À Brakelkring, avond 30

Door: C.A.A.M. Schulenburg-Heijboer

Hoofdstuk 57 Over de dood en de staat van de afgescheiden ziel
Alle mensen moeten sterven. Hebr. 9:27: “Het is de mens gezet, eenmaal te sterven, en daarna het oordeel.” De mens moet niet alleen sterven, maar tussen zijn geboorte en zijn sterven is maar slechts maar een klein tijdje. “Weinig en kwaad zijn de jaren van mijn leven geweest” (Gen. 47:9).

Er is een groot verschil tussen het sterven van de goddelozen en van een gelovige. De goddelozen komt de dood over als een schuldeiser, en als straf vanwege de zonden, en zij worden door deze heengezonden naar de eeuwige dood (Rom. 6:23). De gelovigen komt de dood ook wel over omwille van de zonde, maar alleen als een kastijding, omdat de Heere Jezus alle straf van hun zonde heeft gedragen, en hen daarvan verlost. En de dood is hun een doorgang tot het eeuwige leven. Openb. 14:13: “Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven van nu aan”.

Omdat alle mensen sterven moeten, moet dit ons aanzetten om iets te doen.

1. Wat de godzaligen betreft. Men moet hen goed doen, want zij zullen er niet lang zijn. Christus heeft er behagen aan dat men Zijn leden goed doet. En als zij vóór u komen te sterven, dan zullen zij u, als u sterft, verwelkomen in de eeuwige tabernakelen. Let nauwkeurig op hun deugden en hoe zij zich gedragen; tracht hen na te doen en stel hen uw vragen die u heeft.

2. Wat de onbekeerden betreft. De Heere geeft u gelegenheid om een middel te zijn tot bekering van onbekeerde familie, vrienden en bekenden. Treed niet meer in de voetstappen van Kaïn, door te zeggen: “ben ik mijns broeders hoeder?” Heb deernis met hen en grijp hen uit het vuur terwijl zij nog leven, voordat het te laat is. Misschien mocht u een middel zijn tot hun bekering en zaligheid. En als zij niet naar u zouden willen horen, dan zult u een bevredigd geweten houden, en God zal door u verheerlijkt worden.

3. Wat u zelf betreft: Bent u godzalig, verblijd u er over dat aan dit ellendige leven een einde zal zijn en dat de dood u in een blij leven zal brengen. Het is waar, de dood in zichzelf is verschrikkelijk, maar hij is tegelijk zeer nuttig. Hij snijdt alle droevig en zondig kruis in één keer af en brengt de ziel over in een tevoren nooit recht bevatte gelukzaligheid.

Bent u alsnog onbekeerd? Bekeer u dan haastig! U bent op de brede weg naar de hel. En u gaat sterven. U zult hier niet lang zijn, morgen is het misschien met u gedaan. Alle pleziertjes moet u dan achterlaten. Dan zult u ondervinden wat u nu niet gelooft: Spr. 1:24-29: “Omdat ik geroepen heb, en gij geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; en heb al Mijn raad verworpen; en Mijn bestraffing niet gewild; zo zal Ik ook in uw verderf lachen; Ik zal spotten, wanner uw vrees komt (etc.)” Daarom dan “heden als gij de stem des HEEREN hoort, verhardt uw hart niet”.

Als alle mensen sterven, hoe noodzakelijk is het dan om u op de dood voor te bereiden.

1. De Heere zegt tot u: “Geeft bevel aan uw huis, want gij zult sterven en niet leven”. Ik zeg niet: Maak u gereed om morgen te sterven, want het zou kunnen dat u de morgen niet haalde, maar dat in deze nacht uw ziel van u genomen werd.

2. Zo onzeker als de tijd van het sterven is, zo ook de wijze waarop. Het zou kunnen dat u onverwacht uit dit leven weggerukt wordt en met veel pijn en benauwdheid te kampen heeft, zodat u niet één rustige gedachte tot God zult kunnen hebben.

3. Aan het sterven hangt het allemaal. Zoals de boom valt, blijft hij liggen. Sterft u onbekeerd, de ziel gaat naar de hel. Sterft u bekeerd, de ziel gaat terstond naar de hemel in vreugde. De zaligheid hangt niet af van de gesteldheid die een gelovige op het laatste ogenblik heeft, maar hoe hij in de grond is.

4. Een late bekering is zelden een goede. God verbergt Zich doorgaans en Christus weigert doorgaans genade aan hen, die tegen alle middelen in hardnekkig zijn gebleven, en die in het volgen van hun begeerten de hele tijd van hun leven hebben verdaan. Al hun droefheid is slechts een angst voor de hel, al hun bidden om genade is slechts een opwelling van angst en vrees. Laat het daarom niet op het laatste aankomen!

5. Het is niet alleen de juiste wijsheid om te leven in een voorbereiding op de dood, maar het is ook een echt verblijdend leven. Want dan verdwijnt al de wereldse schoonheid, het kruis wordt beschouwd als spoedig te zullen eindigen, het geweten heeft vrede van binnen, de hoop op de heerlijkheid verblijdt, en men is werkzaam tot heiligmaking, en de gebaande wegen zijn in het hart.

6. Wat is het een verschrikkelijk sterven, als de genadetijd verwaarloosd is, en als men niet anders te verwachten heeft dan direct na de dood naar de hel te gaan! Wat is het zelfs voor een gelovige beangstigend als hij sterven moet in duisterheid, als men niet weet of er wel ooit genade in de ziel geweest is, als men vreest niet zalig te zullen worden. Wat is het daarentegen een vrolijk sterven als men dan sterk is in het geloof, als men zich dan verzoend weet in Christus en bekleed met Zijn gerechtigheid. Als men de hemel geopend ziet, en Jezus gereed om de ziel te ontvangen, als men nu al het beginsel van de eeuwige vreugde smaakt. Wie graag een vrolijk sterven wil hebben, moet zich veel bezighouden met de voorbereiding op zijn sterven.

Hoe moet men zich op het sterven voorbereiden?

1. Maak u op tijd los van de wereld. Gewen u er aan om alles slechts als ijdelheid, als ongenoegen, als gevaarlijk, als snel voorbijgaand te beschouwen, en in die bevrijde gesteldheid van de ziel alles te gebruiken.

2. Leer door het geloof te leven, alleen op het Woord van God steunend. Het behaagt de Heere niet Zijn kinderen hier door aanschouwen te geleiden. Als men daartoe dan al te grote begeerte heeft zonder zich te kunnen onderwerpen, en niet tevreden heeft kunnen zijn met de weg van het geloof, dan bemerkt men dikwijls als de dood komt dat men meer ontredderd is dan wanneer men zich veelal door het geloof moet staande houden.

3. Tracht voortdurend een verzoend en bevredigd geweten te hebben. U zult gedurig struikelen, maar wacht u ervoor daarin te blijven liggen en met een verward geweten heen te gaan.

4. Gewen u de dood voortdurend voor ogen te hebben, en voortdurend te leven het met merkteken van sterven.

5. Haast u om uw werk af te maken. Doe nu, wat u dan zult wensen gedaan te hebben. Hebt u geloof genoeg? Is uw hart verwarmd in de liefde? Zijn er geen zonden meer te bestrijden en te overwinnen? Etc.

Hoe gaat het met de ziel, afgescheiden van het lichaam?

De zielen van de gelovigen worden terstond na de dood opgenomen tot God, in de derde hemel, en geniet daar alles wat de mens, weer met ziel en lichaam herenigd in eeuwigheid genieten zal: het verstand is werkzaam in de rechtstreekse beschouwing van God, de wil is vervuld met de liefde, volmaakte heiligheid en onuitsprekelijke blijdschap. Maar in hoe grote mate is ons niet bekendgemaakt. Zij zijn terstond “zalig” (Openb. 14:13). Zij zijn terstond in de hemel (Luk. 16:22). En verenigd met de triomferende kerk en onder de “geesten der volmaakt rechtvaardigen,” Hebr. 12:23. De zielen van de onbekeerden blijven ook leven, behouden ook verstand en wil, maar zijn in straf en pijn, Luk. 16: 23-24. Die zijn in de “gevangenis, 1 Pet. 3:19. “Dragende de straf van het eeuwige vuur”, Judas 7.

Tegenover verschillende dwalingen, geloven wij dat de ziel van de mens na de dood een zelfstandig, levend, redelijk wezen is en blijft en de eeuwige vreugde in de derde hemel geniet, indien zij een gelovige is geweest, of de eeuwige pijn in de hel lijdt, de plaats van de verdoemden, indien zij onbekeerd is. Volgens o.a. Mat. 10:28: “Vreest niet voor degenen, die het lichaam doden, en de ziel niet kunnen doden; maar vreest veel meer Hem, Die beide, ziel en lichaam kan verderven in de hel.”

In de Bijbel staat niet één woord over het vagevuur. De Schrift kent maar twee wegen, en twee uiteinden, leven en verderf, hemel en hel. Wat voor nu kan een vagevuur hebben, waar de zonden al weg zijn? De Schrift zegt duidelijk dat de zielen van de gelovigen terstond na hun dood in de hemel komen. Als het aardse huis van onze tabernakel gebroken is, dan hebben wij de hemel, 2 Kor. 5:1.

Hoofdstuk 58 Over de opstanding der doden
Als na de dood het lichaam tot stof zal weergekeerd zijn, en de ziel in haar plaats zal bewaard zijn geweest tot op de jongste dag, dan zal ieder stofje weer tot zijn stof weerkeren, en datzelfde lichaam weer uitmaken, en de ziel zal weer met dat eigen lichaam verenigd worden, en zo dezelfde mens zijn, die hij tevoren was.

De opstanding is een werk van God, de Schepper van hemel en aarde: “Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof ze waren”, Rom. 4:17. Afgezien van Henoch, Elia en diegenen die op de jongste dag nog leven, zullen allen opgewekt worden. Deze opstanding zal van alle mensen tegelijk geschieden op de jongste dag.

Op verschillende plaatsen in Gods Woord wordt gesproken over de opstanding: “Want ik weet, mijn Verlosser leeft en Hij zal de laatste over het stof opstaan,” Job 19:25). “En velen van die, die in het stof der aarde slapen, en zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing”, Dan. 12:2.

De opstanding blijkt ook uit de rechtvaardigheid van God, die eist dat het de goeden wel en de goddelozen slecht zal vergaan. Dit gebeurt niet altijd in dit leven, daarom moet het gebeuren na dit leven: 2 Thess. 1:6-7: “Alzo het recht is bij God verdrukking te vergelden aan hen, die u verdrukken; en u, die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van de Heere Jezus van de hemel met de engelen Zijner kracht; met vlammend vuur wraak doende, enz.”

De leer van de opstanding is tot verschrikking van de goddelozen, omdat hetzelfde lichaam dat zij nu zo koesteren, en waar zij nu zo voor slaven om het tevreden te stellen, dat zij nu zo oppoetsen, eeuwig in de hel onverdraaglijke pijn zal lijden. Al de leden, die nu gebruikt tot wapens van de ongerechtigheid om de wereld en de zonde te dienen, zullen eeuwig in het vuur zijn. Een afgrijselijke staat! Onbekeerde, had u maar enige bevatting daarvan. En mocht de schrik van de Heere u bewegen tot het geloof!

De leer van de opstanding is tot vertroosting van de godzaligen. De Heere zal alle tranen van uw ogen afwissen, en zal uw vernederd lichaam veranderen, opdat het gelijkvormig wordt aan het verheerlijkte lichaam van Christus. Dan zal uw lichaam blinken als de sterren, en als de glans van het uitspansel. Uw ogen zullen zich verblijden in het zien van uw beminde Jezus, en in al dat heerlijke dat in de hemel te zien zal zijn.

Is er voor uw lichaam zo’n heerlijkheid te verwachten, gelovigen, gebruik dan nu het lichaam in de dienst van de Heere. “Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheid van dat lichaam. En stelt uw leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid, maar stelt uzelf Gode, als uit de doden levend (geworden) zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid”, Rom. 6:12-13).

Hoofdstuk 59 Over het laatste oordeel en de voleinding van de wereld
Wanneer nu alle mensen die naar het besluit van God geboren zouden worden, het bestaan en het leven ontvangen hebben, en de uitverkorenen bekeerd en bijeen vergaderd zullen zijn, dan zal de Heere op een dag die Hij daartoe bestemd heeft, alle mensen voor Zijn rechterstoel roepen en hen in het openbaar oordelen. Dit wordt het eeuwige oordeel genoemd.

Gods Woord zegt ons dit duidelijk: Pred. 11:9: “Maar weet, dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht”. Of Mat. 12:36: “Maar Ik zeg u dat van elk ijdel woord, dat de mensen zullen gesproken hebben, zij daarvan rekenschap zullen geven in de dag des oordeels.”

De Rechter is God, Die de hemel en de aarde geschapen heeft. “God is de Rechter over allen,” (Hebr. 12:23), maar het oordeel zal door de Heere Jezus zichtbaar uitgevoerd worden: Joh. 5:27: “En heeft Hem macht gegeven ook gericht te houden, omdat Hij des mensen Zoon is.”

De Heere Jezus zal komen op een wolk, in grote kracht en heerlijkheid, meer dan men zich voorstellen kan. Hij zal komen in Zijn eigen heerlijkheid en in de heerlijkheid van de Vader, en van de heilige engelen, die Hem als dienaars zullen vergezellen (Luk. 9:26, Luk. 21:27),

De duivelen en alle mensen zullen geoordeeld worden. In het oordeel is alles op te merken wat tot een openbaar en rechtvaardig oordeel behoort:

1. De dagvaarding zal geschieden door de stem van de aartsengel en van de bazuin van God, 1. Thess. 4:16. Mat. 24:31: “Staat op, gij doden, en komt tot het oordeel”.

2. De verschijning van de gedaagden zal terstond daarop volgen. Niemand zal dit oordeel kunnen ontvluchten. De Heere Jezus zal de goeden van de kaden scheiden en zal de schapen aan Zijn rechterhand, en de bokken aan Zijn linkerhand stellen. De goeden zullen Christus in de wolken tegemoet gevoerd worden, en de kwaden zullen op de aarde staan blijven (1. Thes. 4:17).

3. Het onderzoek zal daarop nauwkeurig geschieden. Alle zonden van een ieder zullen daar openbaar gemaakt worden. Alle gedachten, woorden en daden.

4. De regel, waarnaar het onderzoek geschieden zal is de wet, die God ieder mens in het hart heeft geschreven.

À Brakel geeft aan waarom hij aanneemt dat de zonden van de gelovigen ook openbaar zullen worden, maar geeft ook aan dat men elkaar hierover niet moet wantrouwen.

5. Het vonnis: Mat. 25: 34,41: “Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld. Dan zal Hij zeggen ook tot degenen die ter linkerhand zijn: gaat weg van Mij, gij vervloekten! In het eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is.”

6. Daarop zal tenslotte de uitvoering van het vonnis geschieden. De goddelozen zullen weggestoten worden in de hel, om daar tot in eeuwigheid gepijnigd te worden, maar de godzaligen zullen daarop door de Koning binnengeleid worden in de derde hemel, het paradijs van God, om daar voor eeuwig verzadiging van vreugde te hebben in de onmiddellijke gemeenschap met God.

De tijd wanneer het oordeel gehouden zal worden, is de laatste dag, als de wereld terstond daarna zal vergaan. Maar hoe lang dit nog zal duren is voor de mensen verborgen.

Hoewel de tijd verborgen is, zijn er toch verschillende tekenen in het Woord gegeven die eraan vooraf moeten gaan. Zoals de kracht van verleiding door vele ketterijen en valse profeten, de afval, vreselijke oorlogen, aardbevingen, watervloeden, hongersnoden, gruwelijke vervolgingen en verdrukkingen van de kerk, algemene zorgeloosheid en goddeloosheid, de verkondiging van het Evangelie over de gehele wereld, de openbaring van de antichrist.

Christus zal komen ten oordeel. Hij zal zeer duidelijk komen, alle oog zal Hem zien. Hij zal met een grote heerlijkheid komen. Hij zal komen als Rechter om te oordelen. Hij zal een ieder zeer nauwkeurig onderzoeken en al hun daden openbaar maken. Hij zal een uitspraak ten leven of een doodsvonnis uitspreken naar ieders werk. Dit behoorde de goddelozen de haren ten berge te doen rijzen van schrik. Want het zal een vreselijke dag voor hen zijn. Dan zullen zij zeggen “tot de bergen en tot de steenrotsen: valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht van Hem, Die op de troon zit, en van de toorn van het Lam. Want de grote dag van Zijn toorn is gekomen, en wie kan bestaan?”, Openb. 6:16-17. Bekeer u dan nu en geloof in de Heere Jezus, en u zult zalig worden. Moge de almachtige God u nu al bevende tot de Heere en Zijn goedheid doen komen, opdat u in die dag met grote vrijmoedigheid voor de Zoon des mensen mag staan, als Hij in Zijn heerlijkheid zal komen!

Maar u, gelovigen, die nu Jezus zoekt tot rechtvaardigmaking en tot heiligmaking, vreest niet voor de toekomst van de Heere. Maar verlang ernaar, zie die al reikhalzend met blijdschap tegemoet.

Dan zal onze Heere Jezus verheerlijkt worden voor het oog van alle mensen, engelen en duivelen. Die dag zal een dag van verlossing zijn. Dan zullen de goeden en de kwaden gescheiden worden. Dan zult u de rechtvaardige wraak zien over alle goddelozen en verdrukkers van de kerk. Dan zal Hij u belijden voor de engelen en alle mensen, dat Hij u liefheeft, dat Hij uw Borg is en voor al uw zonden heft voldaan, dat u een erfgenaam bent van het eeuwige leven.

Als nu de goddelozen in de hel voor eeuwig opgesloten zullen zijn en de Rechter met Zijn uiverkoren in de hemel zullen zijn ingegaan, dan zal ‘de wereld vergaan’. De hemelen en de aarde zullen door het vuur vergaan (2 Petr. 3: 7,10,12).

Nieuwsgierige vragen over de nieuwe aarde zijn niet te beantwoorden. Laten wij maar trachten een erfgenaam te zijn van God, en een mede-erfgenaam van Christus, en door de hoop op de erfenis opgewekt te worden tot een godzalige wandel, en deze aarde met al wat er in is aan de goddelozen overlaten tot hun deel. “Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is… de wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die de wil van God doet, blijft in eeuwigheid”, 1 Joh. 2: 15,17.

Hoofdstuk 60 Over de eeuwige heerlijkheid
Als de Heere Jezus het oordeel voleindigd en de goddelozen in de hel zal geworpen hebben, dan zal Hij de uitverkorenen in de eeuwige heerlijkheid binnenleiden (Ps. 73:24).

God heeft de derde hemel zelf gebouwd (Hebr. 11:10). Hij heeft dit Koninkrijk van de grondlegging van de wereld voor Zijn gezegenden bereid (Mat. 25:34).

De uitverkorenen zijn degenen die deze zaligheid deelachtig worden. Rom. 8:30: “Die Hij tevoren verordineerd heeft… deze heeft Hij ook verheerlijkt.” Het zijn de gezegenden van de Vader: Mat. 25:34: “Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk”.

In de hemel zal de één een grotere mate van heerlijkheid hebben dan de ander, al zullen alle verheerlijkten vol zijn van zaligheid. Zij allen zullen Gods aangezicht in gerechtigheid aanschouwen, en verzadigd worden met Zijn beeld, als zij zullen opwaken (Ps. 17:15).

Men zal elkaar in de hemel kennen. Daar zal niemand vreemdeling zijn of als zodanig door iemand gezien worden, want men zal het geheugen niet verloren hebben. Onkunde is zwakheid, en daar is geen onvolmaaktheid. Men zal daar met elkaar God verheerlijken.

De heerlijkheid van de kinderen van God is onuitsprekelijk groot. God Zelf, Die de Schepper van hemel en aarde is, wordt de “kunstenaar en Bouwmeester” van de hemel genoemd. Zou u al het aardse daarom niet vrolijk willen verlaten, alle lijden doorstaan, alle strijden kloekmoedig ondergaan?

Er zal in de hemel niets zijn van alles wat het lichaam of de ziel enig ongemak of onrust in dit leven aandoet. Geen duisterheid zal het verstand meer bedwelmen, geen zondigheid de ziel meer besmetten. Alle droefheid, bezorgdheid, hartzeer, verdriet en vrees zal verdwenen zijn. Het lichaam zal met heerlijkheid bekleed zijn, en “het verheerlijkte lichaam van Christus gelijkvormig worden”, Fil. 3:21.

De plaats van de hemel is onvoorstelbaar groot en vol van Goddelijke heerlijkheid. Het gezelschap zal ook zeer tot blijdschap zijn.

De zaligheid zal daarin bestaan, dat men daar gedurig bij de Heere zal zijn. Ps. 73:23: “Ik zal dan gedurig bij U zijn” en dat men God zal zien. De Heere Jezus zal naar het lichaam met de ogen van het lichaam tot volle vreugde en liefde gezien worden door alle hemelingen en dat zó, dat de volheid van de Godheid lichamelijk, duidelijk in Hem woont, zodat de afstraling van de goddelijke heerlijkheid gezien zal worden. Daar zal de verheerlijkte ziel “Gods aangezicht in gerechtigheid aanschouwen en verzadigd worden met Zijn beeld”, Ps. 17:15. Dit wandelen door aanschouwen zal zijn in liefde, in heiligheid en in blijdschap: Mat. 24:21: “… ga in, in de vreugde uws Heeren”.

Zulk een heerlijkheid en zaligheid is voor de gelovigen weggelegd. Daarom onbekeerden, streef toch naar het geloof in Christus, opdat ook die zaligheid deelachtig mag worden en de eeuwige verdoemenis zou mogen ontvluchten, die u anders te wachten hebt. Het wordt u nu aangeboden.

En u gelovigen, omdat u zo grote zaligheid te verwachten hebt, gedraag u nu als erfgenamen daarvan.

1. Acht nu alle dingen van de wereld klein en voorbijgaand.

2. Als u zulk een grote zaligheid te verwachten hebt, verblijd u dan over die toekomende erfenis.

3. Stel u deze heerlijkheid voor als uw enig doel. Het doel zet de werker in beweging, en hoe vuriger hij dat bemint, des te ernstiger is hij in het werk.

4. Spoor uzelf aan door de verwachting van deze heerlijkheid, tot heiligmaking en een hemels leven. Stel u op als vreemdelingen in de wereld, die naar hun vaderland gaan, Hebr. 11:9-10,13-16.

Vaak gelezen posts:

Tips voor het voorbereiden van een dagopening en gebed

Waar komt ‘belijdenis doen’ vandaan?, belijdeniscatechisatie Hervormd Amstelveen