Korte exegese Romeinen 1:18-25, 2:17-29, 3:9-20, 6, 7:1-13, 14-26 en 8:1-17
Romeinen 1:18-25 God openbaart Zich in de eerste plaats aan alle mensen in de schepping . [1] Deze algemene openbaring toont aan dat God bestaat en laat ook verschillende eigenschappen van de Heere zien, zoals Zijn kracht en majesteit. God openbaart Zich ook in het zogenaamde Godsbesef . Elk mens weet diep in zijn hart dat er ‘meer’ is dan wij met het blote oog kunnen zien. Om die reden zijn er zoveel mensen die aangeven dat ze wel in ‘iets’ geloven. Het besef dat God er is kan onderdrukt worden, maar nooit vernietigd. Vandaar dat mensen in noodsituaties vaak God aanroepen. In toevoeging daarop geeft het geweten ook enig bewijs van Gods morele normen voor alle mensen. [2] Dit zorgt ervoor dat mensen een bewustheid van schuld hebben tegenover God, namelijk dat zij zich niet hebben gehouden aan Zijn morele eisen. Dit blijkt ook duidelijk uit Rom. 2:14-15: ‘Want wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen, die der wet zijn, deze, de wet niet h