Bijbelstudie: Zacharia 12

Bijbelstudievereniging GG Beekbergen 

Datum: 10-1-2014 


Vanavond wil ik met u hoofdstuk 12 van het Bijbelboek Zacharia doornemen. Het Bijbelboek Zacharia verhaalt ons over de geschiedenis van Gods volk na de verschrikkingen van de ballingschap. In dit gedeelte belooft de Heere dat Hij Juda zal oprichten uit het stof. Ze zullen door een periode van lijden heen moeten, maar daarna zal God de heidense verdrukkers vergelden voor hun wreedheden. Zo wordt het voortbestaan van Juda opnieuw gewaarborgd. Dit is belangrijk, want uit hen zal de Messias voortkomen. Maar de Heere gaat verder. Niet alleen zal hij Juda van haar vijanden verlossen, Hij zal maken dat ze oprecht berouw over hun zonden zullen krijgen. Ook zal de Heere hun zonden en afgoderij van voor Zijn heilige ogen wegdoen. 

We moeten hoofdstuk 12 dus lezen met in het achterhoofd de volgende twee hoofdthema’s: 
1. De Heere zal de vijandige volken straffen die Juda kwaad willen doen. 
2. Hij zal het huis van David, waar de Messias uit voort zal komen, wederom oprichten. 

Om een goed beeld van dit hoofdstuk te krijgen, wil ik de tekst vers-voor-vers met u doornemen. 

12:1 De last van het woord des HEEREN over Israël. De HEERE spreekt, Die den hemel uitbreidt, en de aarde grondvest, en des mensen geest in zijn binnenste formeert. 
In het vorige hoofdstuk lazen we dat de stok LIEFELIJKHEID en de stok SAMENBINDERS door midden gebroken zijn. Dit roept de vraag op wat voor toekomst Israël te wachten staat. Het breken van de stok LIEFELIJKHEID heeft de weg voor vijandige machten geopend en het volk zal vallen in de handen van een onbetrouwbare en slechte herder. Als het Bijbelboek Zacharia zou stoppen bij 11:17 zouden we in het ongewisse gelaten worden over de afloop van de geschiedenis van God met Zijn volk. 
In Zacharia 12:1 horen we een nieuwe profetie. Het woord komt van de HEERE, de Verbondsgod, Die hemel en aarde geschapen heeft. Dit leert ons dat de God Die in Zijn Woord tot ons spreekt, machtig is om datzelfde Woord ten uitvoer te brengen. Als Schepper kan de Heere ook een nieuwe maatschappij scheppen uit de bestaande chaos. Israël ten tijde van Zacharia hoefde dus niet te wanhopen. 
12:2 Ziet, Ik zal Jeruzalem stellen tot een drinkschaal der zwijmeling allen volken rondom; ja, ook zal zij zijn over Juda, in de belegering tegen Jeruzalem. 
Jeruzalem zal het instrument zijn van Gods oordeel over de volken. Een drinkschaal der zwijmeling duidt op een beker gevuld met bedwelmende drank waarvan het drinken resulteert in schaamte, desoriëntatie en vernietiging. Niet alleen Jeruzalem wordt zo tot een onneembare vesting, maar ook de regio eromheen waarvan Jeruzalem de hoofdstad is. De stad Jeruzalem en de provincie van Juda zullen veilig zijn. 
12:3 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik Jeruzalem stellen zal tot een lastigen steen allen volken; allen, die zich daarmede beladen, zullen gewisselijk doorsneden worden; en al de volken der aarde zullen zich tegen haar verzamelen. 
Opnieuw volgt er een metafoor waarmee wordt duidelijk gemaakt dat Jeruzalem onneembaar is. God zal de stad als een zware, een lastige steen maken. Al zouden al de volken zich tegen Jeruzalem verzamelen, ze zullen de stad niet kunnen innemen. 
12:4 Te dien dage, spreekt de HEERE, zal Ik alle paarden met schuwigheid slaan, en hun ruiters met zinneloosheid; maar over het huis van Juda zal Ik Mijn ogen openen, en alle paarden der volken zal Ik met blindheid slaan. 
12:5 Dan zullen de leidslieden van Juda in hun hart zeggen: De inwoners van Jeruzalem zullen mij een sterkte zijn in den HEERE der heirscharen, hun God. 
De metaforen over Jeruzalem worden uitgebreid met een beeld van aanvallende paarden en hun ruiters. Het is een beeld van massale verwarring. De paarden zullen er schichtig en angstig vandoor gaan. Ook de ruiters zullen niet kunnen vechten, omdat ze verward en in paniek zijn. In vers 5 wordt van perspectief gewisseld. We draaien ons om op de stadsmuur en kijken niet langer naar het woedende gevecht, maar naar de situatie in de stad. Daar zien we de leidslieden van Juda staan. Ze merken dat de onverslaanbare kracht van Jeruzalem niet uit henzelf komt, maar van de HEERE der heirscharen. Dit is een militaire titel voor de Heere, Die opkomt voor Zijn volk (Crossway 2008). 
12:6 Te dien dage zal Ik de leidslieden van Juda stellen als een vurige haard onder het hout, en als een vurige fakkel onder de schoven; en zij zullen ter rechter zijde en ter linkerzijde alle volken rondom verteren; en Jeruzalem zal nog blijven in haar plaats te Jeruzalem
Te dien dage slaat op de tijd waarin Jeruzalem onneembaar en onverwoestbaar zal zijn. Op die dag zullen Israëls leiders bijdragen aan de bescherming van Jeruzalem. Zij zullen zijn als vlammen onder hout, als een fakkel onder de schoven. De grote brand die hierdoor ontstaat zal de vijand vernietigen. Vanwege Gods bemoeienis zal Jeruzalem als stad blijven bestaan op de plek waar ze nu nog steeds is. 
12:7 En de HEERE zal de tenten van Juda ten voorste behouden, opdat de heerlijkheid van het huis Davids, en de heerlijkheid der inwoners van Jeruzalem, zich niet verheffe tegen Juda. 
De belofte van het verbond met Abraham zal vervuld worden en eer en heerlijkheid brengen voor Jeruzalem en geheel Juda. Deze belofte kunnen wij onder andere vinden in Gen. 12:1-3:

De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen! En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. 

Tegelijkertijd houdt dit verbond in dat de volken die in opstand komen tegen Jeruzalem vernietigd zullen worden. De inwoners van Juda zullen eerst behouden worden, zodat de inwoners van Jeruzalem zich niet zouden verheffen. Net zoals hen, mogen ook Gods kinderen niet iets worden met de genade die de Heere hen heeft bewezen. Daarom zal de Heere er zorg voor dragen dat Hem alle lof en eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid zal toekomen. 
12:8 Te dien dage zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem beschutten; en die, die onder hen struikelen zou, zal te dien dage zijn als David; en het huis Davids zal zijn als goden; als de Engel des HEEREN voor hun aangezicht. 
De inwoners van Jeruzalem zullen net als David, de man naar Gods hart, de hoogste menselijke eer krijgen. Zelfs de zwakste inwoner van Jeruzalem zal zo machtig zijn als David. Met het huis van David worden hier de leiders van het volk bedoeld. Zij zullen een grote, godgelijke glorie krijgen. De tekst zegt niet dat ze God zullen worden, maar dat ze zullen zijn als goden. Op die dag zal een afstammeling van David, hen voeren in de strijd. De Engel des Heeren zal hen dan bijstaan. 
12:9 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik zal zoeken te verdelgen alle heidenen, die tegen Jeruzalem aankomen. 
Dit vers is als het ware een samenvatting van het voorgaande. De Heere zal alle heidenen verdelgen die Jeruzalem zullen aanvallen. 

Voordat we verder gaan met de vers-voor-vers exegese wil ik hier graag proberen om een aantal leerpunten uit Zacharia 12 op te sommen. Dit met als reden dat nagenoeg alle commentaren een tweedeling tussen de verzen 1-9 en 10-14 maken, zoals ook onze Statenvertaling. 

1. Het eerste leerpunt staat beschreven in het eerste vers. Door de macht van God is niet alleen de aarde geschapen, maar wordt zij ook van dag tot dag onderhouden. 
2. De beloften van God zijn de beste bescherming voor het volk van God en voor de Kerk. Ook ten tijde van tegenspoed en kruis. 
3. Soms kan het lijken alsof God Zijn volk vergeet als ze in nood zitten. Maar in vers 4 staat dat de Heere Zijn ogen open zal doen. Hij zal dus niet passief blijven, maar ingrijpen. Hij sluimert noch slaapt niet. 
4. Gods wegen met mensen leiden er altijd toe dat mensen in zichzelf vernederd worden. Niet door kracht, noch door geweld maar door Gods Geest zal het geschieden (Zacharia 4:6). 
5. Uiteindelijk zullen alle vijanden van het joodse volk en van de Kerk vernietigd worden. 
12:10 Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene. 
De Heere zal ook zorgdragen voor de geestelijke vernieuwing van Juda en Jeruzalem. Uit louter genade zal de Heere over de inwoners van Jeruzalem en hun leiders de Geest der genade en der gebeden uitstorten. Deze Geest zal de mensen doen ontwaken uit hun zondeslaap en hen smekend doen opzien naar God in oprecht berouw. De inwoners zullen Hem zien Dien zij doorstoken hebben en over die zonden ze berouw hebben. Ook zullen ze rouwklagen over Degene Die doorstoken is. Dit is opvallend! Het zullen dus niet de vijandige staten zijn die om vergeving zullen smeken, maar het huis van David en de inwoners van Jeruzalem(!) Er wordt hier verwezen naar Christus, Die eens doorstoken zal worden aan het kruis. Hij is de lijdende Knecht des Heeren en zal voor Zijn volk lijden en sterven (McComiskey 2009). 
Twee belangrijke teksten uit het Nieuwe Testament halen Zacharia 12 aan, namelijk Johannes 19:37: ‘En wederom zegt een andere Schrift: Zij zullen zien, in Welken zij gestoken hebben.’ en Openbaring 1:7: ‘Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien, ook degenen, die Hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over Hem rouw bedrijven; ja, amen.’ Het Nieuwe Testament leert ons dus dat dit vers heen wijst naar de Messias. Voor de joden is dit als vanzelfsprekend een exegetisch probleem. Want het is duidelijk dat God hier spreekt. En zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben. Maar hoe kan de Heere, Die een Geest is, nu doorstoken worden?! De enige oplossing voor dit probleem is dat zij de Heere Jezus, Die God en mens is, gekruisigd en gedood hebben. Op het moment dat dit besef zal doorbreken, zal de rouwklage in Jeruzalem groot zijn. Sommige joodse uitleggers hebben in het verleden wel geprobeerd om ‘doorsteken’ met ‘verdriet doen’ te vertalen, maar dat is vanuit het Hebreeuws onmogelijk. Het woord betekent nu eenmaal doorsteken of doorboren en niet verdriet doen (Moore 1974). 
12:11 Te dien dage zal te Jeruzalem de rouwklage groot zijn, gelijk die rouwklage van Hadadrimmon, in het dal van Megiddon. 
We weten niet goed wat bedoeld wordt met Hadadrimmon. Het verwijst in ieder geval naar een, voor de eerste lezers van Zacharia, bekend gegeven. Naar een moment van grote, publieke rouw in Jeruzalem en omstreken. Wellicht is het een plaatsnaam, want in 2 Kronieken 35 wordt ook verwezen naar Megiddo. In dit dal van Megiddo is koning Josia doorboord met pijlen. Ook toen was er een grote rouwklage in Jeruzalem en Juda. De profeet Jeremia heeft hier zelfs een klaaglied over geschreven zo lezen we in 2 Kronieken 35:25. 
12:12 En het land zal rouwklagen, elk geslacht bijzonder; het geslacht van het huis Davids bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder; en het geslacht van het huis van Nathan bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; 
12:13 Het geslacht van het huis van Levi bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; het geslacht van Simei bijzonder, en hun vrouwen bijzonder; 
12:14 Al de overige geslachten, elk geslacht bijzonder, en hunlieder vrouwen bijzonder. 
De verzen 12-14 beschrijven de reikwijdte van de rouwklage. Het zal elk gezin en elk individu treffen. Er wordt hier een flink aantal namen genoemd, aflopend van belangrijk tot minder belangrijk. Wat ook de aardse status van iemand is, wie de wonden van de Heere Jezus leert bewenen, belandt in het stof. En dat is geen verkeerde plek, want genade stroomt altijd naar de laagste plaats. In de tekst valt verder op dat de vrouwen telkens apart worden genoemd. Dit wijst op het joodse gebruik waarbij mannen en vrouwen apart rouwbedrijven. 

Net zoals na vers 9 zou ik ook hier graag wat leerpunten willen noemen: 

1. Er zal een dag komen waarop er een grote rouwklage zal komen onder het volk Israël, wanneer onze oudste broeder bij de kerk zal gevoegd worden. 
2. Deze opwekking zal gekenmerkt worden door een uitstorting van Gods Geest, namelijk de Geest der gebeden en der genade. Iets hiervan is vervuld met Pinksteren waar er ook verslagenheid kwam. Toch leert Romeinen 11 ons dat wij mogen uitzien naar een nadere vervulling van deze belofte. Want de Geest werkt nog en doet nog kinderen geboren worden in Sion (Westerink 2007). 
3. Het gebed is de barometer van de kerk. Wanneer er weinig gebed is, is er weinig werking van de Geest van God. Pas waar verbrokenheid en gebed is, wil de Geest krachtig werken. Dat heeft de kerkgeschiedenis keer op keer bewezen. Wat een wonder is het dan, dat de Heilige Geest soeverein is en Zichzelf, met eerbied gesproken, elke keer weer aan de kerk opdringt om haar op de knieën te krijgen. Anders gezegd, zonder het gebed geen Heilige Geest en zonder de Heilige Geest geen gebed. 
4. Alle ware berouw komt van het zien op de lijdende Zaligmaker, Die wilde sterven vanwege onze zonden. Angst kan spijt opwekken, maar alleen het gevoelen dat de zonden vergeven zijn roept een waar berouw op. Kijk maar naar koning David. Nadat hij van de profeet Nathan hoort dat zijn zonden vergeven zijn dicht hij Psalm 51(!) Waar berouw, zo schreef een puritein eens, is ‘huilende liefde’ aan de voet van het kruis (Moore 1974). 
5. Ware godsdienst is een persoonlijk iets en wanneer het naar binnen slaat, zal het de ziel in een worstelen met God brengen. Daar zal berouw en een rouwklage over de zonden komen. Maar zalig als het dan beleefd mag worden: en toen zij opkeken zagen zij niemand dan Christus alleen. 

Literatuurlijst 

Crossway, B. (2008). ESV study Bible: English Standard Version. Wheaton, Crossway. 
McComiskey, T. E. (2009). The Minor Prophets. Grand Rapids, BakerAcademic, Lion. 
Moore, T.V. (1974). A commentary on Zechariah. London, Banner of Truth Trust. 
Westerink, J. (2007). De Kleine Profeten en hun boodschap voor deze tijd. Amsterdam Buijten & Schipperheijn. 

Gespreksvragen 

1. Volken die in opstand komen tegen het volk Israël zullen vernietigd worden. Kunt u voorbeelden noemen uit de (Bijbelse) geschiedenis waar dit bevestigd wordt? 
2. Hoewel Israël maar een klein land is, heeft het een belangrijke plek in de wereldgeschiedenis gekregen. Waarom zou er zoveel aandacht zijn voor Israël? 
3. Iemand zei eens: ‘Wie wil weten hoe laat het is op de wereldklok, dient te kijken naar het volk Israël’. Wat zou deze persoon hiermee bedoeld hebben? 
4. Hoe is de verhouding van de Geest tot het gebed? 
5. Kan de Heere Jezus echt waarde voor ons krijgen, zolang we niet zien dat we zondaar zijn? 
6. Tijdens het voorlezen van de inleiding hebben we een aantal leerpunten gehoord. Welke sprak u het meeste aan? Heeft u nog andere lessen uit Zacharia 12 getrokken? 
7. Welke bemoediging ligt er in de naam, waarmee de Heilige Geest hier wordt aangeduid: Geest der genade? 

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22