Posts

Posts uit juni, 2015 tonen

Augustinuskring, avond 7

Afbeelding
Door: M.H. van As & E.H. van Wolfswinkel Inleiding boek XIII Het bestaan te danken aan Gods goedheid (I – IV) Augustinus begint het laatste hoofdstuk van de Confessiones met de trouw en goedheid van God. Hij noemt hoe God alles gereed maakt om Hem te ontvangen door het verlangen ‘dat Gij haar hebt ingeademd’. Hij wijst van zichzelf af. Het was God die bleef aandringen en waar Augustinus zich ook naar toe begaf. Hij moest God horen. Augustinus schetst dat het Gods goedheid is die hem roept; God is volmaakt en heeft hem niet nodig. ‘Uit de volheid van Gods goedheid heeft Gods schepping zijn bestaan’. Het alleen recht van de schepping wordt volledig aan God toegeschreven. Ze kon door God ontstaan en mocht daarom niet ontbreken. Het moest al verbonden blijven met de wijsheid Gods. Van het ongeordende tot de geestelijke schepping. De geestelijke schepping wordt als het hoogste geschapene beschouwd, maar ook het ongeordende had geen recht om te bestaan als God het niet g