À Brakelkring, avond 29
De duivel is een mensenmoordenaar van den beginne. U moet weten en erop letten dat de duivel vanaf het moment dat u zelfs maar aan bekering denkt, hij zijn listen en boosheden te werk stelt om dit te verhinderen. Als dit niet lukt, zal hij proberen u te kwellen en te kwetsen, zodat u niet vrolijk en heilig zal kunnen leven. Daarom moet de gelovige hem leren weerstaan. Het is nodig dat u zijn listen en werkingen kent om minder gekwetst te worden en des te dapperder te strijden.
De duivel neemt doorgaans een van de volgende drie gedaanten aan: een engel des lichts, als duivel of verborgen, waardoor het lijkt dat wij het zelf waren. Onder de laatste gedaante is hij het meest schadelijk.
Als engel des lichts kan de satan bijvoorbeeld goede zaken aanreiken, zoals een mooie Bijbeltekst, of een paar vroegere aangename ondervindingen en zal proberen u daarover te doen peinzen. Maar dit is met een slechte bedoeling, om bijvoorbeeld het gepredikte woord onopgemerkt voorbij te doen gaan. Of door een mens die deugdzaam wil leven, te laten streven naar grotere en hogere dingen, om hem verdrietig, moedeloos en ongelovig te maken of juist om hem hoogmoedig te maken. Ook kan de satan proberen om mensen tot een heel nauwgezet geweten te brengen, zodat die mens zich overal stoot en in veel benauwdheid van geest wandelt of door hem te doen zien hoeveel hij tekortschiet en hem daardoor zijn staat te doen verwerpen onder voorwendsel dat zulk een leven niet met genade kan bestaan.
Soms komt de duivel als een duivel om te verschrikken. Dit geschiedt door lichamelijke verschijningen, aangrijpen, geluiden of andere manieren, hoewel dit zeldzaam is en doorgaans meer door verbeelding geschiedt, die sommigen niet weten te onderscheiden van de waarheid. Of dat hij iemand dreigt te doden of ander leed te doen, waardoor de aangevochten mens in veel angst leeft.
Meestal verbergt de duivel zich en probeert de mens wijs te maken dat hij geen hand daarin heeft, maar dat het de mens zelf is en dat zulke dingen uit zijn eigen hart voortkomen. Hiermee probeert hij het goede dat er is te bederven of tot zonden te brengen of de ziel in een verbijsterde staat te brengen.
De satan weet dat het geloof de springader van het geestelijk leven is en daarom probeert hij dat in al zijn daden te verduisteren. Zo kan hij snelle ingevingen zonder reden ingeven. Bijvoorbeeld: Is het allemaal wel waarheid? Is het geen inbeelding? Zo probeert hij van vluchtige atheïstische gedachten tot gericht atheïsme te brengen. Wacht u er daarom voor acht te geven op de eerste vluchtige ingevingen, maar laat ze voorbij vliegen en ga voort en op het Woord aan.
De satan kan ook iemands staat in twijfel trekken. Bijvoorbeeld: Bent u wel een kind van God? Kom, beproef u eens, goed werk kan wel getoetst worden. Dit doet de satan op tijden als men gerust door het geloof leeft of op momenten als men het minst in staat is over zichzelf te oordelen. En komt men dan tot het beproeven of het fundament eigenlijk wel gelegd is, dan doet hij zijn best om het goede te verduisteren en de verdorvenheden op het helderste voor te stellen, waardoor hij de gelovige wil wijsmaken dat die zichzelf bedrogen heeft, dat het slechts hersenwerk is, dat hij een tijdgelovige, een geveinsde is. Luister niet naar deze te binnen schietende gedachten.
De boze kan ook een lichamelijke kruis zwaarder voorstellen dan het is. Dan doet hij net alsof dit de gelovige in Gods toorn overkomt en niet in Zijn gunst. Dat het door iemands zonden komt en dat dit slechts het begin is van de eeuwige verdoemenis. Sla zulke ingevingen af, neem uw kruis op en volg Jezus en houdt u aan de belofte van ondersteuning en van een goede uitkomst.
Omdat de duivel weet hoeveel kracht, troost er is in het gebed, probeert hij alles om u van het gebed af te houden of u daarin te verontrusten. Zo geeft hij zoveel ander werk als hij kan. Of hij stelt het gebed voor als zo’n zwaar werk, dat het niet te doen is, dat u totaal onbekwaam daartoe bent, dat u op dit moment in een al te zondige staat bent, dat u nog wat wachten moet totdat u meer bekwaamheid heeft. Of hij houdt u met grote nadruk de krachteloosheid en vruchteloosheid van het gebed voor. ‘U hebt geen juist beeld van uzelf, u ziet uw zondigheid en onwaardigheid niet en u bent niet zo nederig en verbrijzeld als een bidder moet zijn. U hebt geen ernst tot de zaken die u begeert, of in ieder geval niet zulke heilige bedoelingen als tot het gebed vereist worden. Houd er daarom maar mee op.’
Houd het oog gericht op Gods beloften en bedenk altijd dat God niet om de waardigheid van het gebed, maar op het gebed hoort als een door Hem geboden middel.
Soms is de duivel bezig om vele andere gedachten in te werpen, terwijl men in gebed is. Ook probeert hij onze ziel in een jachtige gesteldheid te brengen, als er iets te doen was dat niet wachten kon. Hij wakkert zorgelijkheid in het hart aan en stelt plotseling zaken voor ogen waar men in lange tijd niet aan dacht. Ken ook deze list en sla die af als niet belangrijk.
Ook in de kerk en tijdens de sacramenten zal de satan u aan proberen te vallen. Denk er aan: u hebt dan te strijden en een overwinning te bevechten.
Omdat de duivel weet dat de heiligmaking zo beminnelijk is voor u en zo bijzonder tot Gods eer en stichting van de naaste, legt hij overal lagen om daarvan af te houden, bijvoorbeeld door voor te houden dat u het allemaal doet om van de mensen gezien te worden. Ken zijn boosheid, let niet op zijn ingevingen, maar ga voort en doe de deugd maar gebrekkig, zo goed als u kunt en de Heere zal u daarin sterker maken.
De duivel is niet tevreden met u in het goede te verhinderen en het te bederven, maar hij tracht u tot allerlei zonden te brengen. Hij gebruikt hiervoor duizend middelen en listen. Zo kan hij proberen u tot ledigheid te brengen, omdat dit kan leiden tot zonden. Vaak begint hij met kleine dingen, die in het begin niet als zonde overkomen. Als de ziel in die kleine zonde toegeeft, dan raakt ze van haar gevoeligheid en van de tere vreze Gods af. Vervolgens port hij aan tot grote zonde en dan vooral tot die waartoe uw geaardheid het meest genegen is. Het is waar, hij kent het hart niet, maar hij heeft wel opgemerkt welke zonde u het meest bedrijft en tot welke zonde hij u al eerder het gemakkelijkst kon brengen. Hij hoort ook de belijdenis van uw zonden en zo concludeert hij daaruit uw verborgen en boezemzonden. Hij kan die zonde soms zo plotseling, en in zulke liefelijkheid voor het vlees voorstellen, dat het terstond als buskruit in brand vliegt.
Als u dan weer tot de Heere wilt komen, tot uw rust en tot de vorige gevoeligheid van hart, dan probeert de satan om u tot andere inwendige zonden te brengen, tot ongeduld, verdriet, ongeloof en wanhoop.
Soms legt de satan de mens de eeuwige verkiezing voor, en de roeping en bekering van de ene mens boven de andere en de verdoemenis van zoveel mensen om God daarvan te beschuldigen. Als de mens hierover gaat denken en God wil verdedigen, is hij in de strik gevangen. Sla daarom af, antwoord niet, want u zult daardoor in groter verwarring raken. De wil van de Heere is heilig.
In deze en dergelijke aanvechtingen verbergt de duivel zich. Het is zijn hele werk en list aan te dringen dat hij het niet is, die zulke gedachten ingeeft, maar dat ze voortkomen uit het hart van de aangevochtenen zelf en dat zulke zonden niet met genade bestaan kunnen. Dat ze daarom eeuwig verdoemd moeten worden. Maar Christus staat gereed om allen die tot het uiterste bezwaard zijn met de zonde, ook de grootste der zondaars, ook godslasteraars (1 Tim. 3:13), aan te nemen.
À Brakel roept de christen op om dapper tegenstand tegen de satan te bieden, door het overdenken van de volgende zaken:
1. Het is de wil van God dat Zijn kinderen samen een leger zouden vormen onder hun Vorst en Koning Jezus, om te strijden tegen de duivel en zijn engelen.
2. Zien wij op de aard van deze vijand, hij heeft een dodelijke haat tegen onze lieve Heere Jezus en tegen allen die Hem aanhangen en in het bijzonder tegen u. Hij is listig, hij is wreed, hij is onvermoeid u een voordeel af te nemen, om u te kwetsen en in uw loop te stuiten. Dit moet uw haat tegen hem weer opwekken (Ps. 139:21-22).
3. Het is een schande en schaamte als u zich door hem laat overwinnen door achteloosheid, ongelovigheid, door opvolgen van die begeerlijkheden waartoe hij u in beweging zet en aanport.
4. De duivel is een overwonnen vijand en daarom is de overwinning zeker.
Blijf dicht bij veldoverste Jezus, schuil bij Hem en grijp Zijn sterkte aan, en strijd door Zijn kracht. Bid zonder ophouden: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Hoofdstuk 53 Over de kracht van de verdorvenheid
Onder de oorzaken van de verachtering is de overgebleven verdorvenheid de krachtigste. Net zoals in het natuurlijke leven, is het ook in het geestelijke leven normaal dat een gelovige groeit en dat het zeer verschillend is per persoon hoe dit plaatsvindt. Soms zijn er veel tegenslagen en vermindert de ziel in sterkte. Een van die oorzaken is de verdorvenheid, waarover dit hoofdstuk schrijft.
De verdorvenheid kwelt en krenkt de gelovigen zeer. Dat weten we uit de klachten van de heiligen, zoals van Paulus in Rom. 7:23-24 ‘Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet van mijn gemoed, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. Ik ellendig mens!’
Op verschillende plaatsen in de Bijbel lezen we dat gelovigen de kracht van de verdorvenheid in zich belijden en bidden om daarvoor bewaard te worden (Ps. 19:14 ‘Houd Uw knecht terug van trotsheden, laat ze over mij niet heersen’). Ook staan er waarschuwingen in Gods Woord tegen onze verdorvenheid.
De strijd tussen vlees en geest blijf dus in de wedergeborene niet uit. De oude mens blijft parten spelen, al heerst deze niet meer in hen. Stel je een man voor die een kind wat sneller wil lopen, tegen zijn wil in op de arm neemt. Het kind verzet wel zijn voeten, maar niet om te lopen maar om niet te vallen, en iedere stap is tegenspartelen. Zo is het ook met de geest, als hij door de kracht van de verdorvenheid overmand wordt.
Soms echter krijgt de verdorvenheid meer kracht en behaalt ze meer voordeel over het vlees. Dit wordt veroorzaakt doordat:
1. God Zijn gewone invloed wat intrekt om de mens te beproeven, vernederen, hem Jezus dierbaarder te maken en zich te meer aan de sterkte van de Heere vast te klampen.
2. Specifieke gelegenheden, zoals vrees voor het leven, eer of goed, zich voordoen en de mens verleiden tot deze of gene zonden.
3. Het gestel van het lichaam veranderd is, waardoor een mens meer geprikkeld wordt tot bepaalde zonden.
4. De duivel meer ruimte krijgt om weer op nieuwe manieren zijn aanvallen los te laten.
De gevolgen van de buitengewone kracht van de verdorvenheid zijn zondig, droevig en gevaarlijk. Want de verdorvenheid werkt op alle vermogens van ziel en lichaam: verstand, wil, lusten en gedachten. Denk bijvoorbeeld aan Jak. 1:14-15 ‘Een ieder wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerlijkheid, afgetrokken en verlokt wordt. Daarna de begeerlijkheid ontvangen hebbende, baart zonde, en de zonde voleindigd zijnde baart de dood.’
Een wedergeborene is voor geen enkele zonde volstrekt veilig. Altijd zullen begeerten opborrelen, dagelijks zal hij in vele struikelen. Of dat nu komt door achteloosheid of door een onverwachte aanval. Dat kunnen zowel verborgen als grotere zonden zijn die door een rechter strafbaar geacht worden. Ook als men Christus tot verzoening aangenomen heeft, de betreffende zonde betreurd en tegen die zonde vast besloten is en het lijkt alsof die zonde overwonnen is, kan het gebeuren dat men er opnieuw in valt. We zien hier voorbeelden van in de Bijbel, denk aan Abraham, Izak, Lot en Petrus. Er is in het Woord ook geen belofte dat iemand die in de zonde, waarin hij eens gevallen is, niet opnieuw zal vallen.
Je zou kunnen denken dat zo iemand dus niet bekeerd is. Maar À Brakel schrijft dat het onderscheid hem erin zit dat de wedergeborene eronder kwijnt, zoekt en bidt om verzoening, om Jezus weer aan te nemen tot rechtvaardigmaking én heiligmaking en weer zoekt te wandelen in de vreze Gods. Waar ware genade in het hart is, dan zullen de volgende zaken zich in hem in meerdere of mindere mate vertonen:
1. De verdorvenheid heeft niet een zodanige kracht tot alle zonden. Bovengenoemde strijd gaat vooral om de boezemzonden waarmee ze telkens aangevallen worden. Ze verzetten zich tegen andere zonden (zoals gelegenheden en prikkelingen) door gemeenschap met God, door de vreze Gods, door de liefde tot de wil van God, zodat zij niet open staan voor allerlei zonden.
2. De verdorvenheid heeft niet altijd de kracht tot die boezemzonde, maar het geestelijke leven dat daartegen strijdt, heeft dikwijls de overhand, richt het hoofd uit de gebreken op, slaat de verzoekingen namelijk af, ontloopt de gelegenheden en al biddend en de sterkte van de Heere aannemend en zich dichtbij de Heere houdend, gaat men al langzaamaan met voorzichtigheid en vreze voort, en soms wordt men een tijd voor die zonden bewaart.
3. Het doet verdriet als de verdorvenheid de overhand heeft, het geeft hartzeer en dat is een verschil met een onbekeerde die er blij en vrolijk onder kan zijn. Ze zijn verdrietig omdat ze door die zonden de gemeenschap van God moeten missen, de vrede en het gevoel van verzoening moet ontberen, in het geestelijk leven verzwakt en de Heere op hun post niet kunnen verheerlijken.
Uit deze kenmerken kun je opmaken of de zonde nog heerst in je of niet. Als de zonde nog de overhand heeft, ben je in een onbekeerde staat en dat zal – als u erin blijft – tot de eeuwige dood leiden. Laat het u opwekken om voordat het te laat is, de toekomende toorn te ontvluchten door u snel te bekeren en door te geloven in Christus, omdat Hij u nog wordt aangeboden.
Als u ziet dat de zonde niet in u heerst, maar dat er geestelijk leven in u is, dat tegen de verdorvenheid strijdt, al delft het vaak onderspit, erken dan de genade van God, wees er dankbaar voor, verblijdt u erover en laat het een middel zijn om met nieuwe moed tegen de verdorvenheid te strijden.
Hoofdstuk 54 Over de geestelijke duisternis
In de wedergeboorte wordt de mens getrokken uit de duisternis tot het licht. Hij krijgt verlichte ogen van het verstand en ziet onzichtbare zaken. Dit licht van de Heilige Geest schijnt in het hart en doet het licht schijnen op Jezus Christus. Het licht verblijdt het hart, verwarmt de ziel en doet haar in liefde branden, het verandert en heiligt de hele mens. Het is het verlangen om steeds meer in het licht in te gaan, niet meer alleen te leven door geloven, maar door aanschouwen. Soms wordt het licht echter beneveld en is het donker. Deze geestelijke donkerheid is niet hetzelfde als die van onbekeerden die nog totaal blind zijn. Maar deze geestelijke donkerheid is een ziekte van de ziel van iemand die voortgang in het christendom gemaakt heeft, in wie door het missen van de gewone verlichtende invloed van de Heilige Geest, en de duisternis van de overgebleven oude natuur, het licht dat in hem is, zo beneveld en bedwelmd wordt, dat hij de geestelijke dingen die hij tevoren als van nabij zag, nu slechts als een verre schemering ziet.
Het komt in de Bijbel op verschillende plaatsen terug dat er zulke perioden van geestelijke duisternis kunnen zijn. Jesaja geeft raad aan mensen die in zo’n staat zijn: ‘Wie is er onder ulieden, de den HEERE vreest, die naar de stem Zijns Knechts hoort? Als hij in de duisternissen wandelt, en geen licht heeft, dat hij betrouwe op de Naam des HEEREN, en steune op Zijn God.’
De oorzaken van zulke perioden zijn heel verschillend. De Zon der Gerechtigheid die wijkt of de verlichtende stralen van de Heilige Geest die worden ingehouden. Of de duivel die rook van dwalingen of afleidingen inbrengt. Of door zonden bij de gelovige zelf, of dat men zich laat beschijnen door lichten anders dan waar God Zijn kinderen gewoonlijk mee leidt.
Deze geestelijke duisternis brengt de gelovigen in een verdrietige en zondige staat, met alle gevolgen van dien. Er worden er diverse concreet benoemd.
Omdat deze staat zo schadelijk is, moeten we erop toezien dat we er niet in komen. Een aantal raadgevingen aan het slot van dit hoofdstuk: Wees alert op de oorzaken waardoor men in geestelijke duisternis komt. Waardeer het licht dat u hebt. Verblijd u dat u God in Christus, als de weg van de zaligheid kent en het Woord in geestelijke zin mag verstaan, omdat u zovelen ziet dit dat licht niet hebben. Geef acht op het licht dat schijnt in het Woord. Richt uw gang daarnaar en wandel erin: ‘Wandelt terwijl gij het Licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange.’ (Joh. 12:35)
Als je toch in een staat van duisternis komt, sta er dan naar daaruit verlost te worden. U overkomt niets vreemds, maar blijf er niet in. Wees niet teleurgesteld als het niet gelijk zo licht wordt als het was, de Heere wil er lessen door leren. Blijf dichtbij het Woord, al verschaft het nog geen blijdschap en warmte, het is voldoende om richting te geven. Houd vast aan de tijd van oefening, dan zult u in licht toenemen. Handel en wandel in eenvoud naar de Schriften, begeef je niet tot redeneren met je natuurlijke verstand. ‘Indien gij in Mijn Woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen. En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.’ (Joh. 8:31-32)
Hoofdstuk 55 Over de geestelijke doodsheid
Zoals de gelovigen aan veel veranderingen onderworpen zijn, zo geldt dat ook voor de levendigheid of de doodsheid van hen. Het is een feit dat gelovigen soms in een staat van doodsheid komen. Denk dan aan Bijbelse voorbeelden van zaken als verstokking, slaperigheid, verharding, krachteloosheid en dorheid. Bijvoorbeeld in Hoogl. 5:2 ‘Ik sliep, maar mijn hart waakte.’ Of in Ps. 38:11 ‘Mijn kracht heeft mij verlaten.’ Het blijkt ook duidelijk uit de diverse gebeden van de heiligen om levendheid, dan wordt er kennelijk ook iets van doodsheid in henzelf ervaren. Ps. 119:25 ‘Maak Mij levend naar Uw Woord.’
Er wordt in de Bijbel ook expliciet gewaarschuwd tegen doodsheid en opgewekt om eruit op te staan. Het is dus Gods weg om Zijn kinderen door doodsheid tot een levende staat te brengen.
De oorzaken zijn verschillend. Soms wordt het geestelijk duister, door de verdorvenheid van de overgebleven oude natuur. Of als het leven te weinig ‘gekweekt’ en gewaardeerd wordt.
Ongeloof is ook een belangrijke oorzaak. Ongeloof zorgt voor droefgeestigheid, dat zorgt voor lusteloosheid en maakt moedeloos en langs deze fasen vervalt men tot doodsheid. Hoe gevaarlijk is het om na te laten Christus aan te nemen en ziel en zaligheid aan Hem toe te vertrouwen.
Verkeerde opvattingen van het geestelijke leven dragen ook zeer bij tot geestelijke doodsheid. Verzuimen zich aan God te gewennen en gedurig dicht bij Hem te blijven als de enige bron van blijdschap, veroorzaakt ook doodsheid. Smeulende kolen bij elkaar geven een levende gloed; verspreid dan doven ze uit en worden ze as. Daarom is het belangrijk elkaar op te zoeken.
Vervolgens worden de aard en gevolgen van de doodsheid behandeld en verschillende nuances hiervan benoemd. De gevolgen zijn onder andere een ‘bevroren’ hart i.t.t. tot andere gevoeliger perioden, moeilijk kunnen luisteren in Gods huis, de Bijbel als dode letter ervaren i.p.v. het levendmakende Woord van God. Twijfel rondom het Heilig Avondmaal. In één woord: een jammerlijke staat, en daarom nog ellendiger omdat alle middelen voor zulke mensen krachteloos zijn, en alle mensenhulp vergeefs. Maar de Heere kent hen, ondersteunt hen in het verborgene, en zal hen eenmaal opnieuw levend maken.
De Heere wil toch middelen gebruiken als Hij een doods iemand tot leven wil verwekken. God behandelt Zijn kinderen soms zo, door ze in zo’n verzoeking te leiden om hen bekend te maken wat zij zijn, en wat zij kunnen doen als de Heere hun Zijn Geest onthoudt, om hen altijd klein en nederig te houden en de genade hoger te doen achten. Zodat ze niet te zeer van het voelbare afhankelijk zijn, maar door geloof leven, het Woord kostbaarder achten, daarop vaster te rusten en bestendiger daarop aan te gaan.
À Brakel roept op om terug te kijken naar eerder geleerde lessen van de Heere in het leven. Ook al voel je ze nu niet zoals toen, daarom zijn ze nog wel waar. Al zijn alle roerselen nu loom, traag en doods, zijn ze er dan niet evengoed? Namelijk ongenoegen over uw staat, verlangen naar levendigheid in alle geestelijke oefeningen, naar de goederen van het genadeverbond?
Beschouw en overdenk rustig de zaken die het hart weer kunnen verlevendigen, raadt À Brakel aan het eind van dit hoofdstuk aan:
1. Vergelijk de droeve staat van doodse ongevoeligheid eens met uw eerdere levendige en werkzame gesteldheid. Heb er oog voor.
2. Luister naar de kloppende en opwekkende stem van de Heere Jezus. Denk bijvoorbeeld aan Hooglied.
3. Waardeer de allerminste beweging van de Heilige Geest.
4. Houdt aan in het gebruik van de middelen, ook al ervaart u het nut er niet van. Zij zullen niet vruchteloos zijn, al merkt u het niet op. Het ondersteunt het leven nog, daardoor komen soms aangename en voelbare bewegingen. Hoor, lees, bid, zing, spreek er over, en dat als een onmachtige, geheel naakte, als een middel dat de Heere geheiligd heeft om zelf daardoor te werken, al valt het u wat zwaar, en al is het gemakkelijker voor het vlees maar verder te slapen.
Hoofdstuk 56 Over de volharding der heiligen
De volharding der heiligen, vanuit Gods kant bezien wordt ‘bewaring’ genoemd.
1. In wie iets bewaard wordt
De gelovigen zijn zij, in wie iets bewaard wordt. Omdat ze maar ten dele zijn wedergeboren, zondigen zij dagelijks. Die zonden op zichzelf, verdienen verwerping en als de gelovige aan zichzelf wordt overgelaten, heeft hij geen kracht om zichzelf en het geloof en het geestelijk leven in zich te bewaren. Ze zouden bezwijken als vijanden van buiten af hen aanvallen. Toch worden ze bewaard, door een kracht die van buiten komt, zoals in 1 Petrus 1:5 staat: ‘Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid.’
2. Wat in hen bewaard wordt
Het geestelijk leven en geloof wordt in hen bewaard. De gelovige kan in onmacht vallen, zodat het geestelijke leven voor een tijd totaal geen uitwerking heeft, maar het leven zelf (de vereniging met Christus) blijft er en kan er nooit uitgaan.
3. De oorzaak die bewaart, de middelen en waardoor
De enige oorzaak is de almachtige en getrouwe God. God kan en wil het geestelijk leven in hen bewaren. Zoals blijkt uit Joh. 6:39 ‘Dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar het opwekke ten uitersten dage.’ God geeft hier middelen voor en het gebruik hiervan wil Hij zegenen. Onderwijzing en besturing door Zijn Woord, vertroostende en levendmakende beloften, opwekkende vermaningen, bestraffende bedreigingen, kastijding, verzegeling door de sacramenten en het gebruik van de sleutels als zij geheel ontspoord zijn.
4. Het doel waartoe
Het doel waartoe is de zaligheid. Het uiterste doel wat God betreft is het bewijzen van Zijn goedheid, lankmoedigheid, getrouwheid, onveranderlijkheid, wijsheid en macht.
Tegen de leer van de volharding der heiligen bestaan ook bestrijders. Maar À Brakel benadrukt nog eens dat wij ontkennen dat afval van de heiligen bestaat en belijden dat het geestelijke leven wat het wezen betreft altijd in de gelovigen blijft. Ook al zouden de uitwerkingen voor een tijd meer of minder belet kunnen worden, zij zullen zeker tot de zaligheid gebracht worden.
Bewijs 1: bijzondere tekstplaatsen in de Bijbel
Het wordt onderbouwd met diverse Bijbelteksten, die vervolgens weer met uitvluchten ‘aangevallen’ worden en eveneens weer weerlegd worden.
In Ps. 37 staat bijvoorbeeld heel direct dat de rechtvaardige die valt, niet weggeworpen zal worden omdat de Heere hem ondersteunt en voor vallen bewaart. En in Mat. 24 staat dat er verdrukkingen en verleidingen de uitverkorenen zullen overkomen, maar het is onmogelijk dat ze totaal afgetrokken zullen worden, want hun staat is vast. Ook uit Romeinen 8 kun je afleiden dat geen schepsel of gebeurtenis de liefde uit de uitverkorene kan wegnemen die zij tot God en Christus hebben en God en Christus tot hen. En in 1 Joh. 3:9 staat ware wedergeborenen niet kunnen zondigen, omdat het zaad van God in hen is en blijft en zij uit God geboren zijn. Ze kunnen wel struikelen, maar zondigen betekent heel onder de heerschappij van de zonde zijn en daar zijn ze van verlost.
Bewijs 2: de eeuwige verkiezing
Dit besluit van de alleen wijze en almachtige God is onveranderlijk, zoals blijkt uit bijvoorbeeld Rom. 9:11 …Opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, (vast) bleef. En 2 Tim. 2:19 Evenwel het vaste fondament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die de Zijnen zijn; en: Een iegelijk, die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. De Heere kan Zijn besluit niet veranderen, omdat Hij onveranderlijk is (Mal. 3:6).
Bewijs 3: de kracht van Christus’ voldoening, voorbidding en bewaring
De voldoening van Christus is volmaakt, zowel voor de erfzonden als de daadwerkelijke zonden die begaan worden tot aan de dood. Door Zijn voldoening is God met Zijn uitverkorenen verzoend. ‘Wij, vijanden zijnde, zijn met God verzoend door de dood van Zijn Zoon.’ (Rom. 5:10) Zij zijn in Christus voor eeuwig volmaakt en rechtvaardig. Het voorbidden van Christus kan ook niet afgeslagen worden, omdat het gebeurt door de kracht van Zijn voldoening. Ze hebben in Hem een Voorspraak bij de Vader. Als Christus voor hun bewaring en zaligheid bidt, en Christus altijd verhoord wordt, dan zullen zij niet afvallen. De bewaring van Christus is zeker. ‘…Niemand kan ze uit Mijn hand rukken’ (Joh. 10:28).
Bewijs 4: de werking van de Heilige Geest
De Heilige Geest blijft bij hen in alle eeuwigheid, zoals staat in Joh. 14: 16 Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in eeuwigheid. De Heilige Geest is een onderpand voor hun zaligheid. Éf. 4:30 En bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door Welke gij verzegeld zijt tot de dag der verlossing.
Bewijs 5: de onveranderlijkheid van het verbond
Jes. 54:10 Bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen. Vanuit Gods kant kunnen we ons nog wel voorstellen dat het onverbrekelijk is, maar mensen kunnen het toch verbreken? Het is een genadeverbond, waarbij door de mens niets als voorwaarde beloofd wordt. God doet echter altijd wat Hij beloofd. Op diverse plaatsen in de Bijbel is dit terug te zien.
Er worden vervolgens zeven tegenwerpingen behandeld, die de leer van de volharding der heiligen aanvallen, maar gelijk ook weer worden weerlegd. We laten dit nu verder liggen.
Tot slot
De volharding der heiligen is een sterke troostbron. Als de gelovige verzekerd is dat hij in de kracht Gods bewaard wordt, dan kan hij zich verblijden en opgewekt worden in de liefde, jagend naar de prijs van de roeping Gods die boven is. Het is een troost tegen geestelijke verlating, tegen aanvechting, tegen de wereld en de zonde, tegen de zwakheid van het geloof en tegen de vrees voor de dood. Een greep uit de geciteerde teksten die deze troostbronnen onderbouwen:
Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten; maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen. In een kleine toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij over u ontfermen. (Jes. 54 7-8)
De God des vredes zal de satan welhaast onder uw voeten verpletteren. (Rom. 16:20).
Ik weet, Wie ik geloofd heb; en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is mijn pand, bij (Hem) weggelegd, te bewaren tot die dag. (2 Tim. 1:12)
Naast een troostbron is het ook een dringende rede tot heiligmaking. De vaste hoop en zekere verwachting van de zaligheid is een krachtige aansporing tot heiligheid.
Erken daarom de vastheid van je staat en je zult je verwonderen over alles in God. Wees bemoedigd in alle moeilijkheden, vertrouw op de Heere Die het zal voleinden. Wees moedig in de strijd, steunende op de veilige bewaring van God, weersta de duivel en hij zal van u vlieden.
Weest standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere. (1 Kor. 15:58).