er in dit vers?

7. Lees 1 Joh. 4:9. O. Winslow schreef eens het volgende: ‘Aanschouw de zending van de Zaligmaker van onze wereld! […] Hij is niet gekomen met een hart, kloppend van oneindige, onsterfelijke liefde, om Gods liefde op te wekken, maar om haar bekend te maken. De verzoening heeft de liefde van de Vader niet teweeggebracht, zij heeft die liefde verklaard, want zij was al aanwezig’.[77] Wat zou ds. Winslow hiermee bedoeld hebben?

8. Lees 2 Joh. 1:7-8. Waarom is Johannes bezorgd dat de gemeente toegeeft aan verleiding? Wat zou er dan verloren kunnen gaan?

9. Lees 3 Joh. 1. Wat zal Johannes met Gajus besproken hebben toen hij hem ontmoette, denkt u?

10. D. Bonhoeffer schreef eens het volgende: ‘Omdat geestelijke liefde niet begeert, maar dient, daarom heeft zij de vijand even lief als de broeder. Want zij ontspringt immers niet aan de vijand, noch aan de broeder, maar aan Christus en aan Zijn Woord’.[78] Wat zou ds. Bonhoeffer hiermee bedoeld hebben? Welke lessen liggen er in dit citaat voor de kerk anno nu?

11. C.F.H. Henry zei eens: ‘Het evangelie is alleen goed nieuws als het op tijd komt'. Wat zou hij daarmee bedoelen? Welke lessen liggen hierin?

12. Waarom is het belangrijk om te weten wie de antichrist is?

13. Wat vindt u ervan dat veel christenen in de 17e eeuw de paus als de antichrist zagen? Zou de paus een antichrist kunnen zijn (geweest)?

14. Bespreek de volgende stelling: Omdat niemand weet wie de antichrist zal zijn, heeft het geen zin om onze tijd hieraan te verdoen. We kunnen beter strijden om persoonlijk met God verzoend te worden.

15. Ds. H. Veldkamp schreef eens: ‘De laatste strijd tussen Christus en de antichrist zal “totaler dan totaal” zijn, en wee die op twee gedachten hinkt; wie de geestelijke signatuur vertoont van de vrouw van Lot, zal zich met geen mogelijkheid op de been kunnen houden’.[79] Wat zou ds. Veldkamp hiermee bedoeld hebben? Welke les(sen) neemt u hieruit mee?

16. Hoe kunnen wij ons wapenen tegen de antichrist en antichristelijke machten?

17. De dwaalleer in de gemeenten van de apostel Johannes draaide om de christologie. Wat leerde de dwaalleraars? Waarom zou de duivel nu juist de christologie aanvallen? Doet hij dat nog steeds? Kunt u hier een voorbeeld van geven?

18. Veel uitleggers gaan ervanuit dat de antichrist gebruik zal maken van de kracht van de satan én van de dan voorhanden zijnde technische mogelijkheden. Wat leert ons dit over het gebruik van technische hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld internet, smartphones, etc.?

19. De wereld zal zich vrijwillig aan de antichrist onderwerpen, want hij zal in staat zijn om veel wereldproblemen op te lossen. Welke wereldproblemen zouden dit kunnen zijn?

20. Waarom is aanbidding nu juist zo’n krachtig wapen tegen de antichrist en zijn rijk?


Bibliografie
Akin, D.L. Exalting Jesus in 1,2,3 John. Christ-Centered Exposition Commentary. Nashville: B&H Publishing Group, 2014.
Bavinck, H. Gereformeerde Dogmatiek. Vol. 4, Kampen: Kok, 1967.
Beale, G.K. The Book of Revelation: A Commentary on the Greek Text. The New International Greek Testament Commentary. Michigan: W.B. Eerdmans, 1999.
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015.
Bolkestein, M.H. De Brieven Aan De Tessalonicenzen. De Prediking Van Het Nieuwe Testament. Nijkerk: G.F. Callenbach, 1970.
Bonhoeffer, D. Leven Met Elkander. Zoetermeer: Boekencentrum, 1999.
Brooks, T. Precious Remedies against Satan's Devices. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2019.
Brown, J. Christian's Great Enemy: A Practical Exposition of 1 Peter 5:8-11. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013.
Bunyan, J. De Heilige Oorlog Van El-Schaddai Tegen Diabolus. Utrecht: De Banier, 1992.
Butler, T.C. Joshua. Word Biblical Commentary. Vol. 7, Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1983.
Davis, D.R. Joshua: No Falling Words. Focus on the Bible. Fearn: Christian Focus, 2010.
De Jonge, M. De Brieven Van Johannes. De Prediking Van Het Nieuwe Testament. Nijkerk: G.F. Callenbach, 1968.
Dodson, R.P. Every Promise of Your Word: The Gospel According to Joshua. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2016.
Eaton, M.A. 1,2,3 John. Focus on the Bible. Fearn: Christian Focus Publications, 1996.
Edwards, J. The Works of Jonathan Edwards. Vol. 1, Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2005.
Elwell, W.A., Yarbrough, R.W. In Ontmoeting Met Het Nieuwe Testament: Een Historisch En Theologisch Overzicht. Heerenveen: Groen, 2000.
English Standard Version Archaeology Study Bible. Wheaton: Crossway, 2017.
Gispen, W.H., Grosheide, F.W., Bruijel, F., Van Deursen, A. Bijbelse Encyclopedie. Kampen: J.H. Kok, 1950.
Goligher, L. The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message. Bletchley: Authentic Media, 2006.
Grosheide, F.W., Van Itterzon, G.P. (red.). Christelijke Encyclopedie. Vol. 1, Kampen: Kok, 1960.
Guardini, R. De Heer: Beschouwingen over Den Persoon En Het Leven Van Jesus Christus. Utrecht: Het Spectrum, 1947.
Gurnall, W. De Christen in Volle Wapenrusting. Veenendaal: MTHreprints, 2011.
Hoek, J. Hoop Op God. Eschatologische Verwachting. Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 2004.
Jobes, K.H. 1, 2, & 3 John. Zondervan Exegetical Commentary on the New Testament. Michigan: Zondervan, 2014.
Köstenberger, A.J. A Theology of John's Gospel and Letters: Biblical Theology of the New Testament. Biblical Theology of the New Testament. Michigan: Zondervan, 2009.
Lalleman, P.J. 1, 2 En 3 Johannes: Brieven Van Een Kroongetuige. Commentaar Op Het Nieuwe Testament. Kampen: Kok, 2005.
Lloyd-Jones, D.M. The Christian Warfare: An Exposition of Ephesians 6:10-13. Ephesians Series. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2004.
———. Life in Christ: Studies in 1 John. Wheaton: Crossway, 2002.
MacArthur, J. The Muslim Jesus, the Mahdi, the Antichrist and the Establishment of Islam on the Earth. YouTube, 2012.
Mayhue, R. 1 & 2 Thessalonians: Triumphs and Trials of a Consecrated Church. Focus on the Bible. Fearn: Christian Focus, 2005.
Moore, R.D. Tempted and Tried, Temptation and the Triumph of Christ. Wheaton: Crossway, 2011.
Murray, J. Collected Writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966, Volume 2: Select Lectures in Systematic Theology. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2001.
Nelson's Complete Book of Bible Maps & Charts: Old and New Testaments. Nashville: Thomas Nelson, 1996.
Oosterom, B. Kernteksten Uit De Eerste Brief Van Johannes. Schriftwerk. Kampen: De Groot Goudriaan, 1995.
Paul, M.J. Occulte Machten En Bevrijding. Studium Generale. Heerenveen: Groen, 2005.
Pink, A.W. The Antichrist. Michigan: Christian Classics Ethereal Library, 1923.
Post, S.D. Duivels Dichtbij. Heerenveen: Groen, 2006.
Schuurman, J.C. De Apostelen. Houten: Den Hertog, 2003.
Sproul, R.C. Verborgen Werkelijkheid: Over Hemel, Hel, Engelen En Duivelen. Apeldoorn: De Banier, 2012.
Spurgeon, C.H. De Macht over Satan. Apeldoorn: De Banier, 2008.
Thielman, F. Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach. Michigan: Zondervan, 2005.
Tramper, N. Brieven Van Johannes: De Rijkdom Van Het Nieuwe Leven. Luisterend Leven. Utrecht: Boekencentrum, 2015.
Treur, J.W.J., "Inleiding Jv Gg-Beekbergen, Een Schokkende Realiteit... ," jwjtreur.blogspot.com, 2016.
Van Genderen, J., Velema, W.H. Beknopte Gereformeerde Dogmatiek. Kampen: Kok, 1992.
Van Mourik, J. Het Vervulde Woord: Inleiding Op Het Nieuwe Testament. Cursus Godsdienst Onderwijs (Cgo). Apeldoorn: De Banier, 2020.
Van Reenen, M. De Vijand Rukt Vast Aan: Voorbereid Op De Komst Van De Antichrist. Apeldoorn: De Banier, 2020.
Van Ruitenburg, P. Wie God Is: 52 Overdenkingen over Hoe God Zich Openbaart. Houten: Den Hertog, 2007.
Veldkamp, H. De Dag Van Den Zoon Des Mensen. Franeker: T. Wever, 1947.
———. Die Knopen Ontbindt: Over Het Boek Daniël. Franeker: Wever, 1962.
Venema, C.P. Christ and the Future: The Bible's Teaching About the Last Things. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2008.
Wanamaker, C.A. The Epistles to the Thessalonians: A Commentary on the Greek Text. The New International Greek Testament Commentary. Michigan: W.B. Eerdmans, 1990.
Westerink, J. Haggai En Zacharia: Profeten Van Het Huis Van God. Telos. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1992.
Winslow, O. Morgengedachten: Dagelijks Wandelen Met God. Vol. 1, Goes: Uitgeverij 'de Ramshoorn', 2021.
Yarbrough, R.W. 1-3 John. Baker Exegetical Commentary on the New Testament. Grand Rapids: BakerAcademic, 2008.


[1] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, (Apeldoorn: De Banier, 2015), 1930.
[2] Nelson's Complete Book of Bible Maps & Charts: Old and New Testaments, (Nashville: Thomas Nelson, 1996), 470, 73.
[3] F. Thielman, Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach (Michigan: Zondervan, 2005), 536.
[4] J. Van Mourik, Het vervulde Woord: Inleiding op het Nieuwe Testament, Cursus Godsdienst Onderwijs (CGO), (Apeldoorn: De Banier, 2020), 227.
[5] W.A. Elwell, Yarbrough, R.W., In ontmoeting met het Nieuwe Testament: Een historisch en theologisch overzicht (Heerenveen: Groen, 2000), 368.
[6] In het Nieuwe Testament komt deze aanspraak verder nog maar één keer voor in Gal. 4:19: ‘Mijn kinderkens, die ik wederom arbeide te baren, totdat Christus een gestalte in u krijge’. In het Grieks wordt er een verschillend woord voor kind en kindeke gebruikt.
[7] B. Oosterom, Kernteksten uit de eerste brief van Johannes, Schriftwerk, (Kampen: De Groot Goudriaan, 1995), 7.
[8] Van Mourik, Het vervulde Woord: Inleiding op het Nieuwe Testament, 228.
[9] J. Van Mourik spreekt bijvoorbeeld over 1 Johannes als een traktaat. Bron: Van Mourik, Het vervulde Woord: Inleiding op het Nieuwe Testament, 228.
[10] Overigens is het geloof in de komst van de antichrist niet exclusief voorbehouden aan het christendom. Ook in het jodendom en in de islam is deze persoon bekend onder de namen Armilus en Masih ad-Dajjal. Zie voor een leerzame en boeiende vergelijking tussen de leer van de antichrist in het christendom en de islam: J. MacArthur, The Muslim Jesus, the Mahdi, the antichrist and the establishment of Islam on the earth (YouTube, 2012).
[11] Zie voor een leerzaam boek over de tekenen van de eindtijd: C.P. Venema, Christ And The Future: The Bible's Teaching About The Last Things (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2008).
[12] J. Murray, Collected writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966, Volume 2: Select lectures in systematic theology (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2001), 408-10.
[13] Van Mourik, Het vervulde Woord: Inleiding op het Nieuwe Testament, 228. Zie ook kanttekening 62 bij 1 Joh. 2:18. Volgens deze kanttekening is een antichrist iemand die zegt christen te zijn, maar zich verzet tegen Christus’ Persoon en ambt. Deze definitie is verklaarbaar vanuit de context van 1 Johannes, maar de antichrist die zal komen aan het einde der tijden zal zich geen christen noemen. Sterker nog, die zal alles eraan doen om de herinnering aan Christus uit te wissen.
[14] R. Guardini, De Heer: Beschouwingen over den persoon en het leven van Jesus Christus (Utrecht: Het Spectrum, 1947), 785.
[15] J. Van Genderen, Velema, W.H., Beknopte gereformeerde dogmatiek (Kampen: Kok, 1992), 759.
[16] In de kerkgeschiedenis is er veel nagedacht over de vraag of de antichrist nu een persoon of een verschijnsel (lees: een macht) zal zijn. Toch spreekt 2 Thess. 2:3-12 duidelijk over een persoon en niet over een antichristelijke macht of iets dergelijks. Zie ook: W.H. Gispen, Grosheide, F.W., Bruijel, F., Van Deursen, A., Bijbelse encyclopedie (Kampen: J.H. Kok, 1950), 35. H. Veldkamp, Die knopen ontbindt: Over het boek Daniël (Franeker: Wever, 1962), 169.
[17] J. Hoek, Hoop op God. Eschatologische verwachting (Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 2004), 171-72.
[18] R. Mayhue, 1 & 2 Thessalonians: Triumphs and Trials of a Consecrated Church, Focus on the Bible, (Fearn: Christian Focus, 2005), 184.
[19] M.J. Paul, Occulte Machten En Bevrijding, Studium Generale, (Heerenveen: Groen, 2005), 87.
[20] Met dit verschil dat de ontvangenis van de Heere Jezus een unieke, eenmalige gebeurtenis is en de geboorte van de antichrist uit een ‘gewone’ samenkomst van man en vrouw.
[21] M.H. Bolkestein, De brieven aan de Tessalonicenzen, De prediking van het Nieuwe Testament, (Nijkerk: G.F. Callenbach, 1970), 198.
[22] Vergelijk dit met de volgende Bijbelteksten: Joh. 10:10, 14:6.
[23] Guardini, De Heer: Beschouwingen over den persoon en het leven van Jesus Christus, 850.
[24] H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, vol. 4 (Kampen: Kok, 1967), 659. Het lijkt erop dat Bavinck de natuurlijke scheppingsorde en moraliteit ziet als datgene wat de komst van de antichrist (nu nog) tegenhoudt.
[25] M. Van Reenen, De vijand rukt vast aan: Voorbereid op de komst van de antichrist (Apeldoorn: De Banier, 2020), 47,49.
[26] Zie voor meer informatie over de antichrist in het Oude Testament: Van Reenen, De vijand rukt vast aan: Voorbereid op de komst van de antichrist, 15-16. A.W. Pink, The Antichrist (Michigan: Christian Classics Ethereal Library, 1923). Zie voor een bespreking van de antichrist in Zacharía: J. Westerink, Haggai en Zacharia: Profeten van het huis van God, Telos, (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1992), 175-80.
[27] Zelfs de apocriefe boeken lijken te spreken over de komst van de antichrist. Bijvoorbeeld het vierde boek van Ezra (algemene opstand der heidenen), Baruch (de laatste goddeloze koning overwonnen door vorst Messias) en Henoch (de vernietigingsstrijd van het Macedonische rijk tegen Israël). Bron: F.W. Grosheide, Van Itterzon, G.P. (red.), Christelijke Encyclopedie, vol. 1 (Kampen: Kok, 1960), 222.
[28] Mogelijk wijst ook Joh. 5:43 naar de komst van de antichrist, maar dit is niet duidelijk. Bron: Grosheide, Christelijke Encyclopedie, 1, 222.
[29] N.a.v. 2 Thess. 2:4: ‘The person indicated in v. 3 is described in v. 4 as arrogating to himself divine status. […] The language here may well be drawn from Dn. 11:36, which speaks of a certain king, almost certainly Antiochus Epiphanes’. Bron: C.A. Wanamaker, The Epistles to the Thessalonians: A Commentary on the Greek text, The New International Greek Testament Commentary, (Michigan: W.B. Eerdmans, 1990), 246.
[30] Het beest, die wordt voorgesteld als een toekomstige wereldheerser, zal zich gewelddadig tegen Christus en Zijn volgelingen keren. Veelal wordt deze persoon ook gekoppeld aan het getal 666. De kerkvader Ireneüs van Lyon, die les heeft gekregen van leerlingen van Johannes, wijst erop dat Johannes wel het nummer van het ‘beest’ in Openbaring beschrijft, maar waarschuwt tegen speculeren over de naam en identiteit van de antichrist. Want als het God had behaagd, dan zou Hij de naam van de antichrist wel hebben genoemd. Bron: English Standard Version Archaeology Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2017), 1865. ‘The number seven refers to completeness and is repeated throughout the book. But 666 appears only here. This suggests that the triple sixes are intended as a contrast with the divine sevens throughout the book and signify incompleteness and imperfection.’ Bron: G.K. Beale, The book of Revelation: A commentary on the Greek text, The New International Greek Testament Commentary, (Michigan: W.B. Eerdmans, 1999), 721-22.
[31] Grosheide, Christelijke Encyclopedie, 1, 222.
[32] Overigens komt de term antichrist alleen voor in de Johannesbrieven (1 Joh. 2:18, 22, 4: 3 en 2 Joh. 1:7).
[33] M. De Jonge, De brieven van Johannes, De prediking van het Nieuwe Testament, (Nijkerk: G.F. Callenbach, 1968), 105.
[34] K.H. Jobes, 1, 2, & 3 John, Zondervan Exegetical Commentary on the New Testament, (Michigan: Zondervan, 2014), 123.
[35] P.J. Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, Commentaar op het Nieuwe Testament, (Kampen: Kok, 2005), 157.
[36] Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, 159.
[37] Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, 159.
[38] Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, 160.
[39] Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, 161.
[40] M.A. Eaton, 1,2,3 John, Focus on the Bible, (Fearn: Christian Focus Publications, 1996), 74-85.
[41] R.W. Yarbrough, 1-3 John, Baker Exegetical Commentary on the New Testament, (Grand Rapids: BakerAcademic, 2008), 158.
[42] A.J. Köstenberger, A Theology of John's Gospel and Letters: Biblical Theology of the New Testament, Biblical Theology of the New Testament, (Michigan: Zondervan, 2009), 267.
[43] N. Tramper, Brieven van Johannes: De rijkdom van het nieuwe leven, Luisterend leven, (Utrecht: Boekencentrum, 2015), 55.
[44] Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, 164-65.
[45] D.L. Akin, Exalting Jesus in 1,2,3 John, Christ-Centered Exposition Commentary, (Nashville: B&H Publishing Group, 2014).
[46] D.M. Lloyd-Jones, Life in Christ: Studies in 1 John (Wheaton: Crossway, 2002), 251.
[47] Oosterom, Kernteksten uit de eerste brief van Johannes, 44.
[48] Bijbel met uitleg: Statenvertaling, 1935.
[49] J. Edwards, The works of Jonathan Edwards, vol. 1 (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2005), 608.
[50] Verg. Dan.7:11.
[51] Zie bijvoorbeeld: J. Bunyan, De heilige oorlog van El-Schaddai tegen Diabolus (Utrecht: De Banier, 1992); S.D. Post, Duivels dichtbij (Heerenveen: Groen, 2006); R.C. Sproul, Verborgen werkelijkheid: over hemel, hel, engelen en duivelen (Apeldoorn: De Banier, 2012). J.W.J. Treur, "Inleiding JV GG-Beekbergen, Een schokkende realiteit... ," jwjtreur.blogspot.com, 2016; R.D. Moore, Tempted and Tried, Temptation and the Triumph of Christ (Wheaton: Crossway, 2011). W. Gurnall, De Christen in volle wapenrusting (Veenendaal: MTHreprints, 2011); D.M. Lloyd-Jones, The Christian Warfare: An Exposition of Ephesians 6:10-13, Ephesians Series, (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2004). C.H. Spurgeon, De macht over satan (Apeldoorn: De Banier, 2008); T. Brooks, Precious remedies against Satan's devices (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2019); J. Brown, Christian's Great Enemy: A Practical Exposition of 1 Peter 5:8-11 (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013). Van Reenen, De vijand rukt vast aan: Voorbereid op de komst van de antichrist, 155-92.
[52] Verg. Num. 22:23 en 1 Kron. 21:16. Dat de Statenvertaling hier het woord Man met een hoofdletter plaatst is niet zonder reden. De Man Die Jozua hier ontmoet is de pre-incarnatieve Christus. Dit wordt ook wel een Christofanie genoemd.
[53] Verg. Ps. 103:19-21 en 148:2.
[54] Verg. 2 Kon. 6:15-17 en Ps. 34:7.
[55] D.R. Davis, Joshua: No Falling Words, Focus on the Bible, (Fearn: Christian Focus, 2010), 52-53.
[56] Verg. Ex. 3:2-6.
[57] R.P. Dodson, Every Promise of Your Word: The Gospel According to Joshua (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2016), 104-14. T.C. Butler, Joshua, vol. 7, Word Biblical Commentary, (Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1983), 63.
[58] Jobes, 1, 2, & 3 John, 339.
[59] Jobes, 1, 2, & 3 John, 339-40.
[60] Van Mourik, Het vervulde Woord: Inleiding op het Nieuwe Testament, 227.
[61] Van Mourik, Het vervulde Woord: Inleiding op het Nieuwe Testament, 231.
[62] Tramper, Brieven van Johannes: De rijkdom van het nieuwe leven, 19.
[63] Jobes, 1, 2, & 3 John, 343.
[64] Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, 27.
[65] Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes: Brieven van een kroongetuige, 30.
[66] De Jonge, De brieven van Johannes, 108.
[67] Van Mourik, Het vervulde Woord: Inleiding op het Nieuwe Testament, 231.
[68] Yarbrough, 1-3 John, 212-13.
[69] Jobes, 1, 2, & 3 John, 340-41.
[70] ‘At the heart of John’s ethic is a call to evangelistic mission that is grounded in God’s love for the world and undergirded by communal love and unity.’ Bron: Köstenberger, A Theology of John's Gospel and Letters: Biblical Theology of the New Testament, 514.
[71] L. Goligher, The Jesus Gospel: Recovering the Lost Message (Bletchley: Authentic Media, 2006), 143.
[72] J.C. Schuurman, De apostelen (Houten: Den Hertog, 2003), 73.
[73] P. Van Ruitenburg, Wie God is: 52 overdenkingen over hoe God Zich openbaart (Houten: Den Hertog, 2007), 64.
[74] Gr. Parakletos, ook wel te vertalen met Trooster of Advocaat.
[75] Akin, Exalting Jesus in 1,2,3 John, 100-14.
[76] Tramper, Brieven van Johannes: De rijkdom van het nieuwe leven, 48.
[77] O. Winslow, Morgengedachten: Dagelijks wandelen met God, vol. 1 (Goes: Uitgeverij 'de Ramshoorn', 2021), 210.
[78] D. Bonhoeffer, Leven met elkander (Zoetermeer: Boekencentrum, 1999), 24.
[79] H. Veldkamp, De dag van den Zoon des mensen (Franeker: T. Wever, 1947), 111-12.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22