Lezing: Het leven en werk van ds. R.M. M'Cheyne

Lezing: Het leven en werk van ds. R.M. M'Cheyne, opening catechisatie- en verenigingsseizoen 2023-2024 Gereformeerde Gemeente Elspeet

Gemeente, beste kinderen en jongeren,

Vanavond gaan we in gedachten naar Schotland. Het is het jaar 1837. Zie je ze lopen? Twee broers van rond de 35 jaar. Wat zien ze er slecht uit! Moe, mager en onder het stof. Ze hebben geen vader en moeder meer. En elke dag dalen ze in een diepe, donkere steengroeve af om daar stukken steen uit te hakken en naar boven te tillen. Zwaar en erg gevaarlijk werk! Moet je eens indenken, dat je dag in, dag uit zware stenen moet uithakken en naar boven moet brengen… Maar weet je wat nog het ergste was?

Niet alleen ging het met hun lichamen niet goed, het ging ook met hun zielen niet goed, want ze kenden de Heere niet. En niemand leek zich daar druk om te maken… De mensen uit het dorp niet en de mensen uit de kerk ook niet. Totdat! Opeens vanuit het niets, na een dag hard werken in de steengroeve, er een jonge man op een paard aan komt rijden. Verbaasd kijken de broers de vreemdeling aan. Of hij zich even bij het vuur mag opwarmen? Natuurlijk mag dat. En dan begint de vreemdeling te praten. Wie zijn jullie? Hoe lang doen jullie dit werk al? Gaat het wel goed met jullie? Kennen jullie de Heere al? De broers proeven zijn liefde en bewogenheid met hun ziel. Ze kijken elkaar aan en roepen het uit: ‘U bent geen gewone man!’. ‘O jawel’, antwoordt de vreemdeling: ‘Ik ben maar een gewone man’.






Wie was deze man die zo vriendelijk met de twee broers stond te praten? Wie was die man die de moeite nam om voor deze twee mensen uren lang te reizen? Het was ds. Robert Murray M’Cheyne. Een Schotse predikant die -naar de mens gesproken- slechts zeven en een half jaar predikant was en al op negenentwintigjarige leeftijd stierf. Toch heeft de Heere zijn werk rijk willen zegenen. M’Cheynes preken en liederen bereiken tot op de dag vandaag vele miljoenen christenen wereldwijd. Denk maar aan het beroemde lied: ‘Eens was ik een vreemd’ling’.

Vanavond wil ik graag iets over het leven en het werk van ds. M’Cheyne vertellen. Omdat ik lang niet alles kan vertellen heb ik ervoor gekozen om dit aan de hand van zes lessen te doen, die heel duidelijk naar voren komen in het leven van ds. M’Cheyne.

1. Wees bewust van de listen van de satan. Hij wil niets liever dan u en jou meenemen naar de eeuwige duisternis.
2. Lees naast de Bijbel goede, geestelijke boeken. Dit vraagt oefening en discipline, maar de Heere kan dit gebruiken om u meer te leren over Wie en hoe Hij is.
3. Als u of jij de Heere mag kennen, sta dan naar een teer leven met de Heere. Wie dichtbij de Heere leeft, mag in biddend opzien tot Hem vrucht verwachten in het arbeiden in de kerk en daarbuiten.
4. Neem vroeg in de morgen de rust en de tijd om de Heere te zoeken in het lezen van de Bijbel en in het gebed. Probeer om dit te doen voordat u andere mensen ontmoet en u en jij met aardse zaken in beslag genomen wordt.
5. Het leven van een ware christen is een leven van blijvende strijd tegen de oude mens, de satan en de wereld.
6. Bid of de Heere de ogen van de joden wil openen voor de ware Messias, de Heere Jezus Christus.

1. Wees bewust van de listen van de satan. Hij wil niets liever dan u en jou meenemen naar de eeuwige duisternis.

Op 21 mei 1813 werd Robert Murray M‘Cheyne in Schotland in de plaats Edinburgh geboren. Hij was de jongste zoon uit een gezin van vijf kinderen. Hij had twee broers, David en William en twee zussen, Elizabeth en Isabella. In het gezin heerste liefde tot elkaar, maar ook een stil verdriet. De kleine Isabella overleed negen maanden na haar geboorte. Dit gebeurde toen de kleine Robert nog maar twee jaar oud was.

Al snel ontdekten de ouders van M’Cheyne dat hun zoontje goed kon leren. Zo leerde hij spelenderwijs het Griekse alfabet op vierjarige leeftijd en leerde hij op vijfjarige leeftijd vele psalmverzen en Bijbelgedeelten uit het hoofd. Later zou ook blijken dat hij heel goed kon schilderen en dichten. Zomaar nog een les tussendoor voor onze kinderen en jongeren vanavond: juist als je jong bent, kun je vaak goed psalmen en Bijbelteksten onthouden! Als je ouder bent, kunnen deze soms weer in je gedachten terug komen, doe dus je best als je voor school of catechisatie zaken uit het hoofd moet leren. Maar misschien zeg je: ‘Ik heb zo’n moeite met dingen uit het hoofd leren.’ Ook daar weet de Heere vanaf en je mag Hem vragen of Hij je erbij wil helpen…

De ouders M’Cheyne lieten hem, toen hij pas acht jaar oud was, naar de Latijnse school gaan. In gedachten zien we hem in de klas zitten. Wat kon hij prachtig zingen en hele stukken van de Bijbel uit het hoofd opzeggen. Je zou ervan onder de indruk raken! Maar het ware geloof richt zich niet op de goedkeuring en lof van anderen. En dat deed de jonge M’Cheyne nu juist wel! Hij vond het prachtig als mensen diep onder de indruk van hem waren! Later, toen de Heere hem een nieuw hart had gegeven, zou hij met afschuw terugkijken op deze periode. Hij noemde dit een tijd van goddeloosheid en uiterlijk vertoon met het hart van een farizeeër. Misschien zit hier vanavond wel iemand die zich hierin herkent. Van buiten keurig, maar van binnen… Dan is er voor u goed nieuws, want uit het leven van M’Cheyne blijkt dat de Heere de grootste en de ‘keurigste’ zondaar tot Zich kan trekken.

Terug naar het leven van M’Cheyne. In 1827 startte hij op veertienjarige leeftijd op de universiteit in Edinburgh. De eerste drie jaar bekwaamde de jonge M’Cheyne zich in het spreken in het openbaar, de dichtkunst, kaarten, dansen en wereldse muziek. Ziet u, zie jij de rode draad? Bij spreken in het openbaar, dichten, kaarten, dansen en wereldse muziek stond de jonge M’Cheyne in het middelpunt. Natuurlijk, hij ging wel trouw naar de kerk, maar ook dit was vooral om zelf gezien te worden.

Wie de levensbeschrijving van M’Cheyne bestudeert, merkt voortdurend hoe de satan bezig is om hem af te houden van het zoeken van de Heere door zoveel mogelijk werelds vermaak voor te houden. Afleiden, het hart en hoofd te vol maken om de Heere te zoeken in het lezen van de Bijbel en in het gebed. En dat met maar één doel: u en jou meenemen naar de eeuwige duisternis, omdat de satan de Heere Jezus geen enkele onderdaan gunt.

Er was dus duidelijk iemand -de satan- op de been om M’Cheyne van het belangrijkste doel van het leven, namelijk God eren, af te houden. Maar, kom eens kijken… In het huis van familie M’Cheyne ligt iemand op z’n knieën. Het is David, de negen jaar oudere broer van Robert. Hij bidt of de Heere zijn broertje wil bekeren. Hij hoopt dat de jonge Robert ooit predikant mag worden. Wat een zegen om zo’n oudere broer te hebben! Zijn hier vanavond ook oudere broers en zussen die voor hun jongere broertje of zusje bidden? David M’Cheyne deed dit wel en de Heere heeft zijn bidden willen verhoren.

Maar dan gebeurt er iets verdrietigs. Opnieuw staan vader en moeder M’Cheyne aan een geopend kindergraf. Nu van David. Davids plotselinge overlijden in 1831 zette de jonge M‘Cheyne stil. Hij had gezien hoe de Heere Jezus een levende realiteit voor zijn broer was geweest en hij begon dit ook te zoeken. ‘Ik verloor mijn dierbare en liefhebbende broeder en begon een Broeder (met een hoofdletter) te zoeken, die niet meer sterft’.

M‘Cheyne kon niet meer met leegheid leven en zou de rest van zijn leven hier tegen waarschuwen in zijn preken. Zo ook in een preek over Rom. 8:35-37 waar ik een stukje uit voorlees: ‘De wereld wordt aangetrokken door schoonheid, kleding of glinsterende juwelen. Is uw hart al getrokken tot Christus en Zijn goede zalf? Dit is het teken van allen die gegraveerd zijn in Christus’ hart, ze komen tot Hem, Jezus is hen dierbaar’. ‘Vaarwel, winsten der zonde, vermaken der zonde! In Christus zie ik een zoeter genot, een rijkere parel!’ Anders gezegd, wie ooit het geloofsoog op Christus sloeg krijgt een hart wat op Hem aantrekt en het in leegheid niet meer kan vinden.

2. Lees naast de Bijbel goede, geestelijke boeken. Dit vraagt oefening en discipline, maar de Heere kan dit gebruiken om u meer te leren over Wie en hoe Hij is.

M’Cheyne kon en wilde niet langer voor zichzelf leven. Hij was door het bloed van Christus vrijgekocht en wilde voortaan tot Gods eer en tot heil van de naaste te leven. Hij kreeg het verlangen om predikant te worden en daarom startte hij in 1831 aan de Divinity Hall van de universiteit in Edinburgh. Dit was de plek waar de predikanten werden opgeleid. Het was in deze tijd dat de Heere krachtig werkte op de universiteit en in de kerk van Schotland. Om jaloers op te worden!

M’Cheyne heeft zijn hele leven een dagboek bijgehouden en hieruit blijkt dat hij niet langer zijn kostbare genadetijd verspeelde met leegheid. Integendeel. Bijna rusteloos zoekt hij naar meer kennis van God en Zijn Woord. Een citaat uit zijn dagboek, 23 februari 1832: ‘Het is vandaag de sabbat. Ik ben vroeg opgestaan om God te zoeken en ik heb Hem gevonden, Die mijn ziel liefheeft. Wie zou niet eerder willen opstaan om met Hem gemeenschap te hebben?!’

Naast het lezen van de Bijbel vulde M‘Cheyne zijn hoofd en hart met de werken van veel godvruchtige voorgangers uit de kerkgeschiedenis. Vooral de werken van Jonathan Edwards hebben M‘Cheyne gevormd. Na het bestuderen van een tekst van Edwards schrijft hij: ‘Hoe flauw flikkert mijn vonk van christelijk leven naast zulk een ster. Maar zelfs dit was aan een Ander licht ontleend, en diezelfde bron is nog geopend om mij te verlichten’.

M’Cheyne zou zijn verdere leven vele theologische boeken blijven bestuderen. De Heere heeft dit willen zegenen voor M’Cheyne persoonlijk en voor de mensen waarvoor hij mocht preken. Hierin heeft de predikant uit Schotland een voorbeeld nagelaten hoe onmisbaar het is om goede, geestelijke boeken te lezen, met het gebed of de Heere u meer wil leren over Wie en hoe Hij is. En jongeren, mochten jullie niet goed weten waar je moet beginnen met lezen, vraag dan maar eens aan je vader of moeder of aan de meester of juf op school of aan de ouderling op catechisatie of zij nog tips voor je hebben. Er is zoveel ‘oud goud’ zoals we het weleens noemen, daar willen ze je vast graag bij helpen!

3. Als u of jij de Heere mag kennen, sta dan naar een teer leven met de Heere. Wie dichtbij de Heere leeft mag in biddend opzien tot Hem vrucht verwachten in het arbeiden in de kerk en daarbuiten.

Terug naar het leven van M’Cheyne. Na de studie theologie werd hij beroepbaar gesteld. Al snel volgde een beroep van de gemeente van Dundee. Dit was een wat achtergesteld gebied in het oosten van Schotland van ongeveer 4.000 inwoners. M’Cheyne kreeg de vrijmoedigheid om het beroep aan te nemen en werd op 24 november 1836 bevestigd als predikant. Toen M‘Cheyne zijn nieuwe werkveld overzag, merkte hij op: ‘Misschien zal de Heere deze wildernis van schoorstenen zo groen en mooi maken als de hof van Eden’. Het zou spoedig blijken dat de Heere dit gebed zou gaan verhoren.

Het was in deze stad dat M‘Cheyne zich geplaatst wist door de Heere. Eerlijk en vol liefde wees de jonge predikant zijn hoorders in en buiten de kerk, ja zelfs bij een steengroeve, op de noodzaak én mogelijkheid om zalig te worden.

‘Elke dag brengt u dichter bij de troon van het oordeel. U mag dan wel slapen, maar de vloed komt dichterbij en brengt u dichter bij de dood, het oordeel en de eeuwigheid’. ‘Als er een vrijstad is, moet er ook een Bloedwreker zijn. Als er een ark is, moet er een zondvloed komen. Als er een Christus is, moet er een hel voor de Christus-lozen zijn’. ‘Als u sterft zonder Christus, zult u geheel en eeuwig verlaten worden door God. U zult moe worden van het huilen, u zult een droge keel krijgen. De Vaderhand van God zal u niet bewaren. Geen vriendelijke zon zal over u opgaan. Geen regen zal er over u vallen. Gods kinderen zien Zijn glimlach, Zijn armen om hen heen, maar u zult tevergeefs wachten op een vriendelijke blik. Zijn oog zal geen medelijden kennen, Zijn hand zal niet sparen’. ‘O, beangste zondaar, kom en werp een blik op Christus! Kom en zie een fontein, die 1900 jaar geleden op Golgotha tegen alle zonde en ongerechtigheid geopend is. Zijt gij vol zonde en ongerechtigheid, niets dan zonde, één klomp zonde? Hier is een fontein voor u geopend.’

De gemeente in Dundee was gezegend met deze jonge predikant die overtuigd was van deze waarheden en een liefde voor verloren zielen had ontvangen. Dit lezen we ook duidelijk in zijn dagboek. ‘Ik was aan het wandelen in de velden, toen ik opeens met kracht het besef kreeg dat al de leden van mijn kudde straks in de hemel of in de hel zijn’. Dit besef behoort tot een van de belangrijkste zaken die de Heere aan M‘Cheyne heeft geschonken.

Toch is er nog een ander kenmerk waaraan wij de persoon en het werk van M‘Cheyne kunnen herkennen en dat is zijn sterke nadruk op persoonlijke heiligmaking. Wat M‘Cheyne onder persoonlijke heiligmaking verstaat, blijkt heel duidelijk uit een brief aan een collega predikant: ‘Uw eigen ziel is uw eerste en grootste zorg. Sta naar groei in persoonlijke heiligheid. Het zijn niet zozeer grote talenten die de Heere zegent, maar vooral een grote gelijkvormigheid aan de Heere Jezus. Een heilige dienaar is een machtig wapen in de hand van God. Een woord door u gesproken vanuit een rein geweten en vanuit een hart wat vol is met Gods Geest, is tienduizend keer zoveel waard als een woord wat in ongeloof en zonde gesproken is’.

M’Cheyne had hiermee naast Gods eer, dus het heil van de naaste op het oog. Zo zei hij eens: ‘Mijn mensen hebben het meest behoefte aan mijn persoonlijke heiligheid’. M’Cheyne was er diep van overtuigd dat iemand die dicht bij de Heere leeft in biddend opzien tot Hem vrucht mag verwachten in het arbeiden in de kerk en daarbuiten. En de Heere heeft hem hierin niet beschaamd doen staan. Wat een les én perspectief voor hen die het komende seizoen catechisatie mogen geven, de verenigingen en JV’s mogen leiden en noemt u maar op.

4. Neem vroeg in de morgen de rust en de tijd om de Heere te zoeken in het lezen van de Bijbel en in het gebed. Probeer om dit te doen voordat u andere mensen ontmoet en u en jij met aardse zaken in beslag genomen wordt.

Dat M‘Cheyne niet alleen anderen, maar ook zichzelf voortdurend aanspoorde tot persoonlijke heiligmaking, blijkt duidelijk uit zijn dagboek: ‘Ik moet bidden voordat ik iemand anders ontmoet. Als ik lang slaap of mensen vroeg ontmoet, is het vaak elf of twaalf uur voordat ik in de binnenkamer ga. Dat is niet goed. Hierdoor verliest het gebed met het gezin haar kracht en zoetheid en ik kan hen die tot mij komen niet helpen. Het geweten voelt zich schuldig en de ziel hongerig. Ik ervaar dat het veel beter is om te beginnen met God, om Zijn aangezicht als eerste te zien en met mijn ziel dicht bij Hem te zijn voordat het dicht bij een ander is’.

M‘Cheyne was erop gebrand om haast en onrust te voorkomen, omdat hij had ervaren dat dit de kalme werking van de Heilige Geest in het hart verstoord. Om genoeg tijd en rust te hebben, stond M‘Cheyne vroeg op, zo rond 6 uur. Hij begon de dag meestal met het zingen van een psalm waarna hij drie hoofdstukken uit de Bijbel las. Hierna begon hij met het indelen van de dag.

Gemeente, beste jongeren, als M’Cheyne al moest zoeken naar rust en tijd, hoeveel te meer wij in deze gejaagde maatschappij! Hier is veel meer over te zeggen, maar misschien mag ik alleen dit kort noemen: misschien lees je ’s morgens uit je Bijbel vanaf je mobiel. Natuurlijk ben ik blij om te horen dat je de Bijbel leest! Toch denk ik dat M’Cheyne dit afgeraden zou hebben als hij in zijn tijd telefoon had gehad. De kans is namelijk groot dat je -voordat je het zelf doorhebt- bent afgeleid door andere zaken op je mobiel. Denk er eens over na… Want hoe belangrijk is het om niet alleen de Bijbel te lezen, maar ook na te denken (met een moeilijk woord mediteren) over wat je gelezen hebt? Immers, in de Bijbel spreekt God Zelf. M’Cheyne had de gewoonte een soort schrift naast zich te leggen waarin hij gedachten opschreef naar aanleiding van wat hij gelezen had. Misschien zou u en jij dit ook eens kunnen proberen?

5. Het leven van een ware christen is een leven van blijvende strijd tegen de oude mens, de satan en de wereld.

Je hebt vast weleens gehoord dat het leven van een christen een strijdend leven is. Denk maar eens aan het boek ‘De heilige oorlog’ van de Engelse predikant John Bunyan. Ook M‘Cheyne wist dat het christenleven een voortdurende strijd betekent tegen de oude mens, de satan en de wereld. In een preek over Fil. 1:23 zegt hij hierover het volgende: ‘Zolang de gelovige in deze wereld is, zijn er veel dingen die de gang der heiligmaking belemmeren. De gelovige verschilt geheel van de wereld. Hij haat alle zonde, strijdt tegen de zonde, bidt tegen de zonde; en toch heeft hij een lichaam der zonde en des doods. De zonde regeert niet in hem als een koning, maar woont in hem als een gehate gast. Dit moet natuurlijk de heiligmaking vertragen. […] Daarenboven keren zijn oude gewoonten telkens terug. Voordat hij een gelovige was, ging hij de paden der zinnelijkheid, der lusten, der hartstochten op. Soms ervaart hij dat hij als onweerstaanbaar wordt gedreven om daarop terug te keren’.

Misschien herkent u, herken jij deze strijd tegen de oude mens, de satan en de wereld ook wel. Moedeloos kun je er soms van worden… Maar ook dan biedt het leven van M’Cheyne troost. Toen hij zonder God in de wereld leefde, kende hij deze strijd niet. Toen hij de Heere lief kreeg, en zeker toen hij een taak in Gods Koninkrijk kreeg, leerde hij deze harde en taaie strijd kennen. Toch wilde hij deze strijd niet missen, want deze strijd is ook een teken van het ware christenleven en M’Cheyne mocht ervaren dat hem een sterke Held terzijde stond.

6. Bid of de Heere de ogen van de joden wil openen voor de ware Messias, de Heere Jezus Christus.

Terug naar de levensbeschrijving van M‘Cheyne voor deze laatste les, die wat langer zal zijn dan de anderen. Lichamelijk was de jonge M‘Cheyne niet sterk en door het vele werk putte hij zichzelf helemaal uit. Uiteindelijk begon het onafgebroken werken zijn tol te eisen. Tegen het einde van het jaar 1838 begon M‘Cheyne gezondheidsproblemen te krijgen. Zo werd hij regelmatig getroffen door vlagen van pijnlijke hartkloppingen. In eerste instantie had hij hier alleen last van als hij zich teveel inspande, maar langzamerhand ook als hij rustig zat te studeren.

Uiteindelijk werd dit zo ernstig dat de dokters hem adviseerden om te stoppen met werken. Diepbedroefd keerde M‘Cheyne terug naar zijn ouderlijk huis in Edinburgh om daar tot rust te komen. Deze droefheid legde hij voor de genadetroon van God neer, waar elke christen zijn of haar zorgen mag brengen. Wat M‘Cheyne toen nog niet wist, is dat deze herstelperiode maar liefst een jaar zou duren. Omdat veel gemeenteleden bezorgd over hem waren en aangaven op de hoogte te willen blijven van zijn gezondheidstoestand, besloot M‘Cheyne om elke week een kort woord van vermaning te schrijven.

Uiteindelijk schreef M‘Cheyne, naar alle waarschijnlijkheid, tien lange brieven aan zijn gemeente in Dundee. Maar het was vooral de zesde brief die in de gemeente veel stof deed opwaaien. Want wat er in deze brief stond, hadden ze niet zien aankomen. M’Cheyne schreef dit: ‘Ik voel me een stuk beter, maar het preken is mij nog steeds verboden. […] Met het oog op deze omstandigheden heeft de commissie die de belangen van de Joden behartigt, uitgaande van de Algemene Vergadering, vandaag besloten dat uw leraar, vergezelt door dr. Black van Aberdeen en mijn geliefde vriend Andrew Bonar van Collace, de komende zes maanden op reis zullen gaan, om persoonlijk onderzoek te doen naar de verloren schapen van het huis Israëls. Zij stelt voor dat wij zonder uitstel naar het Heilige Land zullen vertrekken, en dat wij via Smyrna, Constantinopel, Polen, Duitsland en Nederland weer zullen terugkeren’.

M’Cheyne moest dus in opdracht van de kerk op reis naar Israël om onderzoek te doen naar hoe het met de joodse gemeenschap ging. Beste jongeren, misschien denken jullie: wat mooi zeg een reis naar Israël! Dat zou ik ook wel willen. Rondreizen, genieten van zon en cultuur en fijn helemaal tot rust komen. Ik begrijp je gedachte, maar toch gaat dit niet op. Toen M’Cheyne leefde was Israël een onderontwikkeld en gevaarlijk land waar veel besmettelijke ziekten voorkwamen. Er woonden maar weinig joden en de joden die er woonden werden gediscrimineerd, achtergesteld en waren hun leven lang niet altijd zeker. Daar komt nog bij dat het warme weer, zandstormen en ander ongemak ervoor zorgden dat een reis naar Israël vooral heel gevaarlijk en niet erg aangenaam was.

Maar, zo kan men zich afvragen, waarom vraagt men dan een zieke en overwerkte predikant mee op zendingsreis?! Het deputaatschap was onder andere van mening dat de reis naar en het klimaat in Palestina M‘Cheyne goed zou doen. Eigenlijk wist men niet goed wist hoe het met het land Israël gesteld was.

Maar er was nog een andere, meer fundamentele reden waarom het deputaatschap bij M‘Cheyne uitkwam. Al enkele jaren had M‘Cheyne grote belangstelling voor het volk van de joden. Zo geloofde hij vast dat zij uiteindelijk zouden terugkeren naar hun eigen land (dit is na WOII gebeurd!) en dat de Heere op Zijn tijd de joden tot de kennis van de ware Messias zal leiden. In een preek over Jes. 60:1 zei hij hierover het volgende: ‘Christus zal over dit land opgaan, de dag zal aanbreken en de Morgenster zal in hun harten opgaan. Christus zal in schoonheid en heerlijkheid verschijnen en het volk zal zich met vreugde onderwerpen aan Zijn toegerekende gerechtigheid. Zijn heerlijkheid en schoonheid zal over hen worden uitgespreid’.

M’Cheyne was er diep van overtuigd dat wie de God van Israël lief krijgt, ook het volk van de joden lief krijgt. Daarom roept M’Cheyne Gods volk meerdere malen op tot gebed voor het volk van de joden.

En zo gebeurde het dat M’Cheyne op reis ging naar Palestina. De vier reisgenoten kregen de volgende opdracht mee: ‘Verzamel informatie over de joden, hun aantallen, toestand, wat er moet gebeuren door de christelijke kerk om aan hun geestelijk welzijn bij te dragen, of er een zendingsreis gemaakt kan worden naar het land en zo ja, naar welke plaatsen deze reis als eerste gemaakt zou moeten worden’. Eigenlijk is de reis van M‘Cheyne dus een zendingsreis én een vooronderzoek te noemen.

Uiteindelijk zou het een memorabele reis worden waarvan wij, mede dankzij M‘Cheyne en Bonar, een gedetailleerd verslag bezitten. Door hun aantekeningen kunnen wij ons een goed beeld vormen van hun belevenissen. Zo was het inderdaad een erg gevaarlijke reis! Op meerdere momenten was hun leven in gevaar. Toen het gezelschap op weg was naar Galilea, kwamen zij over een weg waar de dag ervoor een reiziger was gedood door Arabieren. Twee dagen later hoorden zij dat er een joodse man was gedood op slechts twee uur reizen van de weg waarop zij reden. Daarnaast had dr. Black een zonnesteek gekregen, waarbij hij van zijn kameel was gevallen op de weg van Egypte naar Palestina. Achteraf zou blijken dat de Heere dit ongeluk tot grote zegen zou stellen. Dr. Black moest namelijk achterblijven in het plaatsje Pesth. Uiteindelijk zou dit de eerste stad worden waar de zending onder de joden vanuit Schotland begon.

Naast dit ongeluk, waar de andere reisgenoten erg van geschrokken waren, heerste de pest in die tijd in Egypte en Palestina en daarom moest het gezelschap meerdere keren in quarantaine. Daarnaast is M‘Cheyne zelf ook erg ziek geworden tijdens deze reis en moest hij zich, nadat hij zich terug had getrokken voor Bijbellezen en gebed, zo’n vijftien minuten met hand en tand verdedigen tegen twee mannen die hem wilden beroven en mogelijk nog erger. Door Gods bewarende hand overleefde hij deze aanval.

Ook werd het gezelschap geregeld lastiggevallen of zelfs vervolgd door lokale autoriteiten en door religieuze leiders ter plaatse. Toch gingen allen met vreugde en met ingespannen krachten door. Hierbij kwam vooral de grote talenkennis van dr. Black van pas. Zo was hij naast het Engels, ook het Latijn, Frans, Italiaans, Duits, Jiddisch en Roemeens machtig. Alle vier maakten ze geregeld gebruik van hun kennis van het Hebreeuws wat ze tijdens de studie theologie hadden geleerd. Al snel kwamen ze erachter, en dit behoorde ook tot hun latere aanbevelingen, dat het ook wel handig was om kennis te hebben van het Aramees en het Syrisch. Uiteindelijk heeft deze reis van M‘Cheyne en zijn reisgenoten ertoe geleid dat er in 1885 Schotse zendelingen naar Palestina vertrokken.

Niet lang nadat de groep predikanten de terugreis had aangevangen, werd M‘Cheyne zeer ernstig ziek. Vermoedelijk kwam dit omdat hij in Beiroet op bezoek was geweest bij een jonge man uit Glasgow die een koortsziekte had. Desondanks raadde een dokter M‘Cheyne aan om toch aan boord te gaan van het schip, omdat hij dacht dat de zeewind hem goed zou doen. Het tegendeel zou blijken, want toen het schip in Cyprus aankwam, nam de koorts zo toen dat M‘Cheyne zelfs enkele uren buiten kennis raakte. Tegen veler verwachting in richtte de Heere M‘Cheyne weer op uit zijn ziekbed. Zijn diensttijd in het Koninkrijk van God hier op aarde zat er nog niet op.

De bewaring van M‘Cheyne was niet het enige wonder van de Heere. Tijdens de afwezigheid van M‘Cheyne had een andere jonge predikant van vierentwintig jaar oud, William C. Burns, tijdelijk het werk in de gemeente van Dundee op zich genomen. Het was onder zijn prediking dat op 23 juli de grote opwekking in Kilsyth plaatsvond. Een opwekking is een krachtige werking van de Heilige Geest waarbij Gods volk opnieuw bevestigd wordt in hun staat en onbekeerden de toekomende toorn gaan ontvluchten.

De opwekking in Kilsyth was het begin van krachtige werkingen van de Heilige Geest in delen van Schotland. Toen ds. Burns in augustus in Dundee begon met preken, herhaalde zich deze krachtige werking van de Heilige Geest. Tranen stroomden van de gezichten van velen. Sommigen vielen op de grond en riepen huilend om vergeving. Vele weken werd er elke avond kerkdienst gehouden. De hand van de Heere was over Dundee en een grote, bevreesde mensenmassa vulde de kerk.

Ondertussen was het reisgezelschap van M’Cheyne in Hamburg aangekomen. Hier wachtte hen een grote verrassing. Zij konden hun ogen bijna niet geloven toen ze in de kranten vernamen dat er een opwekking in Schotland gaande was en dat ook Dundee hierin was betrokken. Zonder dat zij dit wisten, had de Heere Zijn wijngaard bezocht. M‘Cheyne schrijft hierover: ‘Is het geen bijzondere aanleiding tot vreugde en erkentelijkheid in deze omstandigheid, dat God dit uitvloeisel van Zijn Geest in hetzelfde jaar geschonken had, als waarin de Schotse kerk de hand had uitgestrekt om vrede en heil aan Israël te verkondigen?’

Toen M‘Cheyne in november aankwam in Dundee, trof hij een compleet andere stad aan dan hij gewend was. Een diepe indruk van de eeuwigheid was in de gemeente neergedaald. In de eredienst ervoeren de gemeenteleden dat ze een ‘aanwezige God’ grootmaakten, zo schreef M‘Cheyne. En toen M‘Cheyne kort hierna een hagenpreek hield in Dundee en er een zware regenbui over de gemeente trok, bleven allen stokstijf staan totdat de preek voorbij was. Er lag beslag en de mensen lieten geen gelegenheid voorbijgaan om het Woord te horen. Het Woord wat spreekt van schuld, zonde én vergeving.

Maar hoe dankbaar M‘Cheyne ook was, hij wilde vruchten zien op de prediking. Tranen en berouw zijn niet genoeg. Een waar verlangen naar volledige heiligheid is het beste teken dat iemand wederom geboren is, aldus M‘Cheyne. Het is vertroostend dat M‘Cheyne door Gods genade mocht ervaren dat de Heilige Geest inderdaad een opwekking had geschonken in de gemeente en daarbuiten.

Hoewel M‘Cheyne nog jong was toen deze opwekking plaatsvond, merkte hij dat zijn bediening op een einde aan ging lopen. Hij zei hierover het volgende in een preek: ‘Ik verwacht niet lang te zullen leven. Een andere predikant zal deze kudde gaan leiden, een andere voorzanger zal de lofzang inzetten. Er is geen geloof, geen berouw, geen bekering in het graf. Nu is het nog genadetijd. Ach, mijn vrienden, in de hel wordt niet gepreekt. Gebruik elk moment om Hem te zoeken nu het nog kan!’

Op 12 maart preekte M’Cheyne voor het laatst in zijn geliefde gemeente over Rom. 9:22-23. De dinsdag erna voelde hij zich ziek, maar ging toch voor in een trouwdienst. Daarna sprak hij nog voor een groep kinderen over de goede Herder. Dit was zijn laatste publieke verschijning. Die avond overviel de koorts hem. Na een week brandende koorts gehad te hebben, kreeg hij op dinsdag 21 maart een delirium. Zijn laatste woorden waren: ‘Deze gemeente, Heere, dit volk, deze gehele plaats!’

Op zaterdag 25 maart 1843 werd Robert Murray M‘Cheyne bevordert tot hoger heerlijkheid en kwamen de woorden van zijn lied ‘I am a Debtor’, ‘Ik ben een schuldenaar’ eindelijk uit: Als ik voor Uw heil'ge troon, sta in 't bruidskleed van Uw Zoon; als ik U volmaakt mag zien, mateloos mijn liefde biên, dan eerst dank ik en erken, wat ik U verschuldigd ben.

Gemeente, beste jongeren, zo eindigde het veelbewogen leven van ds. R.M. M’Cheyne. Ik hoop dat u en jij iets hebben geleerd over zijn werk en leven en dat u en jij de lessen uit zijn leven nog eens zal overdenken. Dit alles in biddend opzien tot HEERE, want de God van Israël, de God van M’Cheyne leeft nog! Wat is het een voorrecht dat we mogen weten dat de God van M’Cheyne Dezelfde is en blijft, ook in het seizoen 2023-2024 wat aangebroken is. Of u nu vanavond geluisterd hebt als leidinggevende, ouder, ambtsdrager of als kind of jongere: Wie het alleen van Hem verwacht, zal niet beschaamd uitkomen.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22