Meditatie: Kerst, de doeken en de kribbe
Zingen: Ps. 72:6 en 10, Lofz. van Zacharias 4
Collega’s, wij zouden vanmiddag niet teveel zeggen als wij kerstfeest vergeleken met een glinsterende diamant waar je niet op uitgekeken raakt. Er komen in dit heilsfeit zoveel lijnen, beloften en wonderen samen, dat het je kan duizelen. Kerst, een glinsterende diamant, waarbij elk vlak weer wat anders laat zien.
Zo is kerst bij uitstek een feest waarbij zaken die vanzelfsprekend lijken, worden omgekeerd. Een hoogbejaarde vrouw en een maagd worden zwanger. Een priester kan de zegen niet meer uitspreken. Een hoogzwangere vrouw moet op reis en de Zoon van de levende God, Die door de engelen in de hemel gediend wordt, laat Zich neerleggen in een stal in Bethlehem.[1] Kerst zouden we daarom met recht het feest van de omkeringen kunnen noemen.
Kerst is ook het feest van de oorlog. Er heeft zich in de menselijke geschiedenis geen grotere invasie voorgedaan dan bij de geboorte van de Heere Jezus in de kribbe. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou. (1 Joh. 3:8)
Hij, de Vredesvorst, geboren als een klein Kindje, heeft de machten van de zonde, de hel en de dood overwonnen. Het was Zijn voet die de kop van de satan vermorzelde en het is aan deze voeten waar een zondaar genade en vergeving kan vinden. Het Kerstkind heeft de dood gedood, om mensen, die geestelijk dood zijn in zichzelf, het eeuwige leven te kunnen schenken.
Daarom kwam Hij als Kind op de aarde om het leven van de gevallen mens, met eerbied gesproken, ‘over te doen’. Alleen zo kon Hij de geboorte, de kinderjaren, de volwassen jaren, kortom het gehele leven en sterven van een mens overdoen op de manier zoals God het bedoeld had. En wie door het geloof met Hem verbonden is, leert iets kennen van dit grote wonder. Jezus, leven van mijn leven, Jezus dood van mijnen dood. Dan behoort u niet meer tot het rijk van de satan, omdat het Kind in de kribbe de satan de oorlog verklaard heeft en hem op Golgotha voorgoed heeft verslagen. Kerst, het feest van de oorlog.
Kerst is ook het feest van de doeken en van de kribbe. Dat waren immers de tekenen waaraan de herders de Zaligmaker konden herkennen. En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids. En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe. (Luk. 2:10-12)
Vanmiddag wil ik graag kort bij deze tekenen stil staan. Bij de kribbe waarin de Heere Jezus na Zijn geboorte werd gelegd en bij de doeken waarin Hij gewikkeld werd.[2] En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude. En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. (Luk. 2:6-7)
Wie in blijde verwachting is van een kindje, treft daarvoor voorbereidingen. Het huis gaat aan kant en de kraamkamer wordt in gereedheid gebracht. Met eerbied gesproken, dit heeft de Heere ook voor Zijn beelddrager, de mens, gedaan. Was de aarde al prachtig om te zien, dan was de hof van Eden al helemaal onbevattelijk mooi! Waar je ook keek, het benam je de adem én gaf je een loflied op de lippen. En toen schiep God de mens. Zijn beelddrager als kroon op de schepping. We weten hoe dit afgelopen is. We zien de gevolgen ervan nog elke dag. De mens nam en at en de vrucht beet terug. Het beeld van God raakte onherstelbaar beschadigd. En ieder kind wat nu geboren wordt, waarvan vrienden en familieleden misschien zeggen: ‘Hij lijkt op zijn vader, of zij is sprekend haar moeder’, daarvan moet de Heere zeggen: ‘Het lijkt niet meer op Mij. En Ik wil dat het wel weer op Mij gaat lijken’.
Daarom bereidde God eeuwen later opnieuw een kraamkamer voor. Nee, niet meer in de hof van Eden, maar in Bethlehem. Hij bestuurde de wereldgeschiedenis zo dat Jozef en Maria Nazareth moesten verlaten om af te reizen naar deze plaats. Alleen zo kon de profetie van Micha vervuld worden. En gij, Bethlehem Efratha! zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid. (Mich. 5:1)
Jozef en Maria reisden af naar Bethlehem, letterlijk brood huis, om daar te bevallen van het Levende brood. In opdracht van keizer Augustus, maar door God bestuurd. Augustus betekent ‘de Verhevene’.[3] Zijn volledige naam luidde: Imperator Caesar Divi Filius Augustus, keizer Caesar Augustus, zoon van God. Deze keizer had door veel bloedvergieten vrede in zijn rijk gebracht.[4] Ook Christus later zou door bloedvergieten vrede brengen, maar dan wel door Zijn eigen bloed.
Te midden van deze roerige tijd, wordt onze blik getrokken naar deze twee jonge mensen, die op het punt staan een Kindje te krijgen. Jozef kwam uit het koningsgeslacht van David. Uiterlijk een man zoals ieder ander, maar een drager van rijke, onbevattelijke beloften van God.[5] Zijn vrouw is in verwachting van een Koning die Augustus zal doen verbleken.[6] Achter de machtige Augustus gaat de almachtige God schuil. Hij stuurt de geschiedenis en straks zal Hij spreken: ‘Zoon, wordt geboren, want alle dingen zijn nu gereed’.
Zo herhaalt zich de wereldgeschiedenis. Waar bij de schepping God tijd en plaats van de geboorte van de eerste Adam bepaalde, zo gebeurt dat ook nu. De tweede Adam wordt geboren in Bethlehem op de tijd en wijze die de Vader bepaald had.[7] Paulus schrijft hier later, geïnspireerd door de Heilige Geest, het volgende over in de brief aan de Galaten:
Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. (Gal. 4:4-5)
En zo wordt het Kind geboren. Een jongetje. De woorden van Gabriël blijken waar te zijn. Het Kind wordt in een kribbe, in een lege voertrog voor de dieren, neergelegd.[8] Hij, het levende Brood, in een voerbak. Dit was geen prachtig getimmerde bak, met zacht stro, maar een gleuf in de grond of in de wand. Lichamelijk kon de Zoon des Mensen niet lager afdalen. De eerste Adam was geschapen uit het stof, de tweede Adam werd na Zijn geboorte neergelegd in het stof. Zo was ook Hij uit de aarde aards geworden. Als Maria Hem optilde en aan haar hart koesterde, tilde zij de Schepper van hemel en aarde op uit een gleuf in de grond. Wat moet dat een ontroerend schouwspel zijn geweest. Zal ze er nog aan teruggedacht hebben, toen er later een zwaard door haar ziel ging, vanwege de spijkers door Zijn handen?
Geboren is een stal, neergelegd in de kribbe. Deze stal was vermoedelijk een grot die leegstond, omdat de dieren op het veld waren.[9] Daar in de beslotenheid van de rotsen bevalt Maria van hét Leven. Dit was de kraamkamer van de tweede Adam, de enige hoop op herstel van de gevallen schepping. Naar de gewoonte van die tijd wordt het kind ingebakerd. Gewonden in strak sluitende doeken.[10] En juist deze kribbe en doeken worden later in deze nacht door de engel aangewezen als ‘het teken’ waaraan de herders de Zaligmaker konden herkennen (Luk. 2:12).[11]
Best bijzonder, dat de Heere na het geweldige wonder van de engelenverschijning met een engelenboodschap en een engelenlegioen dat proclameert, ook nog een teken geeft aan de herders. Doeken en een kribbe, daaraan konden zij Hem herkennen. Alledaagse, ja zelfs armoedige tekenen. Want hoeveel kinderen werden er in het oude Israël nu in een kribbe gelegd?! Maar Maria kon niet anders en de Heere Jezus wilde niet anders.
Hieruit blijkt Christus’ vernedering en zondaarsliefde. Hij neemt hier de gestalte van een dienstknecht aan zoals was geprofeteerd. Hij bracht Gods welbehagen, maar droeg zelf de toorn van God over de zonden. Of zoals ik in een postille las: ‘De doeken zijn een teken dat Christus begonnen is met het kopen en betalen van de schatten der genade door Zijn armoede’.[12] Hij wilde niet alleen als mens, maar als arm mens geboren worden.[13] Dit vanuit een liefde die ons verstand te boven gaat.[14] Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. (2 Kor. 8:9)
Elke geboorte van een kind is een wonder, want er komt een ziel ter wereld die nooit meer zal sterven. Maar nog nooit had er zo’n wonderlijke geboorte plaatsgevonden als die van Christus. God werd geopenbaard in het vlees (1 Tim. 3:16).[15] En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid. (Joh. 1:14) De incarnatie, de vleeswording van Christus, is terecht het ‘wonder der wonderen’ genoemd. H. Bavinck schreef hierover eens het volgende: ‘De eeuwigheid kwam in de tijd, het oneindige in het eindige, het onveranderlijke in het veranderlijke, het zijn in wat het zal worden. Dit mysterie is onbevattelijk, het kan alleen in dankbaarheid erkend worden’.[16]
Als Middelaar overbrugt het Kind in de kribbe de afstand tussen God en mens.[17] Of zoals de puritein S. Charnock eens schreef: ‘Hij droeg in Zich de natuur die overtreden had en de natuur die was beledigd. Hij kon bevatten hoe zeer God vertoornd was over de zonde en Hij had een natuur die de gevolgen van de zonde kon ervaren’. Zo groeide een Kind op Die moest leren en alle dingen wist. Die stierf en het leven aan alle schepselen geeft. Die bij Zijn moeder dronk en haar de melk gaf om Hem te voeden. Of zoals A. Augustinus eens schreef: ‘De Maker van de mens werd mens, zodat Hij, Regeerder van de sterren, zou gekoesterd worden aan de borst van Zijn moeder. Opdat het levende Brood zou hongeren, de Fontein zou dorsten, het Licht zou slapen, de Weg moe zou worden van de reis, de Waarheid valselijk beschuldigd, de Leraar geslagen met een zweep, het Fundament gespijkerd op het hout, de Kracht zwak, de Genezer verwond en het Leven zou sterven’.[18] Kerst, een glinsterende diamant waar je niet op uitgekeken raakt.
Om de zondemacht die door de eerste Adam in de wereld was gekomen te verbreken, wilde Christus als de tweede Adam geboren worden.[19] En wie in Christus gelooft zal door God de Vader in genade worden aangezien. Dan leert u iets verstaan van het heilsgeheim wat Paulus beschrijft in Kolossenzen 3:3: Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God en in Galaten 2:20: Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.[20]
Jezus Christus, de Zoon van God, wilde geboren worden in een grot en werd gewikkeld in doeken en gelegd in de kribbe. Ruim dertig jaar later zou Hij opnieuw in doeken gewikkeld en in een grot neergelegd worden. Kerst toont ons geen romantiek, maar de bittere realiteit over wat de zonden het Kerstkind hebben gekost. Wie het teken van de kribbe en de doeken wil begrijpen, dient deze te zien in de lijn van het kruis.[21] Hij werd geboren om te sterven, zodat wij die geboren zijn het leven kunnen vinden. Zij namen dan het lichaam van Jezus, en bonden dat in linnen doeken met de specerijen, gelijk de Joden de gewoonte hebben van begraven. En er was in de plaats, waar Hij gekruist was, een hof, en in den hof een nieuw graf, in hetwelk nog nooit iemand gelegd was geweest. (Joh. 19:41)
En op de paasmorgen als de vrouwen en de discipelen vertwijfeld bij het graf staan, is er opnieuw een boodschap van een engel: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft. (Mat. 28:5b-6) Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging in het graf, en zag de doeken liggen. (Joh. 20:6)
Kerst, het feest van de omkeringen, van oorlog en van de doeken en de kribbe. Gods werk was en is niet te stoppen. Als wij ergens geen plaats kunnen vinden, gaan we misschien liever weg. Als wij ergens ongewenst zijn, willen we er wellicht ook niet graag komen. Christus kwam echter wel! Hij máákt plaats! De kribbe en de doeken waren voor de Zaligmaker niet te gering. Daar wil Hij het heil, het ware geluk, voor zondaren boodschappen.[22]
Kerst, de doodsteek voor lijdelijkheid en gearriveerdheid en de kraamkamer van het wonder. Waar de eerste Adam door de drievoudige dood stukliep en tot op de dag van vandaag stukloopt, kwam Hij, Die de tweede Adam wilde worden. De doeken en de kribbe prediken ons: het kan nooit meer goed komen met de eerste Adam. Maar het kan wel nieuw worden door de tweede Adam! (1 Kor. 15:45)[23] Hij is het begin van een nieuwe mensheid! Wie die verwondering wil leren kennen, zal niets anders willen dan te knielen bij de kribbe in Bethlehem.[24]
Het College van bestuur roept ons in de eindejaarsbrief op om niet alleen voor de school te werken, maar in de eerste plaats voor de school te bidden. En waar kan een mens beter leren bidden dan bij de kribbe? Wie daar met de ogen van het geloof kijkt, ziet Immanuël in doeken gewonden, vanwege de zonden. Dan word je van een aanbidder een voorbidder.
Vrede voor die mens, die alles, ook zichzelf, loslaat om Christus te gewinnen. God heeft Zijn Zoon niet in deze wereld gezonden om Hem daar maar in de kribbe te laten liggen, maar wil dat wij gebruik van Hem maken. Wie heeft Hem nodig? Daar ligt het Kerstkind. Gebonden, om zondaren te ontbinden. Er is plaats bij de kribbe voor een schare die niemand tellen kan. Geef dat er dan niet van ons mag gelden: Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan, vanwege hun ongeloof (Mat. 13:58). Rust daarom alleen, waar de Vader ook in kan rusten. In een lege kribbe, een leeg graf en in het volle hart van de Zaligmaker.
Ga heen en zoek die Vorst,
Die onbekende Koning,
Let op dit teken:
Het Kindeke heeft een stal tot woning,
Zijn ligplaats is een krib’,
In doeken is ’t gewonden,
Dat is Hij:
Zoek, totdat gij ’t hebt gevonden.[25]
Bibliografie
Bijbel Met Uitleg: Statenvertaling. Apeldoorn: De Banier, 2015.
Bock, D.L. Luke 1:1-9:50. Baker Exegetical Commentary on the New Testament. Michigan: Baker Academic, 2008.
Ferguson, S.B. Child in the Manger: The True Meaning of Christmas. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015.
Jones, M. Knowing Christ. Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015.
Marshall, I.H. The Gospel of Luke: A Commentary on the Greek Text. The New International Greek Testament Commentary. Grand Rapids: Eerdmans, 1978.
Owen, J. Meditations on the Glory of Christ: His Office and Grace. Fearn: Christian Heritage, 2004.
Ryle, J.C. Ryle's Expository Thoughts on the Gospels. Vol. II, Grand Rapids: Baker Books, 2007.
Van 't Hul, J. "Joseph Hart Was Een Wonder Voor Zichzelf." Reformatorisch Dagblad (7 februari 2012).
Van Bruggen, J. Lucas: Het Evangelie Als Voorgeschiedenis. Commentaar Op Het Nieuwe Testament. Kampen: Kok, 1993.
Van der Graaf, J., Lam, H.J., Verboom, W. Het Woord Der Prediking: Handreiking Voor Predikanten. Vol. 5, Kampen: Kok, 2006.
Visscher, W. Op Weg Naar De Kribbe: Overdenkingen Voor Advent En Kerst. Houten: Den Hertog, 2021.
Vroegindeweij, L. "Kerstpreek over Lukas 2:10-12." Delft: Nederlandse Hervormde Kerk.
Werkgroep Kerk En Prediking: Postille 1950-1951. 's-Gravenhage: Boekencentrum, 1950.
[1] S.B. Ferguson, Child in the manger: The true meaning of Christmas (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015), 16.
[2] ‘Hoewel het zeker waar is, dat Lucas in hoofdstuk 2 de geboorte van Jezus vertelt, dwingt de opbouw van zijn vertelling in 2,1-20 ons toch om het accent te leggen op de omstandigheden waaronder Hij werd geboren: “het Kind, liggend in de voerbak” (2,16).’ Bron: J. Van Bruggen, Lucas: Het Evangelie Als Voorgeschiedenis, Commentaar op het Nieuwe Testament, (Kampen: Kok, 1993), 69.
[3] Een erenaam die hij had gekregen in 27 v. Chr. toen hij de wereld aan zijn voeten had gelegd.
[4] De vrede van Augustus staat ook wel bekend als de zogenaamde Pax Romana of Pax Augustana.
[5] D.L. Bock, Luke 1:1-9:50, Baker Exegetical Commentary on the New Testament, (Michigan: Baker Academic, 2008), 207.
[6] Van Bruggen, Lucas: Het Evangelie Als Voorgeschiedenis, 73.
[7] Ferguson, Child in the manger: The true meaning of Christmas, 17.
[8] Bock, Luke 1:1-9:50, 206.
[9] Bock, Luke 1:1-9:50, 208. I.H. Marshall, The Gospel of Luke: A Commentary on the Greek Text, The New International Greek Testament Commentary, (Grand Rapids: Eerdmans, 1978), 107. Bijbel met uitleg: Statenvertaling, (Apeldoorn: De Banier, 2015), 1555.
[10] Van Bruggen, Lucas: Het Evangelie Als Voorgeschiedenis, 75.
[11] Van Bruggen, Lucas: Het Evangelie Als Voorgeschiedenis, 76.
[12] Werkgroep Kerk en Prediking: Postille 1950-1951, ('s-Gravenhage: Boekencentrum, 1950), 18.
[13] ‘A mean dwelling place, and coarse food, and a hard bed, are not pleasing to flesh and blood. But they are the portion which the Lord Jesus Himself willingly accepted from the day of His entrance into the world.’ Bron: J.C. Ryle, Ryle's Expository thoughts on the Gospels, vol. II (Grand Rapids: Baker Books, 2007), 52.
[14] Ryle, Ryle's Expository thoughts on the Gospels, II, 49-52.
[15] Ryle, Ryle's Expository thoughts on the Gospels, II, 49-52.
[16] Aangehaald in: M. Jones, Knowing Christ (Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 2015), 25.
[17] Jones, Knowing Christ, 31.
[18] Preken 184-229, 191.1. Aangehaald in: Jones, Knowing Christ, 33-34.
[19] J. Owen, Meditations on the Glory of Christ: His Office and Grace (Fearn: Christian Heritage, 2004), 25.
[20] Zie ook HC Zondag 23, vr. & antw. 60.
[21] W.L. Tukker, bron: Werkgroep Kerk en Prediking: Postille 1950-1951, 18.
[22] W. Visscher, Op weg naar de kribbe: Overdenkingen voor Advent en Kerst (Houten: Den Hertog, 2021), 106.
[23] L. Vroegindeweij, "Kerstpreek over Lukas 2:10-12," (Delft: Nederlandse Hervormde Kerk).
[24] J. Van der Graaf, Lam, H.J., Verboom, W., Het Woord der Prediking: Handreiking Voor Predikanten, vol. 5 (Kampen: Kok, 2006), 208.
[25] Een hymn van de puritein Joseph Hart. Geciteerd in: J. Van 't Hul, "Joseph Hart was een wonder voor zichzelf," Reformatorisch Dagblad (7 februari 2012).