Korte exegese 1 Korinthe

Achtergrond
 
Datering
Paulus heeft deze brief in 55 n. Chr. geschreven vanuit Éfeze, toen hij daar twee jaar verbleef (1 Kor. 16:8).

Hoofdthema
Het hoofdthema van de eerste Korinthe is liefdevolle eenheid tussen de gelovigen door het geloof in Jezus Christus (1 Kor. 1:10).
 
Reden van schrijven
Paulus heeft deze brief geschreven omdat hij verontrustend nieuws had ontvangen over de gemeente in Korinthe (1 Kor. 1:11). Er was ruzie en verdeeldheid in de gemeente gekomen. Paulus probeert door middel van deze brief de vrede in de kerk te herstellen, de gemeenteleden op te roepen om heilig te leven in de goddeloze stad Korinthe en trouw te blijven aan het Evangelie van Jezus Christus.[1] Dat zijn de drie kernwoorden van deze brief: vrede, heiligheid en trouw.
 
Meerdere brieven
Uit 1 Korinthe 5:9 blijkt dat Paulus al eerder een brief naar de gemeente heeft geschreven. Deze brief is helaas verloren gegaan. Na 1 Korinthe schrijf Paulus waarschijnlijk nog twee brieven naar de gemeente, namelijk de zogenaamde ‘tranenbrief’ en 2 Korinthe. Ook de tranenbrief is niet in de canon van de Bijbel terechtgekomen. In totaal schreef de apostel Paulus dus vier brieven naar de gemeente van Korinthe.
 
Het oude Korinthe
 
Wie in deze tijd een bezoek brengt aan Korinthe, komt al snel onder de indruk van deze prachtige stad! Naast moderne huizen en hotels, zijn er veel ruïnes en een heus kasteel te bewonderen. Op een kaart kunt u goed zien dat de stad op een unieke locatie ligt. Ze verbindt door middel van de Golf van Korinthe de Ionische Zee en de Egeïsche Zee. Daarnaast verbindt de stad het Griekse schiereiland met de rest van Griekenland.
 
In de antieke wereld stond Korinthe al bekend om haar strategische positie. Een zekere Strabo schreef in 18 n. Chr. het volgende over de stad: ‘Korinthe wordt rijk genoemd vanwege haar handel, aangezien de stad op de istmus ligt en twee havens in haar bezit heeft. Een daarvan leidt naar Azië en de andere naar Italië en op deze manier kan er gemakkelijk handel bedreven worden’.[2]
 
Naast de havens was ook de diolkos zeer belangrijk voor de handel. De diolkos was een aangelegde weg uit de 6e eeuw v. Chr. die dwars over de istmus liep. Deze weg werd gebruikt voor het transporteren van vracht en zelfs van kleine schepen(!) Omdat het veel tijd kostte om rond Achaje te varen, besloten veel vrachtschepen de havens van Korinthe aan te doen. Dit zorgde ervoor dat er tal van faciliteiten voor matrozen en handelaren nodig waren. Zo waren er herbergen, winkels, advocaten, havenarbeiders, leerbewerkers, tentenmakers, wagenreparateurs, pottenbakers, en bankiers. Helaas kenmerkte de stad zich ook door de wijdverbreide prostitutie.[3] Korinthe kende een hoog sterftecijfer, wat voornamelijk veroorzaakt werd door de verspreiding van besmettelijke ziekten. Hierdoor bleef de vraag naar nieuwe (buitenlandse) werknemers hoog. De stad kende dan ook een bloeiende economie en een multiculturele bevolking. De Korinthiërs moesten vermaakt worden en daarom werden er sportevenementen gehouden, waaronder de zogenaamde Isthmische spelen.[4] Daarnaast werden er ook dichtwedstrijden en muzikale competities georganiseerd.
 
Door de aanwezigheid van goede grond, klei en meerdere waterbronnen waren er tal van pottenbakkerijen in Korinthe. De vele waterbronnen maakten het ook mogelijk dat er grote badhuizen, publieke latrines en andere faciliteiten konden worden gerealiseerd. Ook was er goede kwaliteit mergel in overvloed aanwezig. Hiermee werden kunstobjecten gemaakt. Niet voor niets was Korinthe een van de meest productieve regio’s uit die tijd. In de stad heerste een sterke concurrentie en alleen de sterken bleven overeind.

De Korinthiërs leefden in een zogenaamde ‘eercultuur’. In een eercultuur wordt iemands waarde gebaseerd op de erkenning van anderen. Hierbij was publieke erkenning belangrijker dan de feiten. Professionele retorici werden ingehuurd om mensen te helpen hun status en populariteit te vergroten.[5] Dit gebeurde vaak ten koste van andere mensen. Paulus’ zelfloochening en dienende houding waren in tegenspraak met de normen en waarden van Korinthe. In een stad waar het beklimmen van de sociale ladder de belangrijkste bezigheid was, werd Paulus’ bewuste afstand van status gezien als verstorend en provocatief. Dat de apostel niet financieel gesteund wilde worden door de christelijke gemeente en voor zijn eigen brood wilde werken, kon men niet begrijpen.

De eercultuur in Korinthe zorgde er ook voor dat filosofische stromingen die erop gericht waren om hogerop de sociale ladder te komen, het goed deden. Zo was het sofisme erg populair. Deze stroming was erop gericht om ‘bijzondere en hogere kennis’ te krijgen. Dit pronken met ‘kennis’ wijst Paulus resoluut van de hand. Hij is niet gekomen met menselijke kennis, maar met Gods Woord. Dat Woord hebben de christenen in Korinthe uit genade gekregen. Ze mogen zich daarom niet verheffen boven de ander, maar moeten in liefdevolle eenheid samenleven.

Voor het bestuderen van de eerste Korinthebrief is het verder belangrijk om te weten dat de samenleving van Korinthe was ingericht naar Romeins model en niet naar Grieks model. Dit kwam omdat Korinthe een Romeinse kolonie was die in 44 v. Chr. gesticht was door Julius Caesar.[6] Deze wetenschap helpt om bepaalde zaken uit de brief te kunnen begrijpen. Bijvoorbeeld het dragen van hoofdbedekking door vrouwen. Dit deed men zowel binnen als buiten de kerk. Een vrouw die in de Romeinse samenleving buitenshuis geen hoofdbedekking droeg, liet daarmee zien dat zij niet erg respectabel was. Waarschijnlijk wilde Paulus mede om die reden dat de vrouwen hoofdbedekking droegen tijdens de erediensten.
 
Hoewel Korinthe was ingericht naar Romeins model, bleef de Griekse invloed wel zichtbaar. Dit kwam vooral tot uiting in de verschillende afgodsdiensten. Zo waren er tempels voor Poseidon, Aphrodite, Asklepios en Apollos. Bij opgravingen in de tempel van Asklepios, de god van de geneeskunde, zijn beeldjes gevonden van hoofden, handen, voeten en andere delen van het menselijk lichaam. Deze werden gebruikt als dankoffer voor of gebed om genezing. In de dinerzalen van deze tempels vonden grote feestmalen plaats waar offervlees genuttigd werd. Als christenen hiervoor werden uitgenodigd werden zij voor een lastig vraagstuk gesteld. Mochten zij nu wel of niet naar deze feesten gaan waar offervlees gegeten werd? In 1 Korinthe 8 gaat Paulus uitvoerig op dit vraagstuk in.
 
Zoals gezegd was Korinthe dus een havenstad waar altijd wat te beleven viel. Zeker de zeelieden die een tijd lang op zee hadden doorgebracht waren wel in voor een verzetje. En waar kon je dan beter zijn dan in Korinthe?! Niet voor niets wordt met het Griekse werkwoord korinthiazo (lett.: leven als een Korinthiër) losbandigheid en prostitutie bedoeld.[7]
 
Veel prostituees werden tegen hun zin tewerkgesteld in één van de bordelen van Korinthe. Het is opvallend dat deze bordelen vaak ook een religieuze functie hadden(!) Door middel van seksueel contact met een van de tempelprostituees diende men de afgoden. Dit gebeurde bijvoorbeeld in de tempel van Aphrodite, de godin van de seksualiteit.[8] Veel jonge vrouwen, die meer dan eens ontvoerd waren om in Korinthe te werken, stierven aan SOA’s of in het kraambed. Ook kwamen in die tijd al gedwongen abortussen voor.

Het kwam meer dan eens voor dat prostituees, als ze ‘te oud’ of ziek waren, uit de bordelen werden weggestuurd. Dit betekende dat de vrouwen geen dak meer boven hun hoofd hadden en tot de bedelstaf waren veroordeeld. Het is opvallend om te lezen dat de gemeente van Korinthe in de eerste periode voornamelijk uit vrouwen bestond. Hoogstwaarschijnlijk zullen hier ook ex-prostituees bij geweest zijn. Zij leerden vanuit het Evangelie dat ze wel gewild waren en dat de Heere Jezus ook voor hoeren en tollenaars naar deze wereld was gekomen (Mat. 21:31).

Het christendom in Korinthe
 
Paulus’ tweede zendingsreis bracht hem in Korinthe.[9] In deze stad wilde Paulus de inwoners, handelaren en zeelieden bereiken met het Evangelie. Korinthe had ook een grote joodse gemeente. Overal waar Paulus kwam begon hij eerst te preken in de lokale synagogen. Zo ook in Korinthe. Dit staat onder andere beschreven in Handelingen 18:1-11:
 
1 En na dezen scheidde Paulus van Athene en kwam te Korinthe;
2 En vond een zekeren Jood, met name Aquila, van geboorte uit Pontus, die onlangs van Italië gekomen was, en Priscilla, zijn vrouw, (omdat Claudius bevolen had, dat al de Joden uit Rome vertrekken zouden), en hij ging tot hen;
3 En omdat hij van hetzelfde handwerk was, bleef hij bij hen, en wrocht; want zij waren tentenmakers van handwerk.
4 En hij handelde op elke sabbat in de synagoge, en bewoog tot het geloof Joden en Grieken.
5 En als Silas en Timotheüs van Macedonië afgekomen waren, werd Paulus door den Geest gedrongen, betuigende den Joden, dat Jezus is de Christus.
6 Maar als zij wederstonden en lasterden, schudde hij zijn klederen af, en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben rein; en van nu voortaan zal ik tot de heidenen heengaan.
7 En vandaar gegaan zijnde, kwam hij in het huis van een man, met name Justus, die God diende, wiens huis paalde aan de synagoge.
8 En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan den Heere met geheel zijn huis; en velen van de Korinthiërs, hem horende, geloofden, en werden gedoopt.
9 En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht in den nacht: Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet.
10 Want Ik ben met u, en niemand zal de hand aan u leggen om u kwaad te doen; want Ik heb veel volks in deze stad.
11 En hij onthield zich aldaar een jaar en zes maanden, lerende onder hen het Woord Gods.

Paulus is anderhalf jaar in Korinthe gebleven. Gedurende die tijd verbleef hij in het huis van Aquila en Priscilla. Zij waren van joodse afkomst en zijn waarschijnlijk in Rome tot geloof gekomen.[10] In Korinthe waren ze een handel in tenten begonnen. Dit joodse echtpaar woonde boven de zaak en Paulus zelf sliep in de winkel tussen de rollen leer. Tijdens het maken en verkopen van de tenten kon Paulus het Evangelie verder verspreiden. Vanwege de zeelieden die vaak langere tijd in de stad bleven was er veel vraag naar tenten. Door zelf voor zijn levensonderhoud te werken legde Paulus geen druk op de jonge christengemeente. De apostel bleef hierdoor onafhankelijk van mensen en kon hij altijd vrijuit het Evangelie verkondigen.
 
Het maken van tenten was zwaar werk. Veel Korinthiërs vonden het werken met leer minderwaardig. Er waren zelfs gemeenteleden die wilden dat Paulus hiermee zou stoppen en een ‘professioneel retoricus’ zou worden. Paulus weigerde dit, omdat het apostelschap niet gericht is op de eer van mensen, maar op de verkondiging van het Evangelie.

Vanaf het begin maakte de apostel dus de keuze om niet de status van een professionele retoricus aan te nemen.[11] Als Paulus deze status wel had aangenomen, had hij veel geld kunnen vragen aan Korinthiërs die bij hem in de leer wilden gaan. De retorici in Korinthe wilden er zelf beter van worden en hun leerlingen waren uit op zelfpromotie. Paulus was daarentegen niet uit op financieel gewin. Bovendien leert het Evangelie mensen om zich niet te verheffen boven de ander, maar hun ware identiteit in Jezus Christus te zoeken. Kortom, het Evangelie stond haaks op de normen en waarden in Korinthe!

Zoals gezegd begon Paulus met preken in de plaatselijke synagoge van Korinthe. Door zijn prediking dat Jezus de beloofde Messias is, kwam er veel onrust in de synagoge. Sommige joden geloofden in de boodschap van Paulus, maar de meesten helaas niet. De meeste joden geloofden nog altijd dat de Messias Israël met geweld van de Romeinen zou bevrijden.[12] Uiteindelijk kwam het tot een escalatie. Sommige joden begonnen met het Evangelie te spotten. Toen nam Paulus een ernstige maatregel. Hij schudde zijn kleren af (een teken dat hij ging vertrekken) en zei tot de joden die niet wilden geloven: ‘Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben rein; en van nu voortaan zal ik tot de heidenen gaan’. Hiermee gaf Paulus, met pijn in het hart, aan dat hij de boodschap van genade had gebracht, maar dat de joden nu zelf verantwoordelijk waren voor wat ze ermee deden.[13] Als ze ongehoorzaam blijven zullen ze eens door eigen schuld omkomen in het oordeel. Een heftige boodschap!

Paulus geeft verder aan dat hij voortaan naar de heidenen zal gaan. Vandaar dat hij de ‘apostel der heidenen’ wordt genoemd. Een heiden is iemand die niet besneden is en dus niet bij het joodse volk hoort. Deze prediking onder de heidenen is door de Heere rijk gezegend! Paulus’ werk heeft eraan mogen bijgedragen dat wij in Europa het christendom hebben gekregen.

Maar dat wist Paulus op dat moment niet. Hij zal erg verdrietig zijn geweest! Toch zorgde de Heere voor Paulus. Zo kreeg de christelijke gemeente onderdak in het huis van een zekere Justus. Zijn huis stond direct naast de synagoge. Vanaf nu kon de gemeente, bestaande uit heidenen en joden die christen waren geworden, in dit huis samenkomen. Maar dat is nog niet alles. De Heere zorgde ook voor voldoende financiële middelen! Dat staat in Handelingen 18:8. Daar staat dat Crispus, de overste der synagoge, samen met zijn gezin in de Heere geloofden. Overste van een synagoge zijn was een eervolle taak. Zo iemand liet op eigen kosten een synagoge bouwen en/of zorgde voor het onderhoud van de synagoge. Uitgerekend deze man kwam door Gods genade tot geloof in Jezus Christus!

Naast al deze zegeningen gaf de Heere nog een grote bemoediging aan de apostel. ’s Nachts verscheen de Heere aan Paulus in een visioen en zei tegen hem: ‘Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet’. De Heere bemoedigde Paulus door hem te beloven dat hij niet gedood zou worden en dat er veel van Gods kinderen in de stad woonden.[14] Door Gods bescherming heeft Paulus uiteindelijk anderhalf jaar in Korinthe gewerkt. Al snel ontstond er een gemeente uit joden, Grieken en Romeinen. Zowel armen en rijken vonden de weg naar de gemeente. Helaas waren het juist deze verschillende culturen en sociaal-economische klassen die na Paulus’ vertrek voor spanningen en ruzies zorgden.[15]

Uiteindelijk vertrok Paulus in september van het jaar 51 n. Chr. per boot naar Éfeze. Ondanks zijn vertrek bleef hij sterk betrokken op de gemeente. Dat blijkt wel uit het feit dat Paulus meerdere brieven aan deze gemeente heeft geschreven.[16]
 
Korte exegese van 1 Korinthe
 
Aanhef en dankgebed (1:1-9)
Hoewel Paulus allang vertrokken is uit Korinthe als hij deze brief schrijft, moet hij nog vaak aan ze denken. Zeker nu hij verontrustende berichten te horen krijgt over onenigheid en ruzie in de gemeente. Men zou verwachten dat Paulus zijn brief begint met het bestraffen van de ruziemakers. Hij doet dit echter niet. De apostel begint met het groeten van de gemeenteleden en met het danken van God voor de genade die Hij aan hen heeft geschonken. Paulus schreef de brief mede namens Sosthenes, die hij zijn broeder noemt.[17] Sosthenes was een overste van de synagoge en was tot geloof in Jezus Christus gekomen.
 
Paulus noemt de gemeente in Korinthe ‘geheiligden in Christus Jezus’. Heilig zijn betekent letterlijk ‘apart gezet’ zijn. Omdat ze door de doop apart gezet zijn, betekent dit dat ze niet mee mogen doen aan het goddeloze leven in Korinthe.

Verdeeldheid in de gemeente (1:10-4:21)
Na de aanhef en het dankgebed komt Paulus direct tot de kern. Maar ik bid u, broeders, door den Naam van onzen Heere Jezus Christus, dat gij allen hetzelfde spreekt, en dat onder u geen scheuringen zijn, maar dat gij samengevoegd zijt in eenzelfde zin, en in een zelfde gevoelen. (1 Kor. 1:10)
 
Paulus heeft gehoord over de verdeeldheid in de gemeente. Dit is zeer kwalijk! Een christelijke gemeente mag niet verdeeld zijn. Er moet vrede zijn tussen christenen. Maar waarom was er dan zoveel verdeeldheid in de gemeente van Korinthe? Dit had een aantal oorzaken. Zo was er onenigheid gekomen over de vraag wie nu de ‘beste predikant' was. Er was een groep die Apollos de beste predikant vond. Een andere groep wilde alleen luisteren naar de woorden van Céfas (oftewel Petrus). En er was een groep die zich achter Paulus schaarde.

De apostel Paulus geeft aan dat deze verdeeldheid nergens op slaat. Waarom zouden mensen zich achter een bepaalde predikant willen scharen? Om te laten zien hoe dwaas dit is, spreekt Paulus specifiek de groep aan die alleen naar hem wilde luisteren. De apostel stelt ze de volgende retorische vragen: ‘Is Christus gedeeld? Is Paulus voor u gekruist? Bent u in Paulus’ naam gedoopt?’. Het antwoord is natuurlijk: nee! Door deze retorische vragen laat Paulus zien hoe dwaas het is om verdeeldheid in de gemeente te hebben.
 
De tweede reden voor de verdeeldheid had te maken met de zoektocht naar ‘wijsheid’. In Korinthe waren veel mensen op zoek naar ‘wijsheid’, waarmee ze hoger op de sociale ladder konden komen. Men besteedde veel tijd en geld aan deze zoektocht. Mensen liepen massaal achter populaire filosofen aan, waarvan ze dachten dat die hun meer roem en status konden geven.
 
Het duurde niet lang of er kwam ook binnen de kerk ruzie over de vraag wie nu wel de ‘wijste’ was. Paulus verzet zich hier heftig tegen! Hij is niet gekomen met mooie woorden of met allerlei bijzondere ‘wijze’ dingen. Nee, hij heeft niets anders willen preken dan de gekruisigde Christus (1 Kor. 2:2). Sterker nog, Paulus geeft toe dat hij veel schroom had om te preken. Hij wilde geen spectaculaire speeches houden. Dat was zijn doel helemaal niet. De woorden waarmee hij kwam waren voor de wereld dwaasheid.
 
Paulus roept de gemeenteleden vervolgens op om niet hoogmoedig te zijn en te denken dat ze beter zijn dan de ander. Hij geeft hiervoor twee redenen:

Ten eerste moeten de gemeenteleden uit Korinthe beseffen dat een mens alleen uit genade door het geloof in Christus gered wordt. Ze worden niet gered omdat ze zo ‘wijs’ zijn. Alles wat een kind van God is en heeft komt bij Christus vandaan. Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing. (1 Kor. 1:30). Waarom zou je hoogmoedig zijn over iets wat je gehad hebt?!
 
Ten tweede moeten de gemeenteleden vooruitkijken naar het laatste oordeel. Dan zal God alle menselijke hoogmoed wegdoen.
 
Paulus’ reactie op berichten over ontucht (5-6)
Naast de verdeeldheid en hoogmoed waren er nog meer problemen in de gemeente. Zoals reeds is vermeld, was er veel prostitutie in Korinthe. De stad stond bekend als een plek waar veel mis was op het gebied van seksualiteit.
 
Toch waren er ook grenzen aan wat een heiden in Korinthe normaal vond. Zo vond men het niet normaal dat iemand een seksuele relatie had met zijn eigen stiefmoeder. Helaas kwam juist deze walgelijke zonde voor in de christelijke gemeente van Korinthe(!) Zelfs de heidenen die naar de prostituees gingen, spraken hier schande van.
 
Ook Paulus spreekt hier schande van. Hij is boos dat de christenen in Korinthe, hoewel ze hiervan afweten, deze man niet uit de gemeente zetten (1 Kor. 5:13). De oorzaak hiervan is dat de gemeenteleden veel te veel met zichzelf bezig waren om zich druk te maken om (de zonde van) de ander (1 Kor. 1:2).[18]
 
Net zoals de joden voor het vieren van het Pascha het oude zuurdeeg uit hun huizen wegdeden, zo moet de gemeente het ‘zuurdeeg van de zonde’ wegdoen. Te meer omdat het Paaslam, Jezus Christus, vanwege de zonde is geslacht. Wie beseft wat de zonde Christus gekost heeft, zal niet langer de openbare zonde in de gemeente tolereren.
 
Waar Paulus in 1 Kor. 5 oproept om de tucht te handhaven bij openbare zonde, roept hij in 1 Kor. 6 op om niet naar wereldlijke rechters te gaan, maar zelf de problemen binnen de christelijke gemeente op te lossen. Misschien denkt u: wat heeft dit nu met ontucht te maken? Veel, want Paulus verweeft dit gedeelte over rechtszaken tussen christenen, met de oproep tot tucht voor seksuele zonden en de waarschuwing dat hoereerders, overspelers, etc. het Koninkrijk van God niet zullen beërven (1 Kor. 6:10-20). Zoals de christenen zich op het gebied van seksualiteit door Gods Woord moeten laten leiden, moeten ze dit ook doen als er onenigheid op een ander gebied is.
 
Helaas lieten de Korinthiërs zich in veel gevallen niet door Gods Woord leiden. Liever gingen ze naar onrechtvaardige rechters, dan dat ze Gods kinderen in de gemeente om raad vroegen (1 Kor. 6:1). Paulus snapt werkelijk niet dat deze mensen hun heil zoeken bij rechters die Gods Woord niet als leidraad voor hun rechtspraak hadden.[19]
 
Maar waarom wil Paulus dat christenen hun onenigheden bij Gods kinderen brengen? Dit maakt hij in 1 Kor. 6:2-3 duidelijk waar hij de volgende vraag stelt: ‘Weet gij niet dat de heiligen de wereld oordelen zullen?’. Bij het laatste oordeel zullen Gods kinderen samen met Christus de wereld oordelen.[20] Christenen zullen zelfs helpen de engelen te oordelen![21] Zouden de christenen in Korinthe dan niet in staat zijn hun aardse onenigheden, die veel minder belangrijk zijn, te beoordelen? Hebben ze daar werkelijk aardse rechters voor nodig?!
 
Paulus roept de gelovigen op om het niet zover te laten komen. Ze kunnen beter de minste zijn en schade lijden dan hun eigen gelijk bij de rechter te halen.
 
In 1 Kor. 6:9-10 vraagt Paulus aan de gemeente of ze niet weten dat onrechtvaardigen het Koninkrijk van God niet zullen beërven. Hij onderstreept dit door een aantal zonden op te noemen die in de stad Korinthe normaal gevonden werden, maar die niet in de gemeente voor mogen komen. Sommige gemeenteleden zullen ongetwijfeld met het schaamrood op de kaken hebben geluisterd naar het voorlezen van de Korinthebrief. Ook zij bezochten vroeger prostituees en dienden de afgoden. Paulus herinnert Gods kinderen in de gemeente eraan dat ze gewassen, geheiligd en gerechtvaardigd zijn in de Naam van de Heere Jezus door de kracht van de Heilige Geest (1 Kor. 6:11). Bij zulke mensen past geen seksuele onreinheid en een gang naar onrechtvaardige rechters.
 
In de laatste verzen van 1 Kor. 6 beschrijft Paulus de christelijke vrijheid. Niet langer leven christenen onder de vloek van de wet, want Christus is voor hen een vloek geworden en heeft de toorn van God over de zonde op Golgotha gestild. Christus heeft de uitverkorenen vrijgekocht met Zijn kostbare bloed. Dat betekent dat de christen niet meer van zichzelf is (1 Kor. 6:19). Hij is vrijgekocht om God in zijn lichaam en geest te dienen (1 Kor. 6:20).
 
Onderwijs over het huwelijk (7)
Het is inmiddels duidelijk dat er op seksueel gebied veel mis was in de stad Korinthe. Toch is seksualiteit binnen het huwelijk niet verkeerd, want het is een gave van God.[22] Helaas was dit niet voor iedere christen in de gemeente van Korinthe duidelijk. Sommige gemeenteleden waren onder invloed gekomen van mensen die zeiden dat christenen maar beter niet kunnen trouwen en dat als ze al getrouwd zijn, ze dan voortaan maar beter geen seksuele gemeenschap meer kunnen hebben. Paulus gaat in dit hoofdstuk op deze misvattingen in. Aan de ene kant veroordeelt hij seksueel wangedrag, maar geeft tegelijkertijd aan dat seksuele gemeenschap binnen het huwelijk mag (1 Kor. 7:3-6). Echtgenoten die geen seksuele gemeenschap hebben lopen het gevaar om door de satan tot (buitenechtelijke) seksuele zonden verleid te worden (1 Kor. 7:5).[23]
 
Verder behandelt Paulus in dit hoofdstuk vragen over echtscheiding en een aantal redenen waarom iemand ongehuwd zou mogen blijven. Paulus geeft aan dat sommige mensen, zoals hijzelf, de gave der onthouding hebben gekregen (1 Kor. 7:7). Doordat Paulus ongetrouwd was, kon hij zich volledig richten op de dienst in Gods Koninkrijk.[24] Overigens wil dit niet zeggen dat Paulus negatief stond ten opzichte van het huwelijk. Integendeel![25] Waar het Paulus in dit hoofdstuk om gaat is dat een christen, of hij nu wel of niet getrouwd is, toegewijd moet zijn aan de dienst in Gods Koninkrijk.
 
Bij het bestuderen van de verzen 10-24 is het goed om te realiseren dat het in Korinthe veel voorkwam dat een van de echtgenoten, vanuit het heidendom, tot geloof kwam in Christus. De nieuwe bekeerlingen vroegen zich vervolgens af of ze nog wel bij hun ongelovige partner mochten blijven of dat ze beter konden scheiden. Op die vragen gaat Paulus ook in.

Onderwijs over afgodenoffers (8:1-11:1)
Nadat Paulus is ingegaan op de vragen over het huwelijk, die hij vanuit de gemeente had ontvangen, behandelt hij de kwestie van het eten van vlees wat aan de afgoden gewijd is. Deze kwestie zorgde voor verdeeldheid en ruzie in de gemeente. Mocht een christen ingaan op een uitnodiging om mee te doen aan de feestmalen in de heidense tempels? Mocht een christen vlees eten waarvan de oorsprong onbekend was of waarvan duidelijk was dat het aan de afgoden geofferd is geweest? Dit waren voor de christenen in de gemeente van Korinthe hele prangende vragen.
 
De joodse christenen waren hier heel stellig in: dit vlees mag niet gegeten worden. Maar de joodse christenen waren in de minderheid en de heidenchristenen gaven hoog op van hun vrijheid. Sommige heidenchristenen aten vlees in een heidense tempel en kochten alles op de markt zonder te vragen naar de afkomst. Ook gingen ze eten bij heidenen die afgodenvlees serveerden. ‘Alle dingen zijn mij geoorloofd’ leek het motto van deze groep. ‘Want’, zo zeiden ze, ‘de afgoden bestaan toch niet’. Veel heidenchristenen vonden dat ze beter waren dan de joodse christenen die deze ‘kennis’ blijkbaar niet hadden.
 
Sterker nog, deze gemeenteleden vonden niet alleen dat ze meer ‘kennis’ hadden, maar ook dat het hun recht was om te doen en te laten wat ze zelf wilden. Paulus roept deze christenen op om zich niet te laten voorstaan op hun ‘kennis’ of ‘rechten’, maar in liefdevolle eenheid de gemeente op te bouwen. Als argument hiervoor gebruikt Paulus een voorbeeld uit zijn eigen leven (1 Kor. 9). Als apostel heeft hij recht op een financiële vergoeding van de gemeente (1 Kor. 9:14). Toch ziet hij hiervan af, omdat hij genoegen neemt met de beloning die hij eens van God in het eeuwige leven zal ontvangen.[26] Paulus liet dus niet zijn rechten gelden. Zo moeten ook de gemeenteleden in Korinthe niet hun rechten laten gelden, maar de naaste in liefde willen dienen.

Dit was een belangrijk advies, want het eten van afgodenoffers zorgde voor veel gewetenswroeging bij sommige gemeenteleden. Voor deze ‘zwakke groep’ leek het net alsof de gemeente hierdoor meedeed aan de afgoderij. Door de druk van de groep met ‘kennis’ werden de gewetens van de ‘zwakken’ bevlekt (8:7). Hierdoor bestond het gevaar dat deze ‘zwakke groep’ opnieuw zou zwichten voor de afgoderij en dat ze de kerk zouden verlaten.
 
Paulus stond voor de taak om een oplossing voor deze kwestie te geven. Dit was niet makkelijk! Als hij zou zeggen dat afgodenvlees gegeten mag worden, omdat afgoden inderdaad niet bestaan, zouden de joodse christenen de gemeente verlaten. Als hij zou zeggen dat afgodenvlees niet gegeten mag worden, zouden de heidenchristenen de gemeente verlaten. Toch komt Paulus, door inspiratie van de Heilige Geest, met een oplossing.
 
De apostel roept de groep met ‘kennis’ op om zich niet te verheffen boven de gemeenteleden met een zwakke consciëntie (geweten), maar zich juist aan hen te onderwerpen in liefde. Helaas waren veel heidenchristenen juist liefdeloos, omdat ze spotten met de ‘zwakke groep’ die geen afgodenvlees durfde te eten. Paulus reageert hier fel op. Wie als christen bewust een andere christen kwetst, zondigt tegen Christus (1 Kor. 8:12)! Het mag waar zijn dat afgoden niet bestaan en dat er om die reden in principe niks op tegen is om afgodenvlees te eten, maar als het eten van dit vlees ‘mijn broeder ergert, zo zal ik in eeuwigheid geen vlees eten’, aldus Paulus (1 Kor. 8:13).[27] Een christen is vrij om te eten wat hij wil, maar als hij zijn broeder hiermee verdriet doet, moet hij hier toch vanaf zien.
 
Waar Paulus wel afwijzend tegenover staat is het deelnemen aan feestmaaltijden in een heidense tempel. Dit is afgoderij is, aldus Paulus. (10:1-22). Als iemand zijn geweten hem dit toch toelaat, moet hij desondanks niet naar de heidense tempel gaan, omwille van het geweten van de ‘zwakke’ broeder.
 
Maar wat nu als een christen bij een heiden thuis wordt uitgenodigd voor een maaltijd? Grote kans dat er dan ook vlees wordt gegeten wat eerst aan de afgoden geofferd is geweest. Paulus gaat hier ook op in. Hij geeft aan dat een christen in principe alles mag eten wat tijdens zo’n maaltijd wordt geserveerd. Maar als tijdens de maaltijd de gastheer nadrukkelijk zegt dat het vlees aan de afgoden geofferd is geweest, moet hij dit laten staan (1 Kor. 10:28). De gastheer zal dit doen om de gelovige te behoeden voor het overtreden van de voedselwetten. Dit doet hij vanuit de veronderstelling dat christenen, net als joden, geen offervlees mogen eten. Uit respect voor de gastheer moet hij dit vlees dan laten staan.
 
Onderwijs over de eredienst (11:2-14:40)
In dit gedeelte van de brief gaat Paulus in op een aantal kwesties waar vragen over bestonden of wat fout ging in de gemeente. De volgende kwesties, die allemaal te koppelen zijn aan de eredienst, worden achtereenvolgens behandeld: de hoofdbedekking van de vrouw, het Heilig Avondmaal, de Geestesgaven, de uitnemendheid der liefde, profetie en tongentaal en orde in de samenkomsten. Hierbij legt Paulus telkens de nadruk op het belang van liefdevolle eenheid.
 
Ook wat betreft deze kwesties ging er veel mis in de gemeente van Korinthe. Sommige gemeenteleden deden dingen die gevoelig lagen in de gemeente, maar waarvan ze vonden dat ze daar ‘recht’ op hadden (net als bij het eten van offervlees). De eenheid van de gemeente verloren ze daarbij uit het oog. Zo waren er vrouwen die zonder hoofdbedekking baden en profeteerden (11:2-16), waren er rijken die uitgebreid aten en niets overlieten voor de armen (11:17-34) en voelden gemeenteleden die tongentaal spraken zich beter dan zij die dit niet deden (12:1-14:40).
 
De hoofdbedekking van de vrouw (11:1-16)
Waarom Paulus dit punt bespreekt is onduidelijk. Waarschijnlijk waren er vrouwen die zich niet hielden aan de gebruikelijke kledingvoorschriften. Misschien had het motto ‘Alles is mij geoorloofd’, hen ertoe gebracht niet langer hoofdbedekking te dragen tijdens de eredienst. Hierdoor zetten ze zichzelf en hun echtgenoten te schande.[28]
 
Paulus stelt dat deze vrouwen wel hun hoofden moeten bedekken tijdens de erediensten. Dit moeten zij doen omwille van de eer van hun echtgenoten en de vrede in de kerk.[29] Hij koppelt dit aan de orde tussen de goddelijke Personen. God is het Hoofd van Christus (11:3). Als Middelaar staat Christus onder de Vader.[30] Net zoals er orde is tussen de goddelijke Personen, is er ook orde tussen man en vrouw. Dit noemen wij de scheppingsorde. Door deze scheppingsorde staat de man boven de vrouw en dient hij aan haar leiding te geven.[31] Door de hoofdbedekking laat de vrouw zien dat zij onder de man staat en dat zij Gods scheppingsorde wil erkennen.[32] In vers 10 wordt de hoofdbedekking een ‘macht’ genoemd. Dit betekent ‘bevoegdheid’ of ‘zeggenschap’. Net zoals de vrouwen hun hoofden bedekken als onderwerping aan de man, bedekken de engelen zich met hun vleugels als zij voor God verschijnen.[33] Het zijn deze engelen die de orde in de gemeente in de gaten houden (11:10).[34]
 
De apostel maakt duidelijk dat mannen geen hoofdbedekking mogen dragen, maar dat vrouwen dat wel moeten omwille van de scheppingsorde. Hij stelt hierover een retorische vraag: ‘Is het betamelijk dat de vrouw ongedekt God bidt?’ (11:13). De meeste christenen uit Korinthe zullen op deze vraag ‘nee’ geantwoord hebben. Paulus roept daarom op om hier geen ruzie over te maken, temeer ook omdat in de andere christelijke gemeenten het ook gebruikelijk is dat een vrouw haar hoofd bedekt tijdens de eredienst (11:16).[35]
 
Het Heilig Avondmaal (11:17-34)
Ook bij het Heilig Avondmaal kwam de verdeeldheid in de gemeente op droevige wijze naar voren. Het was in de Vroege Kerk (en ook in Korinthe) gebruikelijk om het Heilig Avondmaal te combineren met een gezamenlijke maaltijd. Dit werd de zogenaamde ‘liefdesmaaltijd’ genoemd. Het brood werd tijdens de maaltijd verdeeld terwijl de avondmaalsbeker aan het eind van de maaltijd werd gedronken.[36] Het eten, inclusief het brood en de wijn voor het Heilig Avondmaal, werd gefinancierd door de rijke gemeenteleden.
 
Op een gegeven moment wilden de rijken niet langer met de armen aan één tafel zitten. Zij moesten maar wachten totdat de rijke gemeenteleden genoeg gegeten en gedronken hadden. Paulus is hierover zeer verontwaardigd! Op deze manier vernederen ze de armen en verachten zij de gemeente van God! Als de rijken zo nodig veel willen eten en drinken, doen ze dat maar thuis (11:22).
 
Het Heilig Avondmaal is een heilige maaltijd om Christus’ lijden en sterven te herdenken.[37] Dit dient de christelijke gemeente te doen totdat de Heere Jezus terugkomt. De Heere Jezus Christus is voor alle ware gelovigen gestorven, of ze nu veel geld hebben of weinig. De gemeenteleden uit Korinthe moeten één zijn in het herdenken van het lijden en sterven van Christus. Als men het Heilig Avondmaal misbruikt om te laten zien hoe rijk men wel niet is, is men schuldig aan het lichaam en bloed van Christus (11:27). Anders gezegd, dan behoort men tot hen die Christus ter dood hebben gebracht(!)
 
Paulus waarschuwt om niet op een verkeerde manier aan het Heilig Avondmaal deel te nemen. De Heere zal dit niet ongestraft laten. Dit was al te merken in de gemeente van Korinthe.
 
Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren. Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen. (1 Kor. 11:30)
 
De Geestesgaven (12)
Een christen krijgt door de wedergeboorte inwoning van de Heilige Geest in het hart. Deze Geest maakt de christen steeds meer gelijkvormig aan Christus. Dit noemen wij de heiligmaking. De Heilige Geest verandert de mens zo, dat hij meer en meer de eigenschappen van de Heere Jezus gaat vertonen, zoals liefde, blijdschap, vrede, geloof, matigheid, enzovoort. Dit noemen wij de vruchten van de Heilige Geest (Gal. 5:22, Ef. 5:9 en Kol. 3:12-14). De vruchten van de Geest zijn bestemd voor alle gelovigen.[38]
 
Naast de vruchten van de Geest spreekt de Bijbel ook over bijzondere gaven van de Heilige Geest. Dit zijn de zogenaamde charismata. Deze gaven waren geen natuurlijke gaven die iemand vanaf zijn geboorte had, maar werden direct door de Heilige Geest gegeven (Rom. 12:6-8, 1 Kor. 12:6-8. 28-30, Ef. 4:11 en 1 Pet. 4:10). Daarom noemen we deze gaven bijzondere gaven of Geestesgaven.
 
Voorbeelden van Geestesgaven zijn: inzicht in geestelijke zaken (wijsheid), inzicht in de Bijbel (kennis), geloof in de kracht van de Geest (geloof), gave van gezondmaking, gave om wonderen te doen (werkingen der krachten), profetie, geestelijk onderscheidingsvermogen, tongentaal (menigerlei talen) en uitleg van tongentaal (1 Kor. 12:8-10).
 
Vanaf het ontstaan van de christelijke kerk heeft de Heilige Geest deze bijzondere gaven gegeven. Deze gaven hadden als doel om de kracht en de waarheid van het christelijke geloof te bevestigen. Denk bijvoorbeeld aan de genezing van de kreupele bij de Schone Poort, de opwekking van Dorkas, de genezing van een kreupele in Lystre en vele andere wonderlijke genezingen. Door deze wonderen zagen de omstanders dat de nieuwe boodschap die de apostelen brachten, Gods boodschap was.[39]
 
Deze bijzondere gaven werden in de begintijd van de christelijke kerk niet alleen aan de apostelen gegeven, maar ook aan sommige christenen in de jonge gemeenten. Zo ook in de gemeente van Korinthe.
 
Het moge duidelijk zijn dat de bijzondere gaven geen zaken waren waar je mee mocht pronken. Ze waren bedoeld om de gemeente op te bouwen. Om dit duidelijk te maken gebruikt Paulus de metafoor van het lichaam (12-27). De verschillende ledematen kunnen niet zonder elkaar. Zo kunnen de gemeenteleden, die verschillende gaven hebben gekregen van de Heilige Geest, ook niet zonder elkaar.[40] Sommige gemeenteleden in Korinthe dachten dat iedereen dezelfde gaven moest hebben. Paulus stelt daarom een aantal retorische vragen om duidelijk te maken dat dit niet hoeft. Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten? Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers? (12:29-30) Het antwoord is natuurlijk: nee!
 
In plaats van ruzie te maken wie de belangrijkste bijzondere gaven heeft, wijst Paulus erop dat de gemeenteleden hun gaven tot opbouw van de gemeente moeten inzetten.[41]
 
De uitnemendheid der liefde (13)
Paulus legt in dit gedeelte uit dat de bijzondere gaven niets (waard) zijn zonder liefde tot God en de naaste. Geloof en hoop zijn na Christus’ wederkomst niet meer nodig. De liefde zal eeuwig blijven bestaan, omdat God liefde is. Daarom dienen de gemeenteleden in Korinthe elkaar lief te hebben. Het doel van de liefde is eenheid in de gemeente.
 
Profetie en tongentaal (14:1-25)
In dit hoofdstuk benadrukt Paulus hoe belangrijk de gave van de profetie is. In deze context wordt met profetie de gave bedoelt om de Schrift uit te leggen en toe te passen op de gemeente. Als iemand profeteert kunnen de mensen hem verstaan. Als iemand in tongen spreekt is hij voor de gemeenteleden (en voor zichzelf) onverstaanbaar.[42] Alleen God kan hem verstaan.[43] Daarom raadt de apostel Paulus aan om alleen in tongen te spreken als er iemand is die het kan uitleggen aan anderen.
 
Orde in de samenkomsten (14:26-40)
Tot slot stelt Paulus dat begrijpelijk preken belangrijker is dan het spreken van tongentaal. De christen die een begrijpelijk woord spreekt sticht de gemeente. Dit trekt ook buitenstaanders aan.
 
Onderwijs over de opstanding van de doden (15)
Dit hoofdstuk wordt ook wel ‘de kroon’ van de eerste Korinthebrief genoemd. Hier wordt een van de grootste heilsgeheimen van het christendom uitgelegd, namelijk de opstanding uit de doden. Wie deze waarheid ontkent, ontkent uiteindelijk alles wat geopenbaard is over God en Christus.[44]
 
Maar als de opstanding uit de doden zo belangrijk is, waarom staat dit hoofdstuk dan helemaal aan het einde van de brief? Dit heeft Paulus, geleidt door de Heilige Geest, bewust gedaan. De Korinthiërs maakten zich druk over hun reputaties, wie de beste prediker was, wie de belangrijkste Geestesgaven had, enzovoort. Paulus behandelt deze punten één voor één en laat telkens zien dat het helemaal niet gaat om wie ‘de beste’ is. Het gaat erom of iemand door het geloof met Christus verbonden is. Wie de Heere Jezus kent is niet alleen in dit leven gelukkig, maar ook in het toekomende leven op de nieuwe aarde. Naar dit besef werkt de apostel toe. Vandaar dat hij pas aan het einde van de brief over de opstanding uit de doden schrijft.[45]
 
Twijfel aan de opstanding uit de doden
Paulus vindt het essentieel dat men gelooft in de lichamelijke opstanding uit de doden. Hij vraagt zich dan ook af of de mensen die hier niet in geloven, eigenlijk wel ooit echt geloofd hebben in het Evangelie (15:2). Hij noemt zo iemand zelfs een dwaas (15:36).
 
Maar waarom waren er eigenlijk christenen in Korinthe die aan de opstanding uit de doden twijfelden? Om dit te kunnen begrijpen (en Paulus’ reactie hierop), moet u weten hoe men in de Grieks-Romeinse cultuur over het lichaam en de ziel dacht.
 
In de Grieks-Romeinse cultuur geloofde men dat de ziel door de dood bevrijd werd van de boeien van het lichaam.[46] Het lichaam was ondergeschikt aan de ziel. Van het lichaam had je alleen maar last, zo vond men. Je werd oud, je ogen werden slecht, je tanden vielen uit, je kreeg geslachtsziektes (dat was zeker een probleem in Korinthe!), ect.. Waarom zou je überhaupt willen dat dit ‘waardeloze lichaam’ weer opstaat?![47] Deze gedachten kwam veelvuldig voor onder de filosofen in Korinthe. De leer dat het lichaam waardeloos zou zijn en de opstanding uit de doden onzin, drong hoe langer hoe meer de gemeente van Korinthe binnen.
 
Toch ontkenden de meeste christenen uit Korinthe de opstanding van Jezus Christus niet. Ook ontkenden ze niet dat er een hemel bestond, maar ze begrepen niet hoe het tot stof vergane lichaam weer op kon staan. Op deze vragen gaat de apostel Paulus in. Hij legt uit dat de gemeenteleden niet goed hebben nagedacht over het verband tussen de lichamelijke opstanding van de Heere Jezus en hun eigen lichamelijke opstanding.
 
Op Golgotha heeft de Heere Jezus de zonde, de dood en de hel overwonnen. Daarom stond Hij na drie dagen op uit het graf. Dit was het bewijs dat de dood verslagen is. Zijn opstanding laat zien wat er met de wederkomst met iedere gestorvene zal gebeuren. Op de jongste dag zullen de graven geopend worden en zullen de mensen opstaan. Dit is niet alleen een opstanding van het menselijk lichaam, maar ook een opstanding tot een onsterfelijk bestaan op de nieuwe aarde (15:54). Dit bestaan vereist een nieuw soort lichaam, een verheerlijkt lichaam. Op de nieuwe aarde kunnen en mogen geen zondige en sterfelijke lichamen zijn.[48] Daarom zullen ook zij die nog leven bij de wederkomst veranderd worden en dit verheerlijkte lichaam krijgen (1 Kor. 15:51-52). Deze verheerlijkte lichamen zullen onvergankelijk, onsterfelijk, krachtig, geestelijk en hemels zijn.[49]
 
Paulus’ reactie op deze twijfel
In 1 Kor. 15:1-11 gaat Paulus in op de twijfel over de opstanding uit de doden. Hij doet dit op een manier die in het jodendom gebruikelijk was, namelijk door aan te sluiten bij de profetieën uit het Oude Testament. Paulus laat zien dat Christus’ dood en opstanding reeds lang van tevoren waren voorzegd. Naast de Bijbel verwijst Paulus ook naar de vele getuigen van Christus’ opstanding.[50] Waarom zouden zij over Jezus’ opstanding liegen?
 
In 1 Kor. 15:12-34 vervolgt Paulus zijn betoog door uit te leggen waarom het noodzakelijk is dat Christus is opgestaan. Als er geen opstanding der doden zou zijn, zou Christus ook niet opgestaan zijn. Dit zou vreselijk zijn! Dan zou alle hoop voor de mensheid weg zijn, want dan is ons geloof tevergeefs en kunnen we niet bevrijd worden van de zonde (1 Kor. 15:17). Het bewijs dat Christus’ plaatsvervangend lijden en sterven voldoende was om de zonde van Gods kinderen weg te nemen is gelegen in het feit van Jezus’ opstanding uit de doden.[51] Als Christus niet is opwekt, dan is er niet betaald voor de zonde en zal er niemand zalig kunnen worden. Gode zij dank is Christus wel opgestaan! Zijn opstanding is een garantie dat eens alle mensen opgewekt zullen worden.[52]
 
In 1 Kor. 15:35-58 gaat Paulus in op de vraag met welk lichaam de gelovigen zullen opstaan op de jongste dag.[53] Paulus begint zijn uitleg door erop te wijzen dat het God is Die aan ieder schepsel een lijf, lichaam of wezen geeft. Mensen, beesten, vissen en vogels hebben allemaal hun eigen vlees (=lijf/lichaam) van God gekregen. Daarom is het voor God ook niet onmogelijk om de christenen op te wekken en een verheerlijk lichaam te geven. Dit verheerlijkte lichaam, wat gelijkvormig zal zijn aan dat van de Heere Jezus, noemt Paulus in dit hoofdstuk een ‘geestelijk lichaam’. Dit betekent niet dat het geen echt lichaam van vlees en bloed zal zijn. Een geestelijk lichaam is een lichaam wat gevuld is met en geleid wordt door de Heilige Geest.[54]
 
De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den Hemel. Hoedanig de aardse is, zodanige zijn ook de aardsen; en hoedanig de Hemelse is, zodanige zijn ook de hemelsen. En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des Hemelsen dragen. (1 Kor. 15:47-49)
 
De gelovigen die nog niet gestorven zijn als Christus terugkomt zullen in een punt des tijds, in een fractie van een seconde, veranderd worden en ook een verheerlijkt lichaam krijgen.[55] Dit is nodig omdat zondige en sterfelijke lichamen het Koninkrijk van God niet kunnen beërven (1 Kor. 15:50).
 
Als de doden zijn opgewekt en ieder mens een onsterfelijk lichaam heeft gekregen, is de dood verslonden. Dan is de overwinning van Koning Jezus compleet! Vandaar dat Paulus het uitjubelt: Dood, waar ik uw prikkel! Hel, waar is uw overwinning? Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus (1 Kor. 55,57).
 
Reisplannen en groet (16)
In dit afsluitende hoofdstuk bespreekt Paulus nog een belangrijke zaak, namelijk de collecte. Deze was bestemd voor de arme christenen in de gemeente van Jeruzalem. Paulus geeft het advies om op elke eerste dag van de week wat geld opzij te leggen voor de christenen in Jeruzalem die in armoede leefden.
 
Ook schrijft de apostel dat hij van plan is om via Macedónië naar Korinthe te reizen om daar te overwinteren. Na de winter hoopt hij dan met enkele christenen uit de gemeente van Korinthe naar Jeruzalem te gaan om daar de opbrengst van de collecte af te geven.
 
Verder beveelt Paulus Timótheüs en Apollos aan de zorgen van de gemeente toe. Als zij op bezoek komen moeten ze hen welkom heten en goed voor hen zorgen.[56] Ook dient de gemeente het gezag van Stéfanus en zijn familie te erkennen (16:15). Stéfanus was als eerste tot geloof gekomen in Achaje. Daarom had hij zich aan de dienst van God gewijd en dienden de gemeenteleden naar hem te luisteren.
 
Paulus eindigt zijn brief aan de Korinthiërs door ze zijn liefde en de genade van Jezus Christus toe te wensen. De genade van den Heere Jezus Christus zij met u. Mijn liefde zij met u allen in Christus Jezus. Amen. (1 Kor. 16:23-24)

 
Bibliografie
 
Alexander, J.A. A Commentary on the Acts of the Apostles, Geneva Series of Commentaries. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2003.
Anderson, R.D. 1 Korintiërs: Orde Op Zaken in Een Jonge Stadskerk. Kampen: Kok, 2008.
Barnett, P. Romans: The Revelation of God's Righteousness. Fearn: Christian Focus, 2014.
Barrett, C.K. A Critical and Exegetical Commentary on the Acts of the Apostles. II vols. Vol. II, International Critical Commentary. Edinburgh: T & T Clark, 2006.
Beeke, J.W. Bible Doctrine for Older Children. Vol. B. Grand Rapids: Reformation Heritage Books, 2008.
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015.
Bock, D.L. Acts, Baker Exegetical Commentary on the New Testament. Grand Rapids, Michigan: Baker Academic, 2008.
Brown, J. . Hebrews. London: The Banner of Truth Trust, 1972.
Calvijn, J. Eén Met Christus: Een Klein Traktaat Van Johannes Calvijn over Het Heilig Avondmaal. Kampen: Brevier, 2014.
Calvin, J. Commentary on the Epistles of Paul the Apostle to the Corinthians. Vol. 2. Grand Rapids: Baker Books, 2009.
De Heer, J.M.D. . De Evangelische Beweging. Houten: Den Hertog, 2009.
Den Boer, C. De Eerste Brief Van Paulus Aan De Korinthiërs. Kampen: Voorhoeve, 2000.
———. Man En Vrouw in Bijbels Perspectief: Een Bijbels-Theologische Verkenning Van De Man-Vrouw Verhouding Met Het Oog Op De Gemeente. Kampen: Kok, 1985.
Den Ouden, P. Liefde En Trouw Bij De Puriteinen. Houten: Den Hertog, 2008.
Donnelly, E. Biblical Teaching on the Doctrines of Heaven and Hell. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2009.
Ellingworth, P. The Epistle to the Hebrews: A Commentary on the Greek Text. Grand Rapids: W.B. Eerdmans, 1993.
Elwell, W.A., Yarbrough, R.W. In Ontmoeting Met Het Nieuwe Testament. Een Historisch En Theologisch Overzicht. Heerenveen: Groen, 2000.
English Standard Version Study Bible. Wheaton: Crossway, 2008.
Fee, G.D. God's Empowering Presence: The Holy Spirit in the Letters of Paul. Peabody: Hendrickson Publishers, 1994.
———. Pauline Christology: An Exegetical-Theological Study. Peabody: Hendrickson Publishers, 2007.
Ferguson, S.B. Child in the Manger. The True Meaning of Christmas. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015.
Ferguson, S.B., Thomas, D.W.H. Ichthus: Jesus Christ, God's Son, the Saviour. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015.
Harinck, C. De Geestesgaven: Een Bezinning Op De Opkomst Van De Charismatische Beweging. Houten: Den Hertog, 2006.
Henry, M. Matthew Henry's Commentary, Acts to Revelation. 6 vols. Vol. 6. Peabody: Hendrickson Publishers, 2009.
Hodge, C. A Commentary on 1 & 2 Corinthians. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1988.
Jackman, D. Let's Study 1 Corinthians. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013.
Köstenberger, A.J., Jones, D.W. God, Huwelijk En Gezin: Het Bijbels Fundament. Kampen: Voorhoeve, 2008.
Lane, W.L. Hebrews 9-13, Word Biblical Commentary. Nashville: Thomas Nelson Publishers, 1991.
Luther, M. Commentaries on 1 Cor 7 and 15, Luther's Works, 28 (Weimar Ed., 36:482-696). Edited by H. Coswald. Vol. 28. St. Louise: Concordia, 1973.
———. Dr. Martin Luthers Kleiner Katechismus Mit Erklärungen. Hamburg: Wolfgang Knuth, 2000.
Molenaar, P. Het Huwelijk. Houten: Den Hertog, 2009.
Murray, J. Collected Writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966 2, Select Lectures in Systematic Theology. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2001.
———. Redemption, Accomplished and Applied. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2009.
Olyott, S. I Wish Someone Would Explain Hebrews to Me! Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2010.
Pink, A.W. An Exposition of Hebrews. Grand Rapids: Baker Book House, 2006.
Pop, F.J. De Eerste Brief Van Paulus Aan De Corinthiërs. Nijkerk: Callenbach, 1965.
Rushing, R. Voices from the Past: Puritan Devotional Readings. Vol. 2. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2016.
Schreiner, T.R. Paul, Apostle of God's Glory in Christ: A Pauline Theology. Leicester: InterVarsity Press; Apollos, 2001.
Schuurman, J.C. De Apostelen. Houten: Den Hertog, 2003.
Sproul, R.C., Mathison, K.A. The Reformation Study Bible. Orlando: Ligonier Ministries, 2005.
Thielman, F. Theology of the New Testament: A Canonical and Synthetic Approach. Grand Rapids: Zondervan, 2005.
Thiselton, A.C. The First Epistle to the Corinthians: A Commentary on the Greek Text. Grand Rapids, Michigan: W.B. Eerdmans, 2000.
Van Campen, M. De Dood Is Het Einde Niet: Leven En Sterven in Het Perspectief Van 1 Corinthe 15. 's-Gravenhage: Boekencentrum, 1987.
Van de Kamp, H.R. Hebreeën: Geloven Is Volhouden. Kampen: Kok, 2010.
Van Kooten, M. De Eerste Brief Aan Korinthe: Want Gij Zijt Duur Gekocht. Apeldoorn: De Banier, 2012.
Van Oyen, H. Christus De Hogepriester: De Brief Aan De Hebreeën. Nijkerk: G.F. Callenbach, 1954.
Van Sliedregt, C. Vrouw in Kerk En Samenleving. Kampen: Kok, 1980.
Wells, P. De Ergenis Van Het Kruis: Over De Verzoening Tussen God En Mensen. Apeldoorn: De Banier, 2006.
Yohannan, K.P. Head Coverings: What the Bible Teaches About Head Coverings for Women. Thiruvalla: Believers Church Publications, 2011.
Zwiep, A.W., Van den Brink, G., Bette, J.C. Bijbelcommentaar: 1 En 2 Corinthiërs. Vol. 7b, Studiebijbel Nieuwe Testament. Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2003.
———. Bijbelcommentaar: Het Evangelie Naar Mattheus. Vol. 2, Studiebijbel Nieuwe Testament. Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2003.


[1] F. Thielman, Theology of the New Testament: a canonical and synthetic approach (Grand Rapids: Zondervan, 2005), 276-306.
[2] Strabo, Geography 8.6.20, aangehaald in: A.C. Thiselton, The First Epistle to the Corinthians: a commentary on the Greek text (Grand Rapids, Michigan: W.B. Eerdmans, 2000), 1.
[3] C. Den Boer, De eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs (Kampen: Voorhoeve, 2000).
[4] Thielman, Theology of the New Testament: a canonical and synthetic approach: 297. Zie ook: Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 1762. De Isthmische spelen werden om de twee jaar gehouden en waren ten tijde van Paulus al wereldberoemd. Alleen de Olympische spelen waren populairder. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Paulus in de Korinthebrief naar deze spelen verwijst (1 Kor. 9:24-27). Uit: English Standard Version Study Bible, (Wheaton: Crossway, 2008), 2204.
[5] English Standard Version Study Bible: 2187.
[6] De verhouding tussen Korinthe en Rome was voorheen niet al te best. Na een ruzie met Sparta, een bondgenoot van Rome, werd Korinthe door de Romeinen geplunderd en zo goed als met de grond gelijk gemaakt. In 44 v. Chr. stichtte keizer Julius Caesar de stad ‘opnieuw’. Hij deed dit om een woonplek voor vrijgelaten slaven, veteranen, ambtenaren en arbeiders te creëren. Op deze manier zorgde de keizer ervoor dat Korinthe in de toekomst loyaal aan hem zou zijn. De formele naam van de Romeinse kolonie luidde dan ook: ‘Colonia Laus Julia Corinthiensis’, wat ‘Kolonie van Korinthe tot eer van Julius’ betekent. Uit: Thiselton, The First Epistle to the Corinthians: a commentary on the Greek text: 3.
[7] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 1752.
[8] R.D. Anderson, 1 Korintiërs: orde op zaken in een jonge stadskerk (Kampen: Kok, 2008), 14.
[9] Deze stad had zo’n 700.000 inwoners, waarvan ongeveer twee derde slaaf was. Uit: A.W. Zwiep, Van den Brink, G., Bette, J.C., Bijbelcommentaar: Het Evangelie naar Mattheus, vol. 2, Studiebijbel Nieuwe Testament (Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2003).
[10] In 49 n. Chr. waren Aquila en Priscilla naar Korinthe gevlucht, omdat keizer Claudius alle joden uit Rome had verbannen vanwege de ruzie tussen joden onderling over de vraag of Jezus nu wel of niet de beloofde Messias was(!) Zie ook: P. Barnett, Romans: the revelation of God's righteousness (Fearn: Christian Focus, 2014), 8-9.
[11] Iets wat Paulus als geleerde ex-farizeeër wel had kunnen doen!
[12] P. Wells, De ergenis van het kruis: over de verzoening tussen God en mensen (Apeldoorn: De Banier, 2006), 17.
[13] C.K. Barrett, A critical and exegetical commentary on the Acts of the Apostles, II vols., vol. II, International Critical Commentary (Edinburgh: T & T Clark, 2006), 867.
[14] Dit volk in de stad slaat zowel op de bekeerden als op mensen die nog, mede door de prediking van Paulus, bekeerd moesten worden. Zie ook: J.A. Alexander, A commentary on the Acts of the Apostles, Geneva Series of Commentaries (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2003), 171.
[15] Anderson, 1 Korintiërs: orde op zaken in een jonge stadskerk: 1.
[16] Thiselton, The First Epistle to the Corinthians: a commentary on the Greek text: 1-29.
[17] Deze Sosthenes komen we voor het eerst tegen in Handelingen 18:17. Het kan zijn dat hij overste van de synagoge werd nadat Crispus christen was geworden. Zeer waarschijnlijk is Sosthenes, tot grote woede van de joden die niet in Jezus geloofden, later ook christen geworden. Zie ook: D.L. Bock, Acts, Baker Exegetical Commentary on the New Testament (Grand Rapids, Michigan: Baker Academic, 2008), 582-83.
[18] R.C. Sproul, Mathison, K.A., The Reformation Study Bible (Orlando: Ligonier Ministries, 2005), 1649.
[19] M. Van Kooten, De eerste brief aan Korinthe: Want gij zijt duur gekocht (Apeldoorn: De Banier, 2012), 54.
[20] F.J. Pop, De eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs (Nijkerk: Callenbach, 1965), 109. C. Hodge, A commentary on 1 & 2 Corinthians (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1988), 94-95. Zie ook Dan. 7:22.
[21] Zie ook 2 Pet. 2:4 en Jud. 6.
[22] P. Den Ouden, Liefde en trouw bij de Puriteinen (Houten: Den Hertog, 2008), 27.
[23] A.J. Köstenberger, Jones, D.W., God, huwelijk en gezin: het Bijbels fundament (Kampen: Voorhoeve, 2008), 59.
[24] P. Molenaar, Het huwelijk (Houten: Den Hertog, 2009), 110.
[25] Zie bijvoorbeeld Paulus’ visie op het huwelijk in Ef. 5:31-32, waar hij Gen. 2 aanhaalt.
[26] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 1762.
[27] G.D. Fee, Pauline Christology: an exegetical-theological study (Peabody: Hendrickson Publishers, 2007), 88-94.
[28] English Standard Version Study Bible: 2206.
[29] Thielman, Theology of the New Testament: a canonical and synthetic approach: 288. Het is opvallend dat Paulus zijn oproep om hoofdbedekking te dragen niet koppelt aan de Romeinse cultuur van Korinthe (zie ook: Het oude Korinthe).
[30] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 1764.
[31] Van Kooten, De eerste brief aan Korinthe: Want gij zijt duur gekocht: 110. Zie ook: Kanttekeningen 19-21. Zie ook: K.P. Yohannan, Head coverings: what the Bible teaches about Head Coverings for Women (Thiruvalla: Believers Church Publications, 2011).
[32] M. Henry, Matthew Henry's Commentary, Acts to Revelation, 6 vols., vol. 6 (Peabody: Hendrickson Publishers, 2009), 452-53. Zie ook: C. Den Boer, Man en vrouw in bijbels perspectief: een bijbels-theologische verkenning van de man-vrouw verhouding met het oog op de gemeente (Kampen: Kok, 1985), 122.
[33] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 1765.
[34] J. Calvin, Commentary on the Epistles of Paul the Apostle to the Corinthians, vol. 2 (Grand Rapids: Baker Books, 2009), 359. Zie ook: C. Van Sliedregt, Vrouw in kerk en samenleving (Kampen: Kok, 1980), 254.
[35] Zie ook de website: www.headcoveringmovement.com.
[36] A.W. Zwiep, Van den Brink, G., Bette, J.C., Bijbelcommentaar: 1 en 2 Corinthiërs, vol. 7b, Studiebijbel Nieuwe Testament (Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2003), 297-99.
[37] J. Calvijn, Eén met Christus: een klein traktaat van Johannes Calvijn over het Heilig Avondmaal (Kampen: Brevier, 2014), 57. Zie ook: M. Luther, Dr. Martin Luthers Kleiner Katechismus mit Erklärungen (Hamburg: Wolfgang Knuth, 2000), 26-30.
[38] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 1766.
[39] C. Harinck, De Geestesgaven: een bezinning op de opkomst van de charismatische beweging (Houten: Den Hertog, 2006), 13. Zie ook: J.M.D. De Heer, De evangelische beweging (Houten: Den Hertog, 2009), 52-74.
[40] G.D. Fee, God's empowering presence: the Holy Spirit in the letters of Paul (Peabody: Hendrickson Publishers, 1994), 183.
[41] T.R. Schreiner, Paul, Apostle of God's glory in Christ: a Pauline theology (Leicester: InterVarsity Press; Apollos, 2001), 336-37.
[42] Tongentaal is een persoonlijke gebedstaal waarin men door God tot God spreekt. Bron: Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 1768.
[43] D. Jackman, Let's study 1 Corinthians (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2013), 226.
[44] M. Luther, Commentaries on 1 Cor 7 and 15, Luther's Works, 28 (Weimar ed., 36:482-696), ed. H. Coswald, vol. 28 (St. Louise: Concordia, 1973), 94.
[45] Calvijn zegt in zijn commentaar op de eerste Korinthebrief het volgende over de mogelijke reden waarom Paulus de opstanding uit de doden pas aan het einde van de brief behandelt: ‘I am rather of opinion that Paul did not wish to introduce a subject of such importance, until he had asserted his authority, which had been considerably lessened among the Corinthians, and until he had, by repressing their pride, prepared them for listening to him with docility’. Bron: Calvin, Commentary on the Epistles of Paul the Apostle to the Corinthians, 2: 7-8.
[46] S.B. Ferguson, Child in the manger. The true meaning of Christmas (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015), 31-32.
[47] Niet voor niets luidde een veelgebruikt Romeins grafschrift als volgt: ‘Ik was niet, Ik was, Ik ben niet, Ik geef er niet om’.
[48] Henry, Matthew Henry's Commentary, Acts to Revelation, 6: 480.
[49] Thielman, Theology of the New Testament: a canonical and synthetic approach: 301-05. Niet alleen Gods kinderen krijgen op de jongste dag een nieuw lichaam, maar ook de schepping zal op die dag vernieuwd worden. Bron: J. Murray, Redemption, Accomplished and Applied (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2009), 169.
[50] M. Van Campen, De dood is het einde niet: leven en sterven in het perspectief van 1 Corinthe 15 ('s-Gravenhage: Boekencentrum, 1987).
[51] English Standard Version Study Bible: 2214.
[52] Bijbel met uitleg: Statenvertaling: 1771.
[53] Het gaat in dit gedeelte dus om wedergeboren mensen. Onbekeerde mensen zullen ook een onsterfelijk lichaam krijgen, maar daar spreekt Paulus in dit hoofdstuk niet over.
[54] J. Murray, Collected writings of John Murray, Professor of Systematic Theology, Westminster Theological Seminary, Philadelphia, Pennsylvania, 1937-1966 2, Select lectures in systematic theology (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2001), 412.
[55] S.B. Ferguson, Thomas, D.W.H., Ichthus: Jesus Christ, God's Son, the Saviour (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015), 153. En: E. Donnelly, Biblical teaching on the doctrines of heaven and hell (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2009), 95-109.
[56] Anderson, 1 Korintiërs: orde op zaken in een jonge stadskerk: 245-47.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22