Dordtse Leerregels – Verlorenheid
Wat is er met hem gebeurd?!
Je kijkt er al de hele morgen naar uit. Vanmiddag komt het er dan eindelijk van. Je hebt al zoveel over hem gehoord. Zouden al die verhalen wel waar zijn? Zou hij echt zo knap zijn? Zou hij echt zo rijk zijn? Kijk, daar komt hij binnen… Je schrikt. Wat is er met hem gebeurd?! Gescheurde kleren, een gehavend gezicht. ‘Psst’, fluistert iemand naast je: ‘Ik weet wat je denkt, maar dit is zijn verdiende loon. Hij heeft hier zelf voor gekozen…’.
Dit gevoel van schrik en verwarring kan je ook overvallen als je in de Dordtse Leerregels begint te lezen. Ook daarin wordt geschreven over iemand die rijkdom, eer en aanzien had, maar door eigen schuld alles is verloren. Maar er is één groot verschil. In de inleiding ging het over iemand anders. In de Dordtse Leerregels gaat het over jou en mij.
Wat is er met ons gebeurd?!
Maar wat is er dan met ons gebeurd? We hebben gezondigd, liggen onder de vloek van God en hebben de eeuwige dood verdiend. Met deze aangrijpende realiteit begint hoofdstuk 1 van de Dordtse Leerregels (I,1). De Dordtse Leerregels spreken ook hierin Gods Woord na. ‘De gehele wereld is voor God verdoemelijk. Zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods (Rom. 3:19,23).’ De mens was geschapen naar Gods beeld. Dat beeld hebben we kapotgemaakt.
Wat betekent ‘geschapen zijn naar Gods beeld’? De Heere is volmaakt in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Een afspiegeling hiervan heeft de Heere bij de schepping in de mens afgedrukt. Denk hierbij aan een munt met een bepaald beeld erop. Als je die in de aarde drukt, blijft een afdruk van dit beeld achter. Zo was er ook in Adam en Eva een afdruk van ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Als onderkoningen mochten Adam en Eva over de schepping regeren en God ongestoord en zonder zonde dienen. Dan komt het kwaad de hof binnengekropen. Doelbewust. Boosaardig. Verleidend. Zwart. De oude slang had maar één doel: zijn gehate Tegenstander zo hard mogelijk treffen door de kroon van de schepping kapot te maken.
Dus de zondeval is de schuld van de satan? Nee, toch niet. De duivel heeft de mens verleid, maar het was toch echt de mens zelf die van de verboden vrucht at. Dit deed hij uit vrije wil (DL III&IV,1.). De ellendige gevolgen zijn tot op vandaag de dag merkbaar (Gen. 8:21). Snap je nu dat wij geen slachtoffer, maar schuldenaar zijn?!
Maar een klein lief kindje dan? Ligt die ook onder de vloek van de zonde? Ja, ook een klein kind. Uit verdorven mensen, komen verdorven kinderen voort (III&IV,2). Is dat niet wat overdreven? Als je het aan de remonstranten zou vragen dan zouden ze je gelijk geven. Er was, volgens de remonstranten, pas sprake van schuld als kinderen door hun eigen vrije wil tot zondige daden overgaan. Hierin schuurden de remonstranten tegen de leer van Pelagius aan. Pelagius was een Britse monnik uit de vijfde eeuw na Christus, die zei dat een mens het verkeerde gaat doen omdat hij dat in zijn omgeving ziet en leert. Het kwaad komt volgens Pelagius dus niet vanuit het hart van een mens, maar vanuit zijn omgeving.
Met deze leer ging Pelagius, en in zijn kielzog de remonstranten, niet alleen tegen Gods Woord in, maar gaan ook tegen de praktijk van alledag. Wij zijn niet zondig omdat we zondigen, maar we zondigen omdat we zondig zijn! Laat ik dit duidelijk maken met een voorbeeld. Toen mijn nichtje twee jaar oud was, heeft ze per ongeluk haar moeder buitengesloten. Mijn zus wilde even de vuilnis buiten zetten, toen ze achter zich de deur in het slot hoorde vallen. Mijn nichtje zag haar kans schoon en dribbelde naar de keuken om zich tegoed te doen aan de chocoladekoekjes die er nog stonden. Zuslief kon slechts toekijken door het keukenraam en gebaren dat de deur weer open gedaan moest worden. Eenmaal weer binnen gekomen, vroeg ze aan mijn nichtje waarom ze niet luisterde en zelfs koekjes gegeten had. Hoewel mijn zus dit door het raam had gezien en mijn nichtje onder de chocolade zat, ontkende mijn nichtje dit in alle talen. Nu is dit best een grappig voorval, maar het laat wel iets fundamenteels zien. Je hoeft een kind echt niet te leren om te liegen of hebzuchtig te zijn. Deze zondige aard zit er vanaf de geboorte in.
Je kijkt er al de hele morgen naar uit. Vanmiddag komt het er dan eindelijk van. Je hebt al zoveel over hem gehoord. Zouden al die verhalen wel waar zijn? Zou hij echt zo knap zijn? Zou hij echt zo rijk zijn? Kijk, daar komt hij binnen… Je schrikt. Wat is er met hem gebeurd?! Gescheurde kleren, een gehavend gezicht. ‘Psst’, fluistert iemand naast je: ‘Ik weet wat je denkt, maar dit is zijn verdiende loon. Hij heeft hier zelf voor gekozen…’.
Dit gevoel van schrik en verwarring kan je ook overvallen als je in de Dordtse Leerregels begint te lezen. Ook daarin wordt geschreven over iemand die rijkdom, eer en aanzien had, maar door eigen schuld alles is verloren. Maar er is één groot verschil. In de inleiding ging het over iemand anders. In de Dordtse Leerregels gaat het over jou en mij.
Wat is er met ons gebeurd?!
Maar wat is er dan met ons gebeurd? We hebben gezondigd, liggen onder de vloek van God en hebben de eeuwige dood verdiend. Met deze aangrijpende realiteit begint hoofdstuk 1 van de Dordtse Leerregels (I,1). De Dordtse Leerregels spreken ook hierin Gods Woord na. ‘De gehele wereld is voor God verdoemelijk. Zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods (Rom. 3:19,23).’ De mens was geschapen naar Gods beeld. Dat beeld hebben we kapotgemaakt.
Wat betekent ‘geschapen zijn naar Gods beeld’? De Heere is volmaakt in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Een afspiegeling hiervan heeft de Heere bij de schepping in de mens afgedrukt. Denk hierbij aan een munt met een bepaald beeld erop. Als je die in de aarde drukt, blijft een afdruk van dit beeld achter. Zo was er ook in Adam en Eva een afdruk van ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Als onderkoningen mochten Adam en Eva over de schepping regeren en God ongestoord en zonder zonde dienen. Dan komt het kwaad de hof binnengekropen. Doelbewust. Boosaardig. Verleidend. Zwart. De oude slang had maar één doel: zijn gehate Tegenstander zo hard mogelijk treffen door de kroon van de schepping kapot te maken.
Dus de zondeval is de schuld van de satan? Nee, toch niet. De duivel heeft de mens verleid, maar het was toch echt de mens zelf die van de verboden vrucht at. Dit deed hij uit vrije wil (DL III&IV,1.). De ellendige gevolgen zijn tot op vandaag de dag merkbaar (Gen. 8:21). Snap je nu dat wij geen slachtoffer, maar schuldenaar zijn?!
Maar een klein lief kindje dan? Ligt die ook onder de vloek van de zonde? Ja, ook een klein kind. Uit verdorven mensen, komen verdorven kinderen voort (III&IV,2). Is dat niet wat overdreven? Als je het aan de remonstranten zou vragen dan zouden ze je gelijk geven. Er was, volgens de remonstranten, pas sprake van schuld als kinderen door hun eigen vrije wil tot zondige daden overgaan. Hierin schuurden de remonstranten tegen de leer van Pelagius aan. Pelagius was een Britse monnik uit de vijfde eeuw na Christus, die zei dat een mens het verkeerde gaat doen omdat hij dat in zijn omgeving ziet en leert. Het kwaad komt volgens Pelagius dus niet vanuit het hart van een mens, maar vanuit zijn omgeving.
Met deze leer ging Pelagius, en in zijn kielzog de remonstranten, niet alleen tegen Gods Woord in, maar gaan ook tegen de praktijk van alledag. Wij zijn niet zondig omdat we zondigen, maar we zondigen omdat we zondig zijn! Laat ik dit duidelijk maken met een voorbeeld. Toen mijn nichtje twee jaar oud was, heeft ze per ongeluk haar moeder buitengesloten. Mijn zus wilde even de vuilnis buiten zetten, toen ze achter zich de deur in het slot hoorde vallen. Mijn nichtje zag haar kans schoon en dribbelde naar de keuken om zich tegoed te doen aan de chocoladekoekjes die er nog stonden. Zuslief kon slechts toekijken door het keukenraam en gebaren dat de deur weer open gedaan moest worden. Eenmaal weer binnen gekomen, vroeg ze aan mijn nichtje waarom ze niet luisterde en zelfs koekjes gegeten had. Hoewel mijn zus dit door het raam had gezien en mijn nichtje onder de chocolade zat, ontkende mijn nichtje dit in alle talen. Nu is dit best een grappig voorval, maar het laat wel iets fundamenteels zien. Je hoeft een kind echt niet te leren om te liegen of hebzuchtig te zijn. Deze zondige aard zit er vanaf de geboorte in.
Ruïne
“Ik had me er al weken van tevoren op verheugd. Op vakantie zouden we een lange wandeling maken en dan bovenop een berg een kasteel bezoeken. Als vijfjarige jongetje zag ik in gedachten de slotgracht, de ophaalbrug en de ridders al voor me. Ik kon niet wachten! Toen ik eenmaal bij het kasteel was, viel het echter zwaar tegen. Slechts wat stenen gaven de plaats aan waar ooit het machtige kasteel had gestaan. Een complete ruïne! ‘Mooi hè?!’, zei mijn vader nog. Hij had niet door hoe teleurgesteld ik was…
Tijdens het bestuderen van de Dordtse Leerregels moest ik terugdenken aan dit voorval lang geleden. Wat eens een prachtig kasteel was geweest, was met de grond gelijk gemaakt. Een droevig gezicht. De mens, geschapen naar Gods beeld, was in het paradijs versierd met ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Net als dat prachtige kasteel straalde de mens de eer en majesteit van zijn Schepper uit. Echter, de bewoners van het kasteel hadden er niet voor gekozen er dat hun kasteel vernietigd zou worden. Dat gebeurde onvrijwillig. Wij kozen er wel vrijwillig voor om een ‘geestelijke ruïne’ te worden…
“Ik had me er al weken van tevoren op verheugd. Op vakantie zouden we een lange wandeling maken en dan bovenop een berg een kasteel bezoeken. Als vijfjarige jongetje zag ik in gedachten de slotgracht, de ophaalbrug en de ridders al voor me. Ik kon niet wachten! Toen ik eenmaal bij het kasteel was, viel het echter zwaar tegen. Slechts wat stenen gaven de plaats aan waar ooit het machtige kasteel had gestaan. Een complete ruïne! ‘Mooi hè?!’, zei mijn vader nog. Hij had niet door hoe teleurgesteld ik was…
Tijdens het bestuderen van de Dordtse Leerregels moest ik terugdenken aan dit voorval lang geleden. Wat eens een prachtig kasteel was geweest, was met de grond gelijk gemaakt. Een droevig gezicht. De mens, geschapen naar Gods beeld, was in het paradijs versierd met ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Net als dat prachtige kasteel straalde de mens de eer en majesteit van zijn Schepper uit. Echter, de bewoners van het kasteel hadden er niet voor gekozen er dat hun kasteel vernietigd zou worden. Dat gebeurde onvrijwillig. Wij kozen er wel vrijwillig voor om een ‘geestelijke ruïne’ te worden…
Machteloos tegen de macht van de zonde
Misschien ken je de uitdrukking wel: ‘Een dief van je eigen portemonnee zijn’. Dit betekent dat iemand zichzelf benadeelt. De Dordtse Leerregels spreken ook over de mens die zichzelf heeft benadeeld. De mens heeft zichzelf berooft van de heerlijke gaven die hij van Zijn Schepper had gekregen. Welke gaven waren dit? De gaven van ware en zalige kennis van de Schepper en andere geestelijke dingen, van gerechtigheid in zijn wil en hart en van de zuiverheid in zijn genegenheid. Dit alles zijn we kwijtgeraakt door naar de satan te luisteren (III&IV, 1). Maar deze zondeval heeft ons ook wat ‘gebracht’. Niet de vrijheid die de satan ons had beloofd (en die de wereld nog steeds belooft!) maar blindheid, leegheid, boosheid, opstandigheid, onzuiverheid in onze verlangens, hardheid in ons hart en in onze wil en een verduisterd verstand.
Door de zondeval zijn wij slaven van de zonde geworden (Rom. 6:17). Van nature leven wij in een koninkrijk van duisternis. Van nature zijn we opstandelingen, vijanden, overtreders en egoïsten. Van nature zijn we zo blind dat we niets eens door hebben dat we blind zijn. Van nature kan en wil(!) niemand zich tot God bekeren.
Is het echt zo erg? Nee, het is nog erger. Woorden schieten hiervoor te kort. De zonde is zo krachtig dat zelfs Gods kinderen, die bevrijd zijn van de macht van de zonde, toch hun hele leven last blijven houden van de zonde! (Rom. 6:11-12, 7:24-25) Al zou je alle wapens van de wereld bezitten, tegen de macht van de zonde sta je machteloos. Alleen de dood van Gods eigen Zoon kon de macht van de zonde en van de dood verbreken.
Wurgslang
Een puriteinse predikant vertelde eens een waargebeurd verhaal over een circusartiest. Als deze circusartiest op een fluit blies kroop er een grote wurgslang uit een mand die vervolgens langs zijn been omhoog kroop en tenslotte bij hem op zijn schouders lag. Na een tweede fluitsignaal kroop de slang weer terug in de mand. De mensen vonden het geweldig! Tot op een dag de slang niet reageerde op het fluitsignaal, maar in plaats daarvan de man begon te wurgen. Het publiek in de zaal klapten uitbundig omdat ze dachten dat dit bij de show hoorde. De circusartiest stierf voor hun ogen. Zo is het ook met de zonde. Wij denken dat wij de zonde de baas kunnen, maar de zonde houdt ons in een wurggreep. In eigen kracht beginnen met niets tegen de zonde…
Totale verdorvenheid
De Dordtse Leerregels belijden dat de mens totaal verdorven is. Wat betekent dat? Om dit goed te begrijpen, moet je eerst weten wat het niet is. Totale verdorvenheid betekent niet dat de mens opgehouden is mens te zijn. De mens is geen beest of demon geworden. Het betekent ook niet dat elk mens evenveel verdorven gedrag vertoont, al laat de geschiedenis pijnlijk (en bloedig!) zien waartoe de mens in staat is.
Maar wat betekent het dan wel? Totale verdorvenheid betekent dat er geen deel in de mens is wat niet beïnvloed is door de zonde. Alles is aangetast door het gif van de zonde. Onze hele natuur is verdorven. Ons hart, ons verstand, ons geweten, onze wil, ja alles is bevuild door de zonde. We zijn onheilig en onrein. Voel je hoe beledigend dit is voor de trotse mens die zijn eigen god wil zijn?! Zie je hoe beledigend dit is voor iemand die door zijn kerkgang, gebed en tranen (stiekem) een plaats in de hemel denkt te verdienen?! (Hebr. 12:29, Jes. 64:6)
Maar als mensen totaal verdorven zijn, hoe komt het dan dat er mensen zijn die goede dingen doen? Het is waar dat natuurlijke, ofwel onbekeerde mensen soms bewonderingswaardige dingen voor de naaste doen. Dit komt doordat de mens na de zondeval nog wel een besef heeft van wat gepast is en wat niet gepast is (DL III&IV, 4). Daarnaast is het de algemene genade van God als er orde en rust is in een land. Maar hoewel we hiervoor dankbaar mogen zijn, zal het besef van wat gepast en niet gepast is een mens niet tot de zaligmakende kennis van God brengen. Dat kan alleen de Heere doen door Zijn Woord en Geest (DL III&IV, 6).
Word je van de leer van de totale verdorvenheid niet moedeloos? Je zou er inderdaad moedeloos van kunnen worden. Of boos en opstandig. Dan doe je de Bijbel dicht of gooi je de Dordtse Leerregels aan de kant. Maar nu eerlijk: denk je dat de Heere daarom Zijn Woord heeft gegeven? Om je aan je totale verdorvenheid te ontdekken en je vervolgens in wanhoop te laten leven en sterven? Nee! Wie dat denkt heeft nog nooit een druppel genade geproefd. De levende God kan niet liegen en Zijn Woord is getrouw. ‘Want de Zoon des mensen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was (Luk. 19:10).’
Zie ook: Glossy: Contrast JBGG